ECLI:NL:RBROT:2024:11431

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
FT RK 24/245 en FT RK 24/248
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door de Rechtbank Rotterdam

Op 22 maart 2024 hebben verzoekers een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 13 juni 2024 zijn verzoekers en hun schuldhulpverlener gehoord. Verzoeker ontvangt inkomsten uit een WW-uitkering en arbeid, terwijl verzoekster alleen inkomsten uit arbeid ontvangt. De totale schuldenlast bedraagt € 128.146,61. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot schuldsanering alleen kan worden toegewezen als verzoekers te goeder trouw zijn geweest in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De rechtbank concludeert dat dit niet het geval is. Verzoeker heeft een schuld aan ING Bank N.V. van € 10.094,54, die is ontstaan na de aanmelding bij schuldhulpverlening, en heeft dit bedrag gebruikt om te gokken. Dit gedrag wordt niet als te goeder trouw beschouwd. Daarnaast hebben verzoekers schulden bij het CJIB van € 22.253,42, die ook niet te goeder trouw zijn ontstaan. De rechtbank oordeelt dat verzoekers niet voldoende hebben aangetoond dat zij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zullen nakomen. Verzoekster heeft niet gesolliciteerd naar een fulltime baan, ondanks dat zij gemiddeld 30 uur per week werkt. De rechtbank merkt op dat verzoekers sinds januari 2024 onder budgetbeheer zijn gesteld en dat verzoeker in augustus 2024 een opleiding tot buschauffeur gaat volgen, maar deze ontwikkelingen zijn te recent om een toelating tot de schuldsaneringsregeling te rechtvaardigen. Het verzoek wordt afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer 1] en [nummer 2]
uitspraakdatum: 20 juni 2024
[verzoeker],
[adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.
[verzoekster],
[adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 22 maart 2024 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekers en hun schuldhulpverlener zijn gehoord ter terechtzitting van 13 juni 2024.

2.De feiten

Verzoeker ontvangt inkomsten uit WW-uitkering en arbeid. Verzoekster ontvangt inkomsten uit arbeid. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 128.146,61.

3.De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoekers ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van hun schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw zijn geweest en dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zullen nakomen en zich zullen inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat het één noch het ander in het voorliggende geval aannemelijk is.
Goede trouw
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoekers kunnen worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoekers voor wat betreft hun inspanningen de schulden te voldoen of acties hunnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Verzoekers hebben een schuld aan ING Bank N.V. (hierna: ING) van in totaal € 10.094,54. Een groot deel van deze schuld is ontstaan na de aanmelding bij schuldhulpverlening. In de contacten met schuldhulpverlening heeft ING te kennen gegeven dat verzoekster misbruik heeft gemaakt van haar creditcard door op 20 november 2023 een bedrag op te nemen van
€ 8.430,- met deze creditcard. Verzoekers waren op dit moment al toegelaten tot de schuldhulpverlening. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij dit bedrag heeft vergokt. Verzoeker hoopte het bedrag door middel van gokken te verdubbelen om zo schuldeisers te betalen. Het is verzoeker te wijten dat hij, na de toelating tot de schuldhulpverlening, een bedrag van deze hoogte heeft opgenomen en dit vervolgens heeft gebruikt om mee te gokken. Bij het opnemen van zo’n hoog geldbedrag had verzoeker moeten weten dat hij niet in staat was om dit, gelet op hun (hoge) schuldenlast, terug te betalen als het mis zou gaan. Deze schuld is niet te goeder trouw ontstaan en staat aan toelating in de weg.
Daarnaast hebben verzoekers schulden bij het CJIB van in totaal € 22.253,42. Ter terechtzitting heeft verzoeker verklaard dat deze schulden betrekking hebben op verkeersboetes, ontstaan in de periode van 2019 tot en met 2023. De boetes die zijn ontstaan in de periode van drie jaar voorafgaand aan indiening van het verzoekschrift, zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan.
Verplichtingen
Daarnaast moet voldoende aannemelijk zijn dat verzoekers de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zullen nakomen en zich zullen inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet aannemelijk is. Verzoekster werkt gemiddeld 30 uur per week waardoor zij aanvullend dient te solliciteren. Ondanks het uitdrukkelijk verzoek daartoe in de bijlage bij de oproepingsbrief voor de mondelinge behandeling van hun verzoek, heeft verzoekster tijdens het schuldhulpverleningstraject niet gesolliciteerd. Verzoekster heeft hierdoor geen blijk gegeven van een saneringsgezinde houding nu zij niet haar best heeft gedaan om een fulltime baan te vinden. Daarnaast is zij hiermee dus niet te goeder trouw ten aanzien van het onbetaald laten van de hierboven genoemde schulden van verzoekers. Verzoekster heeft zich namelijk niet maximaal ingespannen om zoveel mogelijk inkomsten te verdienen voor de schuldeisers. De verklaring van verzoeker dat verzoekster geen tijd heeft om fulltime te werken omdat zij voor de kinderen (van 17 en 19 jaar oud) zorgt en het huishoudelijk werk doet, doet hier niet aan af.
Feiten en omstandigheden die – ondanks het ontbreken van de goede trouw – toelating rechtvaardigen zijn niet voldoende aannemelijk geworden. De rechtbank merkt op dat het een goede ontwikkeling is dat verzoekers inmiddels sinds januari 2024 onder budgetbeheer zijn gesteld en dat verzoeker in augustus 2024 gaat beginnen met een opleiding om als buschauffeur aan de slag te gaan. Verzoekers zijn aldus op de goede weg. Deze ontwikkelingen hebben zich echter pas recent voorgedaan. Al het voorgaande in aanmerking genomen, en mede met het oog op de ernst en de totale hoogte van de schulden die naar het oordeel van de rechtbank niet te goeder trouw zijn ontstaan, althans onbetaald zijn gebleven, oordeelt de rechtbank echter dat deze ontwikkelingen onvoldoende (althans onvoldoende bestendig van aard) zijn om een toelating tot de schuldsaneringsregeling op dit moment te rechtvaardigen. Indien het leven van verzoekers zich (verder) stabiliseert zal een volgend verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling mogelijk meer kans van slagen hebben.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden afgewezen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die eveneens tot afwijzing van het verzoek dienen te leiden.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van
A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2024. [1]