ECLI:NL:RBROT:2024:11402

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
10-192058-23 / 24-018506 en 24-018507
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding en kostenvergoeding aan verzoeker in het kader van voorarrest en rechtsbijstand

Op 11 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam in een enkelvoudige raadkamer uitspraak gedaan op verzoeken van een gedetineerde, aangeduid als verzoeker, die om schadevergoeding vroeg op grond van de artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, geboren in 1997 en uit anderen hoofde gedetineerd in een penitentiaire inrichting, had verzocht om een vergoeding van € 51.380 voor immateriële schade als gevolg van zijn voorarrest, en om een vergoeding van € 680 voor kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker 3 dagen in verzekering heeft doorgebracht en 253 dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker de detentie aan zichzelf te danken heeft door het overtreden van regels in de tbs-instelling, wat heeft geleid tot stagnatie van zijn behandeling. De rechtbank heeft de gevraagde verhoging van de forfaitaire schadevergoeding afgewezen, maar heeft wel een vergoeding van € 25.690 toegekend op grond van artikel 533 Sv. Daarnaast is de vergoeding van € 680 voor rechtsbijstand toegewezen op grond van artikel 530 Sv. De beslissing is openbaar uitgesproken en de griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen. Tegen deze beslissing staat voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand hoger beroep open bij het gerechtshof.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Rotterdam
parketnummer : 10-192058-23
raadkamernummers: 24-018506 en 24-018507
datum : 11 oktober 2024
Beslissing van de enkelvoudige raadkamer op de verzoek en op grond van de artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[naam verzoeker] , verzoeker,

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
uit anderen hoofde gedetineerd in de P.I. [naam PI] ,
[detentieadres] , [postcode] [detentieplaats] ,
mr. T. Sandrk, advocaat te Rotterdam.

Procedure

Het verzoekschrift is op 19 juli 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 11 oktober 2024 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld.
De verzoeker, zijn advocaat en de officier van justitie mr. M. van Heemst zijn op zitting gehoord.

Inhoud verzoeken

Verzoek artikel 533 Sv
Verzocht is dat aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding wordt toegekend van € 51.380,= aan immateriële schade als gevolg van voorarrest.
ToelichtingNamens de verzoeker is aangevoerd dat hij 3 dagen in verzekering heeft doorgebracht en
253 dagen in voorlopige hechtenis. Verzocht is de forfaitaire vergoeding met factor 2 te verhogen omdat de detentie voor verzoeker zwaarder is geweest dan voor een gemiddelde verdachte. Hij verbleef voor zijn aanhouding in een tbs-instelling en heeft gedurende de periode van detentie geen behandeling genoten. Ook ervaart hij te veel prikkels in de P.I. en is hij continu bezig om zijn zelfbeheersing niet te verliezen. Vanwege de vrijspraak is hij onlangs aangemeld bij de tbs-instelling CTP Veldzicht, maar de gemiddelde passantentijd is 9-12 maanden. Dit betekent dat hij nog lange tijd als tbs-passant in een huis van bewaring moet verblijven. Dit heeft tot gevolg dat de bij hem vastgestelde stoornissen verankeren en de behandeling alleen maar langer zal duren. Daarnaast is detentie voor hem bijzonder zwaar vanwege de bijzondere GVM-status, waardoor zijn vrijheden worden beperkt. Hij verblijft op een afdeling met een strikt pakket aan toezichtmaatregelen. Het toekennen van een vergoeding is overigens ook billijk, aangezien verzoeker is vrijgesproken vanwege een gebrek aan bewijs. Zijn verklaring was niet doorslaggevend in deze zaak, zodat de gronden van billijkheid zich niet verzetten tegen toekenning van de gevraagde vergoeding. De rechtbank heeft uitgebreid gemotiveerd waarom zij tot een vrijspraak kwam ten aanzien van alle feiten. Door het OM wordt gezegd dat verzoeker de detentie aan zichzelf heeft te danken vanwege het ongeoorloofde bezit van de telefoon en steekwapens in de instelling, maar daarvoor heeft hij al straf gekregen in de instelling, namelijk 45 dagen isoleercel. Door middel van bezwaarschriften is de GVM-status er na de vrijspraak vanaf gegaan, om later die dag weer opgelegd te worden vanwege aanvullende informatie uit het dossier. Door de GVM-status is de detentie ook extra zwaar en het maakt onder andere het ontvangen van bezoek erg lastig.
Verzoek artikel 530 Sv
Voorts is verzocht dat aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding wordt toegekend voor kosten voor rechtsbijstand, gemaakt in verband met het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift ter hoogte van het forfaitaire bedrag van € 680,=.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie verzet zich primair tegen toekenning van de gevraagde vergoeding, subsidiair verzet hij zich tegen toekenning van een verhoging met factor 2 van de forfaitaire vergoeding. Het is niet billijk dat de Staat de kosten van de voorlopige hechtenis draagt. De verzoeker heeft diverse gedragsregels in FPC De Kijvelanden overtreden. Daarom is de zaak terecht door de politie onderzocht. Het gedrag van verzoeker lag ten grondslag aan dit onderzoek en is laakbaar. Mocht de rechtbank dit anders zien, dan zijn er geen redenen voor toekenning van een forfaitaire verhoging. Daarbij weegt mee dat veel omstandigheden in het nadeel van verzoeker werken ten aanzien van de vraag of de verdenking al dan niet gedeeltelijk aan zijn eigen handelen te wijten is geweest.

Feiten

De verzoeker is op 12 april 2024 door de meervoudige kamer van deze rechtbank vrijgesproken van voorbereidingshandelingen voor moord en/of doodslag en/of vrijheidsberoving en/of gijzeling, actieve (ambtelijke) omkoping en van het voorhanden hebben van een tweetal zelf gefabriceerde steekwapens. Dit vonnis is onherroepelijk geworden.

Beoordeling

Verzoek artikel 533 Sv
Vooropgesteld wordt dat de rechtbank ingevolge artikel 533 Sv op verzoek van de gewezen verdachte – indien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel – hem een vergoeding kan toekennen voor de schade welke hij ten gevolge van ondergaan voorarrest heeft geleden. De toekenning van een dergelijke vergoeding heeft ingevolge artikel 534 Sv plaats indien hiervoor naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Uit de feiten volgt dat de strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Vastgesteld kan worden dat verzoeker in zoverre laakbaar heeft gehandeld dat hij de regels van de tbs-instelling heeft geschonden. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat dit niet leidt tot afwijzing van het verzoek in zijn geheel. Met dit handelen heeft hij niet zonder meer de zeer ernstige verdenkingen waarvoor hij in voorarrest verbleef en waarvan hij is vrijgesproken, over zichzelf gehaald.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor de gevraagde verhoging van de vergoeding. De verzoeker heeft met het overtreden van de regels van de tbs-instelling over zichzelf gehaald dat hij daar niet meer kon verblijven en dat zijn behandeling stagneerde. De mogelijk extra schade die hij daardoor heeft geleden komt voor zijn rekening en ook niet in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 533 Sv. De rechtbank ziet ook overigens geen dermate uitzonderlijke omstandigheden dat een verhoging van de gebruikelijke vergoeding op zijn plaats is.
Zij zal dan ook de forfaitaire vergoeding toekennen te weten € 25.690,=
Verzoek artikel 530 Sv
Verzocht is om vergoeding van kosten voor het opstellen, indienen en behandelen van het op grond van artikel 530 Sv ingediende verzoekschrift.
Alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, worden gronden van billijkheid aanwezig geacht om aan de verzoeker voor de kosten voor het opstellen, indienen en behandelen van het op grond van artikel 530 Sv ingediende verzoekschrift een vergoeding van € 680,= toe te kennen.
BesluitResumerend zal aan de verzoeker op grond van artikel 530 Sv een totale vergoeding van
€ 680,= worden toegekend.

Beslissing

De rechtbank:
t.a.v. het onder RK-nummer 24-018506 ingeschreven verzoek:
kent aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 25.690,=
(zegge: vijfentwintigduizendzeshonderdnegentig euro);
wijst het meer verzochte af;
t.a.v. het onder RK-nummer 24-018507 ingeschreven verzoek:
kent aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 680,=
(zegge: zeshonderdtachtig euro).
Deze beslissing is gegeven door:
mr. A.M.G. van de Kragt, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

Bij beschikking van deze rechtbank, enkelvoudige raadkamer, van 11 oktober 2024
(RK-nummer: 24-018506) is op de voet van artikel 533 Sv aan

[naam verzoeker] , verzoeker,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1997,
een vergoeding uit ’s Rijks kas toegekend van € 25.690,= (zegge: vijfentwintigduizendzeshonderdnegentig euro).
Bevolen wordt dat de griffier na het onherroepelijk worden van de beschikking overgaat tot uitbetaling van dit bedrag door overmaking op IBAN-rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Le Cocq & Partners Advocaten, o.v.v. Kostenvergoeding [naam verzoeker] .
Dit bevelschrift is afgegeven op 11 oktober 2024 door mr. A.M.G. van de Kragt, rechter.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

Bij beschikking van deze rechtbank, enkelvoudige raadkamer, van 11 oktober 2024
(RK-nummer: 24-018507) is op de voet van artikel 530 Sv aan

[naam verzoeker] , verzoeker,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1997,
een vergoeding uit ’s Rijks kas toegekend van € 680,= (zegge: zeshonderdtachtig euro).
Bevolen wordt dat de griffier na het onherroepelijk worden van de beschikking overgaat tot uitbetaling van dit bedrag door overmaking op IBAN-rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Le Cocq & Partners Advocaten, o.v.v. Kostenvergoeding [naam verzoeker] .
Dit bevelschrift is afgegeven op 11 oktober 2024 door mr. A.M.G. van de Kragt, rechter.

RECHTBANK ROTTERDAM

Team straf 2
t.a.v. de bijzondere raadkamer
email: bijzondere.raadkamer.rb.rotterdam@rechtspraak.nl
AFSTANDSVERKLARINGvan gemachtigd raadsman/vrouw
Mr. ………………………… raadsman/vrouw* van ………………………
verder te noemen verzoeker verklaart hierbij:
dat hij/zij kennis heeft genomen van de beschikking(en) ex artikel(en) 533 (oud 89) en / of 530 (oud 591a) van het Wetboek van Strafvordering gegeven d.d. ………………… op verzoek van verzoeker voornoemd;
dat hij/zij namens verzoeker instemt met het niet betekenen van de hierboven genoemde
beschikking(en) aan verzoeker;
dat hij/zij namens verzoeker afstand doet van het recht om hoger beroep aan te tekenen tegen de hierboven genoemde beschikking(en);
Ondertekening:
Naam Plaats ondertekening
……………………. ……………………..
Datum ondertekening
…………………….
*doorhalen wat niet van toepassing is