Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
- ten aanzien van feit 1 en 3 veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 8 juli 2024;
- ten aanzien van feit 2 veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
4.Waardering van het bewijs
5.Strafbaarheid feiten
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
2. medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
3. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.In beslag genomen voorwerpen
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
276 (tweehonderdzesenzeventig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
90 (negentig) dagen;
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten: