ECLI:NL:RBROT:2024:11941

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
10/158089-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf en taakstraf voor het aanwezig hebben van MDMA en ketamine

Op 1 augustus 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van MDMA en ketamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 mei 2024 in Spijkenisse, gemeente Nissewaard, opzettelijk ongeveer 998 gram MDMA en amfetamine, alsook een hoeveelheid ketamine, cocaïne en 4-CMC in zijn woning aanwezig had. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had een advocaat, mr. V. van Biljouw, die waarnam voor mr. C.C. Polat. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 32 maanden geëist, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank oordeelde echter dat de onder 1 ten laste gelegde verlengde uitvoer van verdovende middelen niet wettig en overtuigend was bewezen, maar verklaarde de verdachte wel schuldig aan het aanwezig hebben van de verdovende middelen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 276 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn alcoholverslaving en psychische problemen, en besloot tot een deels voorwaardelijke straf om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. De rechtbank heeft ook bepaald dat het in beslag genomen geld verbeurd wordt verklaard, omdat het grotendeels door middel van de strafbare feiten verkregen is.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/158089-24
Datum uitspraak: 1 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsman mr. V. van Biljouw, waarnemend voor mr. C.C. Polat, advocaten te Breukelen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Jacobs heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • ten aanzien van feit 1 en 3 veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 8 juli 2024;
  • ten aanzien van feit 2 veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak verlengde uitvoer feit 1
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde verlengde uitvoer van verdovende middelen niet wettig en overtuigend is bewezen. Anders dan het standpunt van de officier van justitie, is volgens de rechtbank niet vast komen te staan dat de verdachte wist of had moeten weten dat de verdovende middelen naar het buitenland vervoerd werden. De verdachte heeft verklaard dat hij de verdovende middelen enkel onder zich heeft gehad en moest afleveren aan een derde. Daarbij heeft de verdachte verklaard dat hij verder geen andere informatie heeft ontvangen en ook zo min mogelijk wilde weten. Ook op basis van het dossier kan – met uitzondering van het Franse kenteken van de auto waarmee de drugs werden opgehaald bij de verdachte – niets worden vastgesteld met betrekking tot de bestemming van de drugs nadat ze zouden worden opgehaald bij de verdachte, en niet is vast komen te staan dat verdachte het Franse kenteken heeft gezien.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 ten laste gelegde aanwezig hebben van verdovende middelen en het onder 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 10 mei 2024 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk, aanwezig heeft gehad ongeveer 998 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op 10 mei 2024 te Spijkenisse, gemeente Nisserwaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, zonder registratie een hoeveelheid ketamine, in elk geval een werkzame stof, opzettelijk in voorraad heeft gehad en afgeleverd;
3.
hij op 10 mei 2024 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard in een woning, gelegen aan het [adres] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 914,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine en ongeveer 42,95 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine / MDMA / methamfetamine en ongeveer 166,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
4-CMC (4-Chloromethcathinone) zijnde cocaine en amfetamine / MDMA /methamfetamine en 4-CMC (4-Chloromethcathinone), telkens middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;

2. medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;

3. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van MDMA en ketamine in de verborgen ruimte van een auto. Daarbij was de verdachte met nog een hoeveelheid ketamine op zijn steekwagen vanuit zijn woning wederom onderweg naar de betreffende auto. Ook in de woning van de verdachte zijn grote hoeveelheden cocaïne, MDMA en 4-CMC aangetroffen. De verdachte hield deze harddrugs tegen betaling voor derden in zijn woning en gaf deze af aan personen die de drugs bij hem op kwamen halen.
De door de verdachte gepleegde feiten zijn ernstig. Het is algemeen bekend dat de illegale handel in verdovende middelen, zowel ketamine als stoffen die onder de Opiumwet vallen, gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, waaronder geweld en ondermijning van de bovenwereld. Daarnaast is het (ongecontroleerde) gebruik van verdovende middelen schadelijk voor de volksgezondheid en kan het zowel direct als indirect in verband worden gebracht met overlast en criminaliteit. De verdachte heeft door het in voorraad hebben van ketamine en het aanwezig hebben van MDMA, 4-CMC en cocaïne, een bijdrage geleverd aan dit illegale circuit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder, maar niet recent is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 juli 2024. Dit rapport houdt – kort gezegd – het volgende in. Er is geen sprake van een delictpatroon. De verdachte is alcoholverslaafd, lijdt aan een posttraumatische stressstoornis en heeft de ziekte levercirrose. Er is een zorgwekkend sociaal netwerk wat de terugval in criminaliteit makkelijker heeft gemaakt. Positieve factor is dat de verdachte al langere tijd in beeld is bij hulpverleningsinstanties en dat hij meewerkt aan hulpverlening. Voor zijn detentie werd hij al langere tijd begeleid vanuit Coach Point en binnenkort zou behandeling voor de PTSS-klachten starten bij Antes. Gezien de problematiek en de risico’s ziet de reclassering toch een noodzaak voor begeleiding, behandeling en ondersteuning in een gedwongen kader. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal, in afwijking van de eis van de officier van justitie, afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Er zal een taakstraf en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Hierbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de kleinere rol van de verdachte in het geheel en de grote gevolgen voor de verdachte bij voortduren van het verblijf in detentie.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank de voorwaardelijke straf opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. De rechtbank acht het van belang dat er begeleiding en behandeling van de verdachte plaats gaat vinden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geld verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is verzocht, teneinde de verdachte na zijn detentie op weg te helpen, de € 1.865,- die is aangetroffen in de broekzak van de verdachte terug te geven.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen geld zal worden verbeurd verklaard. Het geld is geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten verkregen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, artikel 38 van de Geneesmiddelenwet en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
276 (tweehonderdzesenzeventig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk na het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
indien geïndiceerd verblijft de veroordeelde in een instelling voor begeleid of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
de veroordeelde wordt verplicht om zich te laten begeleiden door een instantie zoals Coach-Point of een vergelijkbare instelling die hem ambulante begeleiding kan bieden bij praktische zaken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
het bevel tot opheffing van de voorlopige hechtenis is in een afzonderlijk document vastgelegd;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten:
€ 3.950,-;
€ 1.865,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. K.Th. van Barneveld, voorzitter,
en mrs. M.J.C. Spoormaker en N. Shahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 1 augustus 2024
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 10 mei 2024 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, en/of heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans aanwezig heeft gehad ongeveer 998 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 10 mei 2024 te Spijkenisse, gemeente Nisserwaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen zonder registratie een hoeveelheid van ongeveer 37,5 kilogram ketamine, in elk geval een werkzame stof, opzettelijk in voorraad heeft gehad en/of afgeleverd en/of uitgevoerd en/of verhandeld;
3.
hij op of omstreeks 10 mei 2024 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard in een woning, gelegen aan het [adres] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 914,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine en/of ongeveer 42,95 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine / MDMA / methamfetamine en/of ongeveer 166,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
4-CMC (4-Chloromethcathinone) zijnde cocaine en/of amfetamine / MDMA /methamfetamine en/of 4-CMC (4-Chloromethcathinone), (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.