ECLI:NL:RBROT:2024:11573

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
11060885 CV EXPL 24-10868
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremies en incassokosten door Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.

In deze zaak heeft Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die een zorgverzekering bij hen heeft afgesloten. De gedaagde heeft volgens Zilveren Kruis niet alle verschuldigde premies betaald. De vordering betreft een bedrag van € 235,55, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en rente. De gedaagde erkent dat de zorgpremie en zorgkosten niet volledig zijn betaald, maar heeft een betalingsregeling getroffen op 12 april 2024, waarbij een bedrag van € 260,55 nog moest worden voldaan. Na een gedeeltelijke betaling van € 25,00 op 26 april 2024, blijft er een hoofdsom van € 235,55 over. De kantonrechter heeft de vordering van Zilveren Kruis toegewezen, rekening houdend met de betalingsregeling. De gedaagde moet de incassokosten van € 48,40 betalen, omdat aan alle voorwaarden voor vergoeding is voldaan. De kantonrechter heeft ook de rente toegewezen, die moet worden berekend vanaf de datum van de dagvaarding tot de datum van de betalingsregeling. De proceskosten zijn begroot op € 367,39, die de gedaagde ook moet betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Zilveren Kruis het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, zelfs als de gedaagde in hoger beroep gaat. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 210,55 met wettelijke rente en de proceskosten, maar heeft bepaald dat Zilveren Kruis het bedrag niet kan opeisen zolang de gedaagde elke maand € 25,00 aflost.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11060885 CV EXPL 24-10868
datum uitspraak: 26 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
ZILVEREN KRUIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.
gevestigd in Leiden,
eiser,
gemachtigd door: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde] ,
wonend in Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert,

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 28 maart 2024, met bijlagen;
  • de e-mail van 24 april 2024 van gedaagde, met bijlagen;
  • de akte met eisvermindering van eiseres van 21 mei 2024;
  • de e-mail van 10 juni 2024 van gedaagde.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
[gedaagde] heeft bij Zilveren Kruis een zorgverzekering afgesloten. Zij moet volgens de overeenkomst elke maand premie aan Zilveren Kruis betalen en daarnaast zorgkosten die voor haar rekening komen. Volgens Zilveren Kruis heeft [gedaagde] niet alles volledig betaald. Zilveren Kruis wil dat [gedaagde] wordt veroordeeld om een bedrag van € 235,55 (inclusief buitengerechtelijke incassokosten en rente) te betalen.
2.2.
[gedaagde] erkent dat de zorgpremie/zorgkosten niet volledig zijn betaald. Tussen partijen is op 12 april 2024 een betalingsregeling overeengekomen waarin is vastgelegd dat er op 1 mei 2024 nog € 260,55 moest worden voldaan. Uit de akte blijkt dat deze regeling ook gaat over het openstaande bedrag uit dossiernummer [dossiernummer] . Op 26 april 2024 is € 25,00 betaald. Dit bedrag is in mindering gebracht op dit bedrag zodat een hoofdsom van € 235,55 overblijft.
2.3.
De kantonrechter wijst de vordering van Zilveren Kruis toe en houdt daarbij rekening met de betalingsregeling die is afgesproken. In de e-mail van 10 juni 2024 heeft [gedaagde] geschreven dat op 25 mei 2024 ook € 25,00 is betaald. Daarmee wordt rekening gehouden zodat een bedrag van € 210,55 wordt toegewezen als hoofdsom.
[gedaagde] moet de incassokosten van € 48,40 betalen
2.4.
De incassokosten van € 48,40 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). [gedaagde] betwist dat ze een aanmaning heeft gekregen van Flanderijn. Op 20 februari 2024 is de 14 dagenbrief verstuurd. Dit heeft [gedaagde] niet weersproken, hierdoor wordt ervan uitgegaan dat zij deze brief heeft ontvangen.
[gedaagde] moet rente aan Zilveren Kruis betalen
2.5.
De rente wordt toegewezen omdat Zilveren Kruis genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. De rente moet worden berekend vanaf 28 maart 2024, de dag van de dagvaarding tot 12 april 2024, de datum van de betalingsregeling. De rente vanaf 28 maart tot 12 april 2024 bedraagt € 0,63.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.6.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Zilveren Kruis op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 130,- aan griffierecht, € 80,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 40,-) en € 40,- aan nakosten. Dat is in totaal € 367,39. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Zilveren Kruis dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Zilveren Kruis te betalen € 210,55 met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 206,45 vanaf 28 maart 2024 tot 12 april 2024;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Zilveren Kruis worden vastgesteld op € 367,39 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis, tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
bepaalt dat Zilveren Kruis het hiervoor genoemde bedrag niet kan opeisen zolang [gedaagde] elke maand voor de eerste dag van de maand € 25,00 aflost;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Lablans.
62914