In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, stichting Argos Zorggroep. De werknemer had een leer-arbeidsovereenkomst en meldde zich ziek op 28 mei 2021. De arbeidsovereenkomst eindigde op 31 juli 2023. De werkgever voerde een loonstop door van 14 maart tot en met 31 mei 2022, omdat zij meende dat de werknemer passend werk had geweigerd. De werknemer vorderde het loon en een bedrag aan niet opgenomen vakantie-uren, maar de kantonrechter oordeelde dat de loonstop onterecht was. De kantonrechter stelde vast dat de werkgever niet voldoende had gedaan om de werknemer uit te nodigen voor re-integratiegesprekken, ondanks een deskundigenoordeel van het UWV dat het aangeboden werk niet passend was. De vordering tot betaling van het loon werd toegewezen, maar de vordering met betrekking tot de vakantie-uren werd afgewezen, omdat de werknemer zelf verlof had aangevraagd om aan haar re-integratieverplichtingen te ontkomen. De kantonrechter kende ook buitengerechtelijke kosten en proceskosten toe aan de werknemer, terwijl de wettelijke verhoging werd gematigd tot nihil. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.