Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 november 2024 in de zaak tussen
[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de verzochte voorlopige voorziening is, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekster zo snel mogelijk samen met haar kinderen in één woning zou willen wonen. Het verzoek zal daarom ook inhoudelijk worden beoordeeld.
Op grond van artikel 2.3.5., derde lid, van de Wmo beslist het college tot een verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
Gelet op de hulpvraag van verzoekster moet beoordeeld worden of haar huisvestings-probleem wordt veroorzaakt doordat zij zich niet kan handhaven in de samenleving.
De voorzieningenrechter volgt het college in zijn standpunt dat verzoekster in staat moet worden geacht om zelf een andere woning te vinden. Dat verzoekster niet zelfredzaam is of op een andere manier last heeft van multi-problematiek, is op geen enkele manier aangetoond. Verzoekster is op eigen kracht aan de anti-kraak woning gekomen waar zij nu in woont en haar kinderen hebben op dit moment ook onderdak.
Ook is niet gebleken dat sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden, dat daarom toch een voorlopige voorziening getroffen dient te worden. De voorzieningenrechter vindt het bestreden besluit wel summier gemotiveerd, omdat niet wordt ingegaan op de zelfredzaamheid van verzoekster. Dit maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter niet dat het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar geen stand zal houden.
De positieve verplichting van het college gaat niet zo ver dat op hem een zorgplicht rust om onderdak en voorzieningen te bieden aan een zelfredzaam persoon, die in staat moet worden geacht om op eigen kracht in de noodzakelijke voorzieningen voor de opvang en ontwikkeling van een minderjarig kind te voorzien. De voorzieningenrechter neemt daarbij mee dat niet is gebleken dat verzoekster op geen enkele wijze vorm kan geven aan haar (recht op) familieleven.