ECLI:NL:RBROT:2024:11193

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
C/10/682667 / HA RK 24-657
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verkrijging van verlof tot verkoop van in beslag genomen aandelen op naam

In deze zaak heeft verzoeker, wonende in België, een verzoek ingediend bij de Rechtbank Rotterdam om verlof te verkrijgen voor de executieverkoop van in beslag genomen aandelen op naam van belanghebbende, die in Rotterdam woont. Het verzoek is gedaan op basis van artikel 474g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Tijdens de zitting op 6 november 2024 is gebleken dat de door verzoeker gevorderde bedragen niet kloppen, aangezien belanghebbende al betalingen heeft gedaan die door verzoeker zijn erkend. De rechtbank heeft verzoeker de gelegenheid gegeven om zijn verzoek nader te verduidelijken en onderbouwen, en belanghebbende mag hierop reageren via een advocaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker zijn verzoek binnen de wettelijke termijn heeft ingediend, maar dat er onduidelijkheden zijn over de hoogte van de vordering en de onderbouwing daarvan. De rechtbank heeft daarom besloten om verdere beslissingen aan te houden en verzoeker in de gelegenheid te stellen om zijn vordering te onderbouwen. Belanghebbende moet, indien hij zijn betalingsverplichtingen wil aanvechten, een executiegeschil starten met behulp van een advocaat. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten verder toe te lichten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/682667 / HA RK 24-657
Beschikking van 6 november 2024
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] , België,
verzoeker,
advocaat mr. T.H. Geukes Foppen te Amsterdam
en
[belanghebbende],
wonende te Rotterdam,
belanghebbende,
verschenen in persoon.
Partijen worden hierna genoemd [verzoeker] en [belanghebbende] .

1.De kern van het geschil

[verzoeker] heeft executoriaal derdenbeslag gelegd op aandelen op naam van [belanghebbende] in [bedrijf A] en verzoekt de rechtbank verlof voor de executieverkoop van die aandelen. [belanghebbende] is tijdens de zitting in persoon verschenen. Zijn verweer komt erop neer dat hij al betaald heeft, wat hij onderbouwt met een verklaring die ook door [verzoeker] is ondertekend. [verzoeker] heeft deze betaling erkend. Het bedrag van de door [verzoeker] genoemde vordering lijkt, gelet op voornoemde verklaring, niet te kloppen nu in de hoofdsom in het vonnis en de berekening van de totale vordering, geen rekening houden met betaalde en/of verrekende bedragen. Mede gelet op het bepaalde in artikel 21 Rv krijgt [verzoeker] gelegenheid om het bedrag van zijn vordering te verduidelijken en onderbouwen. [verzoeker] krijgt daarnaast gelegenheid om zijn verzoek om van de blokkeringsregeling in de statuten te mogen afwijken, toe te lichten. [belanghebbende] mag daarop reageren via een advocaat. In deze procedure is geen ruimte voor een oordeel of [belanghebbende] nog iets aan [verzoeker] heeft te betalen. Daarvoor moet [belanghebbende] via een advocaat een executiegeschil starten.

2.Het procesverloop

2.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 12 juli 2024, met producties 1 tot en met 4;
  • de oproepbrieven van deze rechtbank van 23 juli 2024 aan [verzoeker] , [belanghebbende] , [bedrijf A] , [bedrijf B] . (bestuurder van [bedrijf A] ), en de deurwaarder (Modero Gerechtsdeurwaarders Amsterdam B.V., t.a.v. [persoon C] ), waarin de mondelinge behandeling is bepaald op 25 september 2024;
  • de mondelinge behandeling, waarvan zittingsaantekeningen zijn gemaakt;
  • de bij de mondelinge behandeling namens [verzoeker] overgelegde aanvulling van productie 1;
  • de door [belanghebbende] bij de mondelinge behandeling overgelegde verklaring van betaling aan [verzoeker] .
2.2.
Vervolgens is beschikking bepaald.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend dat strekt tot verkrijging van verlof tot verkoop van in beslag genomen aandelen op naam van [belanghebbende] in [bedrijf A] ., gevestigd te Bodegraven (hierna: [bedrijf A] ), op grond van artikel 474g Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Hij verzoekt de rechtbank te bepalen, dat en binnen welke termijn tot verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen zal worden overgegaan en op welke wijze en onder welke voorwaarden deze verkoop dient plaats te vinden, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Bij die verkoop verzoekt [verzoeker] om af te mogen wijken van de blokkeringsregeling in artikel 4 van de statuten van [bedrijf A] .
3.2.
[verzoeker] legt hieraan ten grondslag dat hij een vordering op (onder meer) [belanghebbende] heeft op grond van een uitspraak van het Vredegerecht van het kanton Brasschaat van 14 juni 2022. Deze heeft [verzoeker] overgelegd samen met bijbehorend certificaat op grond van artikel 53 Brussel I-bis (vordering (EU) nr. 1215/2012 van 12 december 2012) van 9 maart 2013. De hoofdsom van de vordering van [verzoeker] is volgens het certificaat € 15.044,37. De totale vordering bedraagt volgens [verzoeker] inmiddels € 19.730,79. Op 26 juni 2024 heeft [verzoeker] executoriaal derdenbeslag gelegd op aandelen van [belanghebbende] in [bedrijf A] , waarbij is aangegeven dat binnen 8 dagen na het beslag informatie moet worden gegeven over eventuele eerdere beslagen op de aandelen. [verzoeker] heeft [belanghebbende] per brief van 28 juni 2024 op de hoogte gebracht van de beslaglegging. [belanghebbende] heeft aan [verzoeker] geen mededelingen gedaan over rechten die vóór het derdenbeslag van [verzoeker] zijn gevestigd. Openbare verkoop heeft volgens [verzoeker] het meeste kans op de hoogste opbrengst.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [belanghebbende] toegelicht dat hij [verzoeker] al heeft betaald. In een door hem overgelegde verklaring van betaling van 30 augustus 2022 staat (volgens [belanghebbende] ) dat [bedrijf A] in totaal € 10.500 aan [verzoeker] heeft betaald, doordat € 3.900 borg wordt ingehouden, door € 4.100 aan contante betalingen en door verrekening van € 2.500 voor stellingen en portocabines die zijn achtergelaten voor [verzoeker] . Daarin staat ook dat de betaling ziet op de schulden van de huur voor het bedrijfspand dat [bedrijf A] van [verzoeker] huurde. De verklaring is ondertekend door [belanghebbende] en [verzoeker] . [verzoeker] heeft de stroom afgesloten, waardoor [bedrijf A] ook schade heeft geleden aan haar apparaten. Volgens [belanghebbende] zijn de aandelen in [bedrijf A] niets meer waard. De activiteiten zijn gestopt na de Brexit omdat het toen onmogelijk werd nog motoren te importeren uit Engeland. Sinds 2023 is er geen jaarrekening meer opgemaakt en wordt nul ingevuld bij de aangifte vennootschapsbelasting, de aangifte loonheffingen en de btw-aangifte.
3.4.
[verzoeker] persisteert bij zijn verzoek. Tussen [verzoeker] en de namens hem aanwezige advocaten en deurwaarder is kort voor de mondelinge behandeling contact geweest waarin is besproken dat [belanghebbende] wel al iets heeft betaald, maar voor aantasting van zijn executoriale titel moet [belanghebbende] bij advocaat een executiegeschil starten. Of er nog onbekende vermogensbestanddelen zijn voor [bedrijf A] en wat de aandelen waard zijn, wordt na de verlening van het verlof wel bekeken.

4.De beoordeling

4.1.
Een verzoek tot verkrijging van verlof tot verkoop van in beslag genomen aandelen op naam moet worden gedaan binnen één maand na het exploot van beslag, met daarbij het verzoek te bepalen binnen welke termijn daartoe moet worden overgegaan. Daarbij moet zo mogelijk ook worden overgelegd de in artikel 474f Rv bedoelde mededeling van de vennootschap bij wie derdenbeslag is gelegd, over rechten die vóór het exploot al op de in beslag genomen aandelen zijn gevestigd, onder opgave van de namen en woonplaatsen van de gerechtigden (artikel 474g lid 1 Rv). De rechtbank bepaalt de wijze van verkoop en onder welke voorwaarden de verkoop en overdracht dienen te geschieden. Daarbij moeten de wettelijke en statutaire bepalingen daarover in acht worden genomen (artikel 474g lid 3 Rv). Afwijking daarvan is slechts mogelijk als in achtneming van deze bepalingen de executoriale verkoop onmogelijk zou maken (artikel 474g lid 4 Rv).
4.2.
[verzoeker] heeft zijn verzoek gedaan binnen één maand nadat het derdenbeslag is gelegd bij [bedrijf A] . Omdat [bedrijf A] en [belanghebbende] geen mededeling hebben gedaan als bedoeld in artikel 474f Rv kan [verzoeker] deze mededeling niet overleggen. Daarmee heeft [verzoeker] in beginsel aan de voorwaarden van artikel 474g Rv voldaan.
4.3.
De rechtbank kan het verzoek van [verzoeker] echter (nog) niet toewijzen gelet op artikel 21 Rv, waarin is bepaald dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [belanghebbende] namens [bedrijf A] al (een bedrag) aan [verzoeker] heeft betaald. Dit blijkt uit een verklaring van betaling van 30 augustus 2022. De in de verklaring vermelde borg van € 3.900,- komt overeen met de in het vonnis van 14 juni 2022 genoemde borg. Tijdens de mondelinge behandeling is namens [verzoeker] erkend dat [belanghebbende] al betalingen aan hem heeft gedaan.
4.4.
Als [belanghebbende] wil aanvechten dat hij nog iets aan [verzoeker] moet betalen, dan moet hij daartoe een advocaat in de arm nemen en een executiegeschil starten. [verzoeker] beschikt namelijk over een (onherroepelijke) executoriale titel. In deze verzoekschriftprocedure is geen ruimte om nog te oordelen over de gegrondheid van het daarin vastgelegde vorderingsrecht. Evenmin is er in deze verzoekschriftprocedure ruimte om te oordelen over de vraag of [verzoeker] met de verklaring van betaling van 30 augustus 2022 afstand heeft gedaan van het eventuele meerdere dat hij vanwege de huur en het vonnis van het Vredegerecht van het kanton Brasschaat te vorderen heeft (gehad).
4.5.
Dat [belanghebbende] hiervoor een executiegeschil moet starten, mocht hij zijn betalingsverplichtingen willen aanvechten, neemt niet weg dat [verzoeker] verplicht is de rechtbank volledig en naar waarheid in te lichten. Het is niet juist als een executieverkoop wordt verzocht voor betaling van een (veel) groter bedrag dan waarvoor een executoriale titel resteert. Hoewel het certificaat een hoofdsom van € 15.044,37 noemt, lijkt uit het vonnis van 14 juni 2022 te volgen dat € 3.900,- daarvan bestaat uit het inhouden van al betaalde borg, zoals overeenstemt met de verklaring van betaling van 30 augustus 2022. Daarnaast heeft [verzoeker] verschillende andere gevorderde bedragen niet kunnen onderbouwen. Zo is niet duidelijk waarom in het verzoekschrift hogere proceskosten staan opgenomen (€ 3.944,61) dan in het certificaat (in totaal € 3.839,61; zie onder 4.7.3.1 certificaat). Ook de kosten van betekening komen niet overeen met de explootkosten van de in het geding gebrachte exploten, voor zover deze aan [belanghebbende] zijn gericht. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] aangegeven dat er drie aparte certificaten moesten worden gevraagd bij het Vredegerecht van het kanton Brasschaat: één voor [bedrijf A] , één voor [belanghebbende] en één voor zijn compagnon. Voor ieder van die certificaten heeft [verzoeker] een bedrag van € 35,00 moeten betalen. [verzoeker] stelt dat hij de kosten voor alle drie de certificaten als proceskosten van [belanghebbende] kan vorderen. Onduidelijk is gebleven waarom volgens [verzoeker] van [belanghebbende] betaling kan worden gevorderd van kosten voor certificaten die zijn gericht aan anderen dan hemzelf. Ook de executiekosten zijn niet onderbouwd, anders dan de toelichting tijdens de mondelinge behandeling dat dit ziet op kosten als raadpleging KvK en RDW conform het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders.
4.6.
Het is zodoende aan [verzoeker] om aan de rechtbank onderbouwd toe te lichten voor welk bedrag hij nog een executoriale titel heeft, ten behoeve waarvan hij het gelegde beslag kan laten gelden en de executieverkoop kan verzoeken. De rechtbank stelt [verzoeker] in de gelegenheid zich hierover bij akte uit te laten.
4.7.
Het verzoek van [verzoeker] om af te wijken van de blokkeringsregeling in artikel 4 van de statuten van [bedrijf A] , heeft hij vooralsnog onvoldoende onderbouwd. Uit het verzoek volgt niet dat verzoek wordt gedaan. De rechtbank stelt [verzoeker] in de gelegenheid dit bij akte nader toe te lichten.
4.8.
Gelet op het beginsel van hoor en wederhoor stelt de rechtbank [belanghebbende] in de gelegenheid op de akte van [verzoeker] te reageren (artikel 19 Rv). De rechtbank wijst [belanghebbende] daarbij erop dat een akte een processtuk is, dat in deze procedure alleen door een advocaat kan worden ingediend (artikel 282 lid 1 jo. 278 lid 3 Rv). Als [belanghebbende] bij akte wil reageren, moet hij daarvoor eerst advocaat stellen.
4.9.
Gelet op voorgaande komt de rechtbank nog niet toe aan verdere beslissingen over de wijze van de verkoop en de voorwaarden waaronder de verkoop dient plaats te vinden.
4.10.
De rechtbank houdt alle verdere beslissingen aan.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
stelt [verzoeker] in de gelegenheid om uiterlijk 4 december 2024 een akte te nemen als bedoeld in 4.6. en 4.7.;
5.2.
bepaalt dat [belanghebbende] vervolgens vier weken de tijd krijgt te reageren op de akte bedoeld in 5.1. bij akte door een advocaat, een en ander als bedoeld in 4.8;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024.
[3718/2009]