ECLI:NL:RBROT:2024:11240

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
10939275 CV EXPL 24-4508
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht doorgevoerde loonstop en afschrijving vakantie-uren in arbeidszaak

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, stichting Argos Zorggroep. De werknemer had een leer-arbeidsovereenkomst en meldde zich ziek op 28 mei 2021. De arbeidsovereenkomst eindigde op 31 juli 2023. De werkgever voerde een loonstop door van 14 maart tot en met 31 mei 2022, omdat zij meende dat de werknemer passend werk had geweigerd. De werknemer vorderde het loon en een bedrag aan niet opgenomen vakantie-uren, maar de kantonrechter oordeelde dat de loonstop onterecht was. De kantonrechter stelde vast dat de werkgever niet voldoende had gedaan om de werknemer uit te nodigen voor re-integratiegesprekken, ondanks een deskundigenoordeel van het UWV dat het aangeboden werk niet passend was. De vordering tot betaling van het loon werd toegewezen, maar de vordering met betrekking tot de vakantie-uren werd afgewezen, omdat de werknemer zelf verlof had aangevraagd om aan haar re-integratieverplichtingen te ontkomen. De kantonrechter kende ook buitengerechtelijke kosten en proceskosten toe aan de werknemer, terwijl de wettelijke verhoging werd gematigd tot nihil. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10939275 CV EXPL 24-4508
datum uitspraak: 25 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.W. Heespelink (DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V. te Amsterdam,
tegen
stichting ARGOS ZORGGROEP,
statutair gevestigd te Schiedam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. L.J.P. Duijs, advocaat te Utrecht.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘Argos’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 2 februari 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van 28 augustus 2024 van [eiseres] , met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van Argos.
1.2.
Op 11 september 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [eiseres] , vergezeld van haar partner en bijgestaan door de gemachtigde mr. Heespelink.;
  • Namens Argos mevrouw [persoon A] en mevrouw [persoon B] (beiden HR adviseur), bijgestaan door de gemachtigde mr. Duijs
1.3.
De uitspraak van het vonnis is, na aanhouding op de rol van 11 oktober 2024, nader bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Partijen zijn op 1 september 2020 een leer-arbeidsovereenkomst aangegaan. [eiseres] volgde op basis van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs een beroepsbegeleidende leerweg voor verzorgende IG (Individuele Gezondheidszorg). De arbeidsovereenkomst is van rechtswege geëindigd op 31 juli 2023. Op 28 mei 2021 heeft [eiseres] zich ziek gemeld. In het kader van de re-integratie hebben partijen gesproken over de afdeling waar [eiseres] haar opleiding voortzet. Argos heeft over de periode 14 maart tot en met 31 mei 2022 een loonstop toegepast, omdat zij van mening is dat [eiseres] heeft geweigerd passend werk te verrichten. [eiseres] is het hier niet mee eens en vordert (na vermindering van haar eis) het loon en vaste emolumenten over de periode van 14 maart 2022 tot en met 31 mei 2022. Naast loon vordert [eiseres] een bedrag van € 4.672,59 aan 243 niet opgenomen en/of ten onrechte bij de eindafrekening afgeschreven verlofuren inclusief vaste beloningscomponenten; alsmede de wettelijke verhoging, de wettelijk rente, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
2.2.
De kantonrechter oordeelt dat Argos ten onrechte een loonstop heeft doorgevoerd, maar dat Argos wel vakantie-uren heeft mogen afschrijven. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot die beslissing gekomen is.
Het loon over de periode 14 maart 2022 tot en met 31 mei 2022
2.3.
Voor de beoordeling van dit onderdeel van de vordering is beslissend of [eiseres] geweigerd heeft passend werk te verrichten. Argos stelt dat dat het geval is, aangezien [eiseres] geweigerd heeft haar werkzaamheden te verrichten op afdeling Gaarde. Volgens Argos was het vanuit haar opleiding noodzakelijk dat zij haar werkzaamheden niet langer op afdeling Baarsweg, maar op een andere afdeling verrichtte. De werkzaamheden op beide afdelingen zijn volgens Argos vergelijkbaar met elkaar, alleen is afdeling Gaarde groter, te weten 17 bedden, terwijl afdeling Baarsweg 13 bedden telt. [eiseres] bestrijdt dat zij arbeidsgeschikt was voor het verrichten van de opgedragen werkzaamheden op afdeling Gaarde en dat die werkzaamheden passend voor haar waren. Zij stelt daarbij dat de werkzaamheden op de afdeling Gaarde veel zwaarder zijn, aangezien op die afdeling patiënten verblijven met een veel ernstigere problematiek. Naar het oordeel van de kantonrechter kan verder in het midden blijven of de werkzaamheden op genoemde afdeling Gaarde al dan niet zwaarder zijn dan op de afdeling Baarsweg. Uit het deskundigenoordeel van het UWV d.d. 25 april 2022 (productie 13 bij dagvaarding) blijkt immers dat het werk sowieso niet passend is. In het rapport staat voor zover van belang het volgende:
“(…)
4. Beschouwing passendheid van het werk
Ik vind het werk niet passend omdat in de opgedragen taken de belastbaarheid van de werkneemster wordt overschreden.
  • Het werk past wel bij de bekwaamheden van de werknemer, omdat het eigen werk betreft
  • Het werk past niet bij de functionele mogelijkheden. Omdat het mentaal te veel van werknemer vraagt.
Ik schat wel in dat werknemer geschikt is voor werk met minder mentale prikkels. Zoals werk waarbij geen of weinig omgang is met patiënten en of hulpbehoeftigen. Klant geeft zelf ook aan dat als dergelijk werk wordt aangeboden ze dit wel wil proberen.
5. Conclusie:
Het werk is niet passend”.
2.4.
Argos heeft nog aangevoerd dat de loonstop mede is toegepast, omdat [eiseres] gedurende genoemde periode van 13 maart 2022 tot en met 31 mei 2022 in het geheel niet bereikbaar was voor haar en dat zij zich in die periode volledig onttrokken heeft aan haar
re-integratieverplichtingen. Uit de correspondentie die tussen partijen gevoerd is in genoemde periode blijkt echter niet dat Argos [eiseres] heeft uitgenodigd om te praten over haar re-integratie. In de brief van 9 maart 2022 heeft Argos [eiseres] weliswaar uitgenodigd om op vrijdag 11 maart 2022 zich om 08.00 uur te melden op de afdeling Gaarde, maar aannemelijk is dat [eiseres] aan die uitnodiging geen gevolg heeft gegeven omdat zij in de veronderstelling verkeerde dat van haar dan verwacht werd dat zij op die afdeling aan het werk ging. Iets waartoe [eiseres] zich niet in staat achtte en waarin zij achteraf gelijk gekregen heeft gezien het hiervoor genoemde deskundigenoordeel. In de vervolgbrief van 14 maart 2022 heeft Argos de loonstop aangezegd, zonder dat [eiseres] is uitgenodigd om te komen praten over haar re-integratie. Nadien is het stil gebleven aan de kant van Argos, totdat zij op 23 mei 2022 [eiseres] heeft aangeschreven. Ook in die brief wordt [eiseres] echter niet uitgenodigd voor een overleg over haar re-integratie, maar is [eiseres] in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren. Van Argos had naar het oordeel van de kantonrechter verwacht mogen worden dat zij, zeker nadat het UWV op 25 april 2022 had geoordeeld dat het aangeboden werk niet passend was voor [eiseres] , haar had uitgenodigd voor een overleg over haar re-integratie. Nu dat allemaal niet is gebeurd, oordeelt de kantonrechter dat de loonstop ten onrechte is doorgevoerd en is de vordering tot betaling van het loon over bovengenoemde periode ten bedrage van € 4.695,08 bruto, welk bedrag cijfermatig niet door Argos weersproken is, toewijsbaar.
Wettelijke verhoging en wettelijke rente
2.5.
[eiseres] heeft tevens de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over genoemd bedrag gevorderd. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de datum van opeisbaarheid van iedere salaristermijn. De wettelijke verhoging wordt door de kantonrechter gematigd tot nihil, nu in de gegeven omstandigheden ook van [eiseres] meer initiatief verwacht had mogen worden om met Argos in contact te komen om overleg te plegen over haar re-integratie.
Vakantie-uren over de periode 23 februari 2023 tot en met 27 april 2023
2.6.
Vaststaat dat [eiseres] verlof heeft aangevraagd voor genoemde periode om zodoende te ontkomen aan haar re-integratieverplichtingen. Argos heeft uiteindelijk ingestemd met de verlofaanvragen en zij was dan ook in beginsel gerechtigd om de 243 uren af te schrijven van het tegoed van [eiseres] . Dat zou slechts anders zijn wanneer onomstotelijk zou komen vast te staan dat [eiseres] gedurende genoemde periode op geen enkele wijze in staat was om aan haar re-integratie te werken. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dat niet worden afgeleid uit het deskundigenoordeel van het UWV d.d. 3 augustus 2023 (productie 36 bij dagvaarding). In dat rapport wordt geconcludeerd – voor zover nu van belang:
“(…) Pas achteraf na recent gestelde diagnoses door de betreffende specialist is het aannemelijk geworden dat klant door de onzekere situatie in verband met de zoektocht naar de juiste diagnose en adequate therapie, zodanig is beslag werd genomen door haar klachten (wat ook past bij de diagnoses) dat er marginale mogelijkheden waren voor arbeid over de periode 23 februari tot 9 mei 2023.
Klant geeft aan dat zij geen contact kan hebben met de werkgever over de re-integratie. Uit contact met de werkgever heeft de arbeidsdeskundige van het UWV vernomen dat er een nieuwe contactpersoon is die laagdrempelig en zonder druk contact wilde opnemen met klant. Klant geeft aan dat zij geen vertrouwen meer heeft in de werkgever en de HR door eerdere ervaringen waardoor zij meer klachten krijgt in anticipatie op de gesprekken. Gezien het beloop en de escalatie tussen de werkgever en de werknemer (waardoor aanvraag deskundigen oordeel, second opinion en het zoeken naar de adequate behandeling) acht ik het plausibel dat klant tijdelijk niet in staat is geweest om in gesprek te gaan met de werkgever.
Zonder aandacht te besteden aan arbeidsrelatie is het dan ook aannemelijk dat klant niet in staat was om in gesprek te gaan over de re-integratie.
5. Conclusie
De re-integratie-inspanningen van de werknemer zijn voldoende. De ziektewetuitkering dient met terugwerkende kracht heropend te worden”.
2.7.
Uit dat rapport blijkt dat er voor [eiseres] in ieder geval marginale mogelijkheden waren voor arbeid in genoemde periode, hetgeen ook overeenkomt met de eerdere bevindingen van de bedrijfsarts. [eiseres] heeft er echter zelf voor gekozen om die mogelijkheden niet in te zetten en gedurende genoemde periode vakantie op te nemen. Weliswaar wordt in het deskundigenoordeel ook geconcludeerd dat het plausibel is dat [eiseres] tijdelijk niet in staat is geweest om in gesprek te gaan met Argos, doch die conclusie is verder niet onderbouwd. Bovendien is niet duidelijk wat bedoeld wordt met de daaropvolgende zin in de conclusie dat geen aandacht is besteed aan de arbeidsrelatie. Voor zover bedoeld is te zeggen dat niet onderzocht is of sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie, valt dat weer niet te rijmen met de eerdere conclusie dat er bij [eiseres] marginaal benutbare mogelijkheden zijn voor werkhervatting. Terecht heeft Argos gesteld dat de conclusie in het deskundigenoordeel met name bedoeld lijkt te zijn om de schorsing van de Ziektewetuitkering op te heffen. Kortom, naar het oordeel van de kantonrechter is onvoldoende komen vast te staan dat [eiseres] in genoemde periode totaal niet in staat was om re-integratie inspanningen te verrichten, zodat ook niet gezegd kan worden dat Argos ten onrechte vakantie-uren heeft afgeschreven. Dit deel van de vordering dient derhalve afgewezen te worden.
Incassokosten
2.8.
De incassokosten van € 625,00 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
Proceskosten
2.9.
Ondanks het feit dat beide partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, bestaat er naar het oordeel van de kantonrechter aanleiding om Argos in de kosten van het geding te veroordelen. Zij heeft eerst na dagvaarding gevolg gegeven aan uitbetaling van het tweede en derde onderdeel van de oorspronkelijke vordering van [eiseres] , te weten het achterstallig salaris over de periode van 22 juni 2022 tot en met 3 november 2022 ten bedrage van € 2.754,44 bruto alsmede de uitbetaling van 41 ten onrechte afgeschreven vakantie uren ten bedrage van € 652,58 bruto. Onder die omstandigheden geldt Argos als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij en dient zij in de kosten van het geding te worden verwezen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres] tot vandaag vast op
€ 139,42 aan dagvaardingskosten, € 1.409,00 aan griffierecht, € 812,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 406,00) en € 135,00 aan nakosten. Dit is totaal € 2.495,42. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat vordert en Argos daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Argos om aan [eiseres] te betalen € 4.695,07 bruto met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over iedere salaristermijn vanaf de datum van opeisbaarheid van die salaristermijn, telkens tot de dag dat volledig is betaald, alsmede een bedrag van € 625,00 aan buitengerechtelijke kosten;;
3.2.
veroordeelt Argos in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 2.495,42;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
710/821