ECLI:NL:RBROT:2024:1126

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
C/10/673004 / KG ZA 24-93
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding inzake bestuurdersgeschil en exhibitievordering

In deze zaak, die op 15 februari 2024 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers [eiser01] en [eiser02] vorderingen ingesteld tegen de gedaagden Maso Holding B.V., Amsan B.V. en Stichting Administratiekantoor Brilliant Disguise (STAK). De vorderingen zijn gericht op het verkrijgen van toegang tot het bestuur van de STAK voor [eiser02], alsook op het verkrijgen van inzage in een rapport dat door Integis is opgesteld. De eisers stellen dat [eiser02] niet erkend wordt als bestuurder en dat hij belemmerd wordt in het uitoefenen van zijn functie. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eisers afgewezen, onder meer omdat het spoedeisend belang niet voldoende was onderbouwd en de vorderingen te vaag en onbepaald waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de oproeping voor de bestuursvergadering van de STAK rechtsgeldig was en dat er geen gegronde redenen waren om te vrezen dat [eiser02] in de toekomst niet zou worden opgeroepen voor bestuursvergaderingen. De vorderingen werden afgewezen en eisers werden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/673004 / KG ZA 24-93
Vonnis in kort geding van 15 februari 2024
in de zaak van

1.[eiser01] ,

statutair gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
2.
[eiser02],
wonende te [woonplaats01] ,
eisers,
advocaat mr. S. Erkel te Enschede,
tegen

1.MASO HOLDING B.V.,

gevestigd te Maassluis,
2.
AMSAN B.V.,
statutair gevestigd te Hulshorst, kantoorhoudende te Bergen (NH),
gedaagden 1 en 2,
advocaten: mrs. S.C. de Lange en T.D. Groeneweg te Rotterdam,
3.
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR BRILLIANT DISGUISE,
gevestigd te Maassluis,
gedaagde 3,
advocaten mrs. M.H.J. van Rest en M. IJsebrands te Den Haag.
Eisers worden hierna [eiser01] c.s. genoemd en afzonderlijk [eiser01] en [eiser02] . Gedaagden 1 en 2 worden hierna Maso c.s. genoemd en afzonderlijk Maso en Amsan. Gedaagde 3 wordt de STAK genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier in deze zaak bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaardingen van 2 februari 2024 en de zestien producties van [eiser01] c.s.;
  • de conclusie van antwoord en de vijf producties van Maso c.s.;
  • de productie van de STAK;
  • de tijdens de mondelinge behandeling op 12 februari 2024 voorgedragen pleitnota’s van [eiser01] c.s., Maso c.s. en de STAK.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiser01] c.s. heeft vorderingen ingesteld tegen Maso c.s. en de STAK. Drie vorderingen vloeien voort uit, en hangen samen met, de positie van [eiser02] als bestuurder van de STAK en het kunnen uitoefenen van die functie, waarin [eiser02] stelt niet erkend althans belemmerd te worden. Een vierde vordering strekt tot de afgifte van een rapport – en alle daaraan ten grondslag liggende stukken – dat Integis heeft opgesteld over een in opdracht van SMS Holding – waarin de STAK nagenoeg alle aandelen houdt – ingesteld onderzoek naar bepaalde verwijten met mogelijk fiscale risico’s. De voorzieningenrechter wijst alle vorderingen af en legt hierna uit waarom.

3.De vorderingen en het verweer daartegen

3.1.
[eiser01] c.s. vordert om, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
i. (alle) gedaagden te gebieden om [eiser02] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis toe te laten tot het bestuur van de STAK en alle medewerking te verlenen om zijn benoeming als bestuurder te effectueren, waaronder begrepen de inschrijving van [eiser02] in het handelsregister als bestuurder van de STAK;
ii. (alle) gedaagden te gebieden om [eiser02] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis in staat te stellen om zijn taken, rechten en bevoegdheden als bestuurder van de STAK te kunnen uitoefenen, waaronder begrepen het tijdig en correct oproepen van [eiser02] voor bestuursvergaderingen, het tijdig toesturen van de agenda(punten), het verstrekken van en verlenen van toegang tot alle informatie en ruimten waarover de andere bestuurders van de STAK in die hoedanigheid beschikken en/of daartoe toegang hebben en het uitoefenen van stemrechten in het bestuur van de Stichting;
iii. (alle) gedaagden te verbieden om bestuursvergaderingen van de STAK te hebben en/of te houden zonder dat [eiser02] rechtsgeldig is opgeroepen en in staat is gesteld om daarbij aanwezig te zijn en om bestuursbesluiten buiten bestuursvergadering te nemen zonder de schriftelijke instemming van [eiser02] ;
iv. (alle) gedaagden te gebieden om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis (een kopie van) de opdracht aan Integis tot het verrichten van onderzoek zoals omschreven in het lijf van deze dagvaarding, correspondentie met Bruin (de feitelijk onderzoeker) en/of andere personen, die betrokken waren bij deze opdracht en de uitvoering daarvan, het betreffende rapport van Integis/Bruin inclusief alle bijlagen, alles in zijn volledigheid en zonder weglating of weglakking van enige informatie aan [eiser02] te verstrekken;
v. te bepalen dat bij iedere overtreding van het onder i. tot en met iv. bepaalde ieder van de gedaagden die het betreft aan [eiser01] en [eiser02] een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeurt van € 50.000,- per overtreding en van € 5.000,- per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat de overtreding voortduurt tot een maximum van € 500.000,-;
vi. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit kort geding, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 173,- zonder betekening en te verhogen met € 90,- in geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de proceskosten en de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn van veertien dagen plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente daarover te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
[eiser01] c.s. legt in de dagvaarding de statuten van de STAK en een certificaathoudersovereenkomst, waaraan volgens [eiser01] zijzelf en alle gedaagden gebonden zijn, aan haar vorderingen ten grondslag. Ter zitting heeft [eiser01] c.s. ook nog artikel 2:8 BW en een gebrek in de oproeping voor de, vooralsnog, op 16 februari 2024 geagendeerde, bestuursvergadering van de STAK genoemd.
3.3.
Volgens [eiser01] c.s. heeft zij een spoedeisend belang bij de vorderingen omdat op 16 februari 2024 een bestuursvergadering van de STAK en een algemene vergadering van SMS Holding gepland zijn. Voor die vergaderingen staan belangrijke besluiten op de agenda. [eiser02] is verhinderd deze vergaderingen, waarvoor de datum eenzijdig is bepaald, bij te wonen omdat hij op vakantie is in Azië en hij daar slecht bereik heeft. Het spoedeisend belang bij en recht op een kopie van het rapport van Integis – en alle daaraan ten grondslag liggen stukken – volgt uit de agendering van dat onderwerp in de bestuursvergadering en het gegeven dat alle andere bestuurders al kennis hebben van het rapport.
3.4.
Maso c.s. voert verweer tegen de vorderingen. Haar verweer strekt primair tot niet-ontvankelijkverklaring wegens het ontbreken van spoedeisend belang, althans belang daarbij. Zij betoogt verder dat het geschil ongeschikt is om in kort geding te worden beslist en dat vordering iv. declaratoir van aard is. Verder voert zij, tot afwijzing strekkend, inhoudelijk verweer tegen de vorderingen.
3.5.
De STAK voert ook verweer tegen de vorderingen. Volgens de STAK heeft [eiser01] c.s. geen (spoedeisend) belang bij de vorderingen die bovendien te vaag, onnauwkeurig en praktisch onuitvoerbaar zijn. Ten aanzien van vordering iv. verzoekt de STAK om een eventuele veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang bij de vorderingen volgt uit het gegeven dat die vorderingen in belangrijke mate neerkomen op het willen voorkomen van een vergadering van het bestuur van de STAK die op 16 februari 2024 gepland staat. Hoewel het spoedeisend belang niet voor alle vorderingen in gelijke mate of volledig geldt, en niet is toegelicht waarom de bestuursvergadering van SMS Holding als (bijkomend) argument wordt gebruikt omdat die rechtspersoon geen partij in dit kort geding is, betekent dit dat de verweren dat [eiser01] c.s. geen spoedeisend belang bij de vorderingen heeft, worden verworpen.
4.2.
Het verweer dat de zaak ongeschikt is om in kort geding te worden beslist, wordt ook verworpen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de feiten die partijen met en in hun stukken en tijdens de mondelinge behandeling hebben gepresenteerd, voldoende duidelijk zijn. Van te treffen voorzieningen waarvan de gevolgen niet kunnen worden overzien is evenmin sprake en andere gronden van ongeschiktheid zijn er niet.
4.3.
Maso c.s. heeft in haar ongeschiktheidsbetoog gewezen op de onomkeerbaarheid van de gevorderde voorzieningen als ze worden toegewezen. Dat is, volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad, echter geen reden om een voorziening te weigeren. Het in dit verband verder nog gevoerde verweer dat toewijzing van vordering iv. neerkomt op een (al dan niet impliciete) verklaring voor recht snijdt geen hout. Dat verweer miskent dat wanneer die (niet declaratoir geformuleerde) vordering voldoende aannemelijk is, toewijzing daarvan in een bodemprocedure is te verwachten, en een belangenafweging niet tot een ander oordeel leidt, in kort geding plaats is voor toewijzing daarvan zonder dat dit ook maar enigszins een declaratoir karakter draagt.
4.4.
Bij de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen wordt vooropgesteld dat [eiser01] c.s. met haar vorderingen zowel de eisende partijen als de gedaagde partijen steeds op één hoop gooit. Desgevraagd licht [eiser01] c.s. wel toe waarom eisende partijen gezamenlijk optrekken en vorderen. Dat geldt niet voor het, materieel, als één partij behandelen van gedaagden. Dat is bijvoorbeeld relevant omdat dat Amsan er, terecht, op wijst dat zij geen bestuurder van de STAK is en (daarom) niet in staat is om, in geval van toewijzing, te voldoen aan het gevorderde.
Vordering iv. richt zich tot alle gedaagden maar is, zo heeft [eiser01] c.s. ter zitting toegelicht, uitsluitend voor de STAK bedoeld. [eiser01] c.s. heeft echter nagelaten om te reageren op het verweer van de STAK dat zij niet de opdrachtgever van het Integisrapport was en daarmee niet een partij is die over dat rapport beschikt.
4.5.
Het verweer van zowel Maso c.s. als de STAK dat [eiser01] c.s. geen belang heeft bij haar vorderingen wordt gehonoreerd voor zover het vordering i. betreft.
Voor vordering i. is relevant dat punt 4 van de agenda voor de bestuursvergadering van de STAK op 16 februari 2024 luidt:
“Kennisneming van benoeming van de heer [eiser02] tot bestuurder van de STAK door [eiser01] B.V. en vervulling formaliteiten voor inschrijving”
Die agenda is op 1 februari 2024, weliswaar vlak voor middernacht, verstuurd en daarmee voor het uitbrengen van de dagvaardingen. [eiser01] c.s. kon ter zitting, waar de STAK het bestuurderschap van [eiser02] (na erkenning van discussie daarover in 2023) heeft erkend, niet toelichten welk belang zij (nog) heeft bij vordering i. Ten overvloede wordt daar nog aan toegevoegd dat [eiser01] c.s. ook niet heeft gereageerd op het verweer van de STAK dat die erkenning al had plaatsgevonden in een telefoongesprek met [eiser02] op 9 januari 2024.
4.6.
Vordering ii. is enerzijds te vaag en anderzijds te onbepaald. [eiser01] c.s. heeft niet gereageerd op het ter zitting gevoerde verweer van de STAK dat de STAK geen ruimtes heeft (waarover andere bestuurders beschikken en/of waartoe zij toegang hebben) en dat niet duidelijk is wat wordt bedoeld met “alle informatie waarover andere bestuurders van de STAK beschikken”. Daar komt nog bij dat in het licht van wat hierover over vordering i. is overwogen, en hierna nog over vordering iii. wordt overwogen, het belang van [eiser01] c.s. bij deze vordering onvoldoende duidelijk is.
4.7.
Het eerste deel van vordering iii. veronderstelt dat er geen rechtsgeldige oproeping van [eiser02] voor de bestuursvergadering van de STAK op 16 februari 2024 heeft plaatsgevonden en dat hij niet in staat wordt gesteld om deze bij te wonen. In de vordering ligt tevens besloten dat er gegronde reden is om te vrezen dat [eiser02] in de toekomst (opnieuw) niet wordt opgeroepen voor bestuursvergaderingen van de STAK en (opnieuw) niet in staat wordt gesteld om deze bij te wonen.
De voorzieningenrechter constateert dat [eiser01] c.s. pas voor het eerst ter zitting enige duiding geeft aan deze vordering door te stellen dat zij niet rechtsgeldig voor de vergadering is opgeroepen, omdat die oproeping niet is gericht aan [eiser02] als bestuurder. Nog afgezien van het feit dat het ter zitting aandragen van nieuwe gronden voor een vordering in strijd met de goede procesorde is, komt een en ander over als spijkers op laag water zoeken. Het klopt dat [eiser02] in de aanhef niet als bestuurder is aangeschreven, maar hij is wel uitgenodigd en op de agenda staat als punt 4 “
Kennisneming van benoeming van de heer [eiser02] tot bestuurder van de STAK door [eiser01] B.V. (…)”. Bovendien schrijft [eiser02] in de dagvaarding nou juist dat hij wordt toegelaten om als bestuurder een bestuursvergadering (van de STAK) bij te wonen. Dat brengt de voorzieningenrechter, ook gelet op de overige stukken, tot het oordeel dat [eiser02] rechtsgeldig en met inachtneming van de daarvoor geldende statutaire minimumtermijn, is opgeroepen voor de bestuursvergadering van de STAK van 16 februari 2024. Bij dat oordeel is in aanmerking genomen dat [eiser01] c.s. weliswaar verwijst naar jurisprudentie over een ongeldige oproeping, en blijkbaar bedoelt te stellen dat geen besluiten mogen worden genomen over agendapunten waarbij haar belangen
in bijzondere mate zijn betrokken, maar die belangen vervolgens niet concretiseert.
Naar de voorzieningenrechter begrijpt in het kader van het beroep op artikel 2:8 BW stelt [eiser01] c.s. dat vergaderingen altijd aan de hand van opgevraagde verhinderdata gepland werden. Daar staat tegenover dat uit de overgelegde mailwisseling volgt dat gedaagden stellen dat de datum van 16 februari 2024 tijdig is gecommuniceerd. Het een noch het ander kan met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld. Relevant is dat onduidelijk was, en [eiser01] c.s. niet heeft opgehelderd hoewel daar ter zitting naar gevraagd is, wanneer [eiser02] heeft meegedeeld dat hij vijf weken op vakantie ging en waar en wanneer hij op vakantie is, en overigens ook of/dat daar geen mogelijkheid bestaat om desnoods online deel te nemen (aan welke mogelijkheid [eiser02] blijkbaar ook niet gedacht heeft). In het verlengde daarvan wordt geconstateerd dat [eiser01] c.s. stelt dat de vergadering een week kan wachten niet helemaal rijmt met uitlatingen van [eiser02] dat hij de laatste week van februari/eerste week van maart zou kunnen deelnemen aan een vergadering.
Tot slot wordt ten aanzien van dit deel van vordering iii. overwogen dat [eiser01] c.s. niet gesteld en ook niet onderbouwd heeft dat en waarom er gegronde reden is om te vrezen dat [eiser02] in de toekomst niet wordt opgeroepen voor bestuursvergaderingen van de STAK en niet in staat wordt gesteld om deze bij te wonen
4.8.
Het tweede deel van vordering iii. dat een verbod op het nemen van bestuursbesluiten buiten vergadering zonder schriftelijke instemming beoogt, is te algemeen geformuleerd. Dat dit deel van de vordering beperkt is tot de vergadering van 16 februari 2024 blijkt nergens uit. Voor zover dat wel bedoeld is, heeft [eiser01] c.s. niet concreet en per agendapunt waarover blijkens de agenda buiten vergadering wordt beslist toegelicht welk belang zij daarbij heeft. Het lijkt er bovendien op dat [eiser01] c.s. de agenda voor de vergadering van de STAK niet goed gelezen heeft. Zij stelt in haar pleidooi o.a. dat op 16 februari 2024 een besluit over wijziging van de statuten van de STAK moet worden genomen. Uit de overgelegde agenda blijkt echter dat besluitvorming buiten vergadering alleen over de agendapunten 2, 5, 6 en 7 zal plaatsvinden en dat wijziging van de statuten van de STAK agendapunt 8 is. [eiser01] c.s. lijkt ook over het hoofd te zien dat niet (langer) het, hierna bij de beoordeling van vordering iv. nog te bespreken, (volledige) Integisrapport is geagendeerd, maar alleen het (aan alle partijen beschikbaar gestelde) uittreksel daarvan. Ten overvloede wordt nog overwogen dat de advocaat van [eiser01] c.s. ter zitting ook geen antwoord kon geven op de vraag wat de eventuele schade kan zijn van het wel laten doorgaan van de vergadering.
4.9.
Hoewel de vraag of er een grondslag is, en welke, voor (toewijzing van) vordering iv. in dit kort geding niet hoeft te worden beantwoord – zoals volgt uit wat hierna wordt overwogen – wordt desalniettemin overwogen dat [eiser01] c.s. geen beroep toekomt op artikel 5 van de certificaathoudersovereenkomst, dat een inzagerecht bevat. Dit inzagerecht heeft “
Iedere Holding” en “
de Holding” wordt in die overeenkomst gedefinieerd als “
Maso Holding, AmSan, RE Investments en Inter Boer”. [eiser01] staat daar niet bij.
Productie 3 van Maso c.s. is een e-mail van 8 januari 2024 waarin delen van het Integisrapport – ook wel aangeduid als het uittreksel – worden toegestuurd aan aandeelhouders van SMS Holding. Daarbij wordt hen meegedeeld dat hoofdstuk 4, een deel van hoofdstuk 5 en de bijlage niet worden gedistribueerd om redenen van privacy van de mensen die met Integis hebben gecommuniceerd. In die delen van het rapport zijn (delen van) die communicatie opgenomen. De aandeelhouders en directie worden wel in de gelegenheid gesteld om daarin inzage te nemen met dien verstande dat het hen niet wordt toegestaan om die delen te kopiëren, fotograferen of anderszins te vermenigvuldigen.
[eiser01] c.s. stelde ter zitting dat bedoelde e-mail van 8 januari 2024 is gestuurd aan alle certificaathouders, alleen niet aan [eiser01] en [eiser02] . Zowel Maso c.s. als de STAK hebben erop gewezen dat het e-mailadres waarmee [eiser01] c.s. steeds communiceert het eerste mailadres is dat in de adresregel van de e-mail vermeld staat. Hierop wijzigde [eiser01] c.s. haar stelling over de e-mail en stelde zij dat die niet was ontvangen. Dat laatste vindt de voorzieningenrechter, vanwege het eerdere standpunt van [eiser01] c.s., ongeloofwaardig.
Waarom [eiser01] c.s., ondanks de geboden inzagemogelijkheid, meent recht te hebben op een volledige kopie maakt zij niet duidelijk. Na inzage beschikt zij over dezelfde informatie als de andere bestuurders. Dat die andere bestuurders over andere stukken – de gevorderde onderliggende stukken – beschikken, is niet aannemelijk. Het beroep op privacy van mensen die met Integis hebben gecommuniceerd, levert naar voorlopig oordeel bovendien een rechtvaardiging op om inzage (en afschrift) daarvan te weigeren. De vordering stuit daarop af. Tot slot wordt erop gewezen dat hiervoor al is overwogen dat [eiser01] c.s. ter zitting heeft toegelicht dat vordering iv. zich uitsluitend tot de STAK richt maar niet heeft gereageerd op het verweer van de STAK dat zij niet de opdrachtgever van het Integisrapport was en niet over dat rapport beschikt.
4.10.
Naar aanleiding van het beroep van [eiser01] c.s. op artikel 2:8 BW wordt ten slotte, maar ten overvloede, het volgende overwogen. Lid 1 van dat artikel luidt:
“Een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, moeten zich als zodanig jegens elkander gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd.”
Uit die tekst volgt dat, zoals de STAK ter zitting terecht opmerkte, dat dit ook verplichtingen voor [eiser01] c.s. schept. Maso c.s. heeft transcripties van gesprekken met [eiser02] overgelegd waaruit een beeld naar voren komt dat op zijn minst enigszins haaks lijkt te staan op gedrag dat kan worden gekenschetst als wat door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd.
4.11.
Alle vorderingen worden afgewezen en dat is reden om [eiser01] c.s., hoofdelijk, in de kosten van Maso c.s. en de STAK te veroordelen. Amsan heeft zich (voor het eerst) ter zitting op het standpunt gesteld dat zij wil dat [eiser01] c.s. wordt veroordeeld tot betaling van de reële proceskosten. Grondslag daarvoor is dat zij geen bestuurder van de STAK is en (daarom) niet in staat is om, in geval van toewijzing, te voldoen aan het gevorderde. De voorzieningenrechter begrijpt dat als een beroep op misbruik van procesrecht, welk beroep echter nauwelijks uitgewerkt is.
Hiervoor is al overwogen dat [eiser01] c.s. heeft nagelaten de specifieke posities van ieder van gedaagden toe te lichten. Dat geldt in ieder geval ten aanzien van Amsan, waarbij nog wordt opgemerkt dat [eiser01] c.s. ook niet heeft gereageerd op het verweer van Amsan. Maar wat daar ook van zij, Amsan is wel erg laat met haar betoog, heeft geen bedrag genoemd en geen kostenbegroting in het geding gebracht. Dat leidt ertoe dat de voorzieningenrechter een kostenveroordeling overeenkomstig het liquidatietarief uitspreekt.
4.12.
De proceskosten aan de zijde van Maso c.s. worden begroot op in totaal € 1.968,00, bestaande uit € 688,00 aan griffierecht, € 1.107,00 aan salaris advocaat en € 173,00 aan nakosten. Hier kan nog een bedrag van € 90,00 bijkomen als de uitspraak wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt ook toegewezen.
4.13.
De proceskosten aan de zijde van de STAK worden begroot op in totaal € 1.795,00, bestaande uit € 688,00 aan griffierecht en € 1.107,00 aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser01] c.s. af;
5.2.
veroordeelt [eiser01] c.s. hoofdelijk in de proceskosten van Maso c.s. die worden begroot op € 1.968,00, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover met ingang van de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [eiser01] c.s. in de na dit vonnis aan de zijde van Maso c.s. ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen – onder de voorwaarde dat [eiser01] c.s. niet binnen veertien dagen na vandaag aan dit vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden – met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat;
5.4.
veroordeelt [eiser01] c.s. hoofdelijk in de proceskosten van de STAK die worden begroot op € 1.795,00;
5.5.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2024.
2009/3349