In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en gedaagde over de betaling van facturen die voortvloeien uit een overeenkomst van opdracht. Eiseres heeft voor de eenmanszaak van gedaagde boekhoudkundige werkzaamheden verricht, waarvoor zij betaling eist. Gedaagde betwist de eis en stelt dat er een afspraak was dat eiseres de werkzaamheden voor de eenmanszaak zonder extra kosten zou verrichten, maar heeft deze stelling niet onderbouwd. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde gehouden is tot betaling van de facturen, omdat eiseres voldoende bewijs heeft geleverd van de verrichte werkzaamheden en gedaagde zijn stelling niet heeft kunnen bewijzen. De kantonrechter wijst de vordering van eiseres toe, inclusief rente en incassokosten, en veroordeelt gedaagde in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat gedaagde onmiddellijk moet betalen, ook als hij in hoger beroep gaat.