ECLI:NL:RBROT:2024:12051

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
10/236869-22 en 10/335542-21 (gevoegd ttz)/ TUL: 10/701039-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring bedreiging en openlijk geweld door een jongere met toepassing van jeugdstrafrecht

Op 28 november 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jongere, geboren in 2003, die werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De zaak betreft twee parketnummers: 10/236869-22 en 10/335542-21. De verdachte heeft op 17 september 2022 in Ridderkerk een gezin bedreigd met een mes en op 9 juni 2021 heeft hij samen met medeverdachten geweld gepleegd tegen een andere persoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, mede door een psychologische aandoening. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest, en een leerstraf So-Cool Regulier. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding heeft gevorderd voor de geleden schade door de geweldshandeling. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding toegewezen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummers: 10/236869-22 en 10/335542-21 (gevoegd ttz)
Parketnummer vordering TUL: 10/701039-20
Datum uitspraak: 28 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. P.H. Ruys, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. K. Broere, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/236869-22 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/335542-21 ten laste gelegde;
  • toepassing van het jeugdstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 46 dagen, met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit de leerstraf So-Cool Regulier voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering parketnummer 10/236869-22
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft partiële vrijspraak bepleit van de onder parketnummer 10/236869-22 ten laste gelegde woordelijke bedreiging “Ik ga jullie neersteken en nu ben je wel bang he!”.
4.1.2.
Beoordeling
Vast staat dat het op 17 september 2022 in Ridderkerk tot een confrontatie is gekomen tussen de verdachte en aangeefster [aangeefster] en getuige [getuige 3] . De verdachte heeft aangeefster [aangeefster] , getuige [getuige 3] en hun kinderen bedreigd door op straat een mes te tonen. Volgens de aangifte heeft de verdachte hen ook woordelijk bedreigd, door te roepen: “Ik ga jullie neersteken en nu ben je wel bang he!”. Dat de verdachte daadwerkelijk iets heeft geroepen, zoals aangeefster verklaart, wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 3] . Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen, zoals uitgewerkt in bijlage II van dit vonnis, stelt de rechtbank vast dat de verdachte – naast het tonen van een mes – de hiervoor genoemde personen ook woordelijk heeft bedreigd.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht de onder parketnummer 10/236869-22 ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewijswaardering parketnummer 10/335542-21
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder parketnummer 10/335542-21 ten laste gelegde openlijke geweldpleging. Uit de verklaring van getuige [getuige 1] volgt dat de ontmoeting op straat is ontaard in een vechtpartij, waarbij aangever [aangever] , de verdachte en de medeverdachten allen evenveel betrokken waren. De aangever was op de bewuste avond dronken. De verklaringen van de aangever en getuige [getuige 2] zijn onbetrouwbaar als het gaat om de toedracht en invulling van het geweld. De verklaring van de aangever wijkt af van de verklaring van de onafhankelijke getuige [getuige 1] , zoals afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris. Getuige [getuige 1] heeft niet kunnen zien wie precies op welk moment heeft geslagen en bovendien was het donker buiten. Niet kan worden vastgesteld wie de vechtpartij is begonnen en op welke wijze het letsel aan het oog van de aangever is veroorzaakt.
4.2.2.
Beoordeling
Vast staat dat op 9 juni 2021 onenigheid is ontstaan tussen enerzijds aangever [aangever] en anderzijds de verdachte en medeverdachten [medeverdachte] , dat is uitgemond in een vechtpartij waarbij geweld is gebruikt en de aangever letsel heeft opgelopen. Ten aanzien van de rol van de verdachte in deze vechtpartij overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de aangifte van [aangever] volgt dat het de verdachte is geweest die een baksteen pakte en tegen het gezicht van de aangever duwde en vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp toonde en op de borstkast en het hoofd van de aangever richtte. De verdachte en zijn medeverdachten hebben de aangever vervolgens geduwd en hij kreeg een klap op zijn oog, waarna de drie jongens samen wegrenden. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat de verdachte en de medeverdachten rond de aangever stonden en dat de verdachte een nepvuurwapen trok en deze op het lichaam van de aangever richtte. Vervolgens zag getuige [getuige 1] dat de verdachte en zijn medeverdachten de aangever begonnen te slaan op zijn hoofd en lichaam. Ook pakte de verdachte een steen en bedreigde hij de aangever hiermee door de steen boven zijn hoofd te houden. Dat de verdachte een vuurwapen gelijkend voorwerp pakte en deze op het hoofd van de aangever richtte en vervolgens een baksteen in zijn hand heeft gehad, volgt ook uit de verklaring van getuige [getuige 2] .
De rechtbank ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever [aangever] en getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . De aangever en voornoemde getuigen hebben bij de politie, en ook geruime tijd later bij de rechter-commissaris, in belangrijke mate en op essentiële punten consistent en gelijkluidend verklaard. Ook het bij de aangever geconstateerde letsel past in deze verklaringen. De rechtbank acht de verklaringen dan ook betrouwbaar en bezigt deze voor het bewijs.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen, zoals uitgewerkt in bijlage II van dit vonnis, staat voor de rechtbank vast dat de verdachte niet enkel de groep getalsmatig heeft versterkt, maar ook actief deel heeft uitgemaakt van de aanval van de groep richting de aangever en daarmee een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de ten laste gelegde geweldshandelingen.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht de onder parketnummer 10/335542-21 ten laste gelegde openlijke geweldpleging wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummers 10/236869-22 en 10/335542-21 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
parketnummer 10/236869-22
hij op 17 september 2022 te Ridderkerk
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
hunkinderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
hunkinderen
een mes te tonen en vervolgens dreigend de woorden toe te voegen “Ik ga jullie neersteken en nu ben je wel bang he!”;
parketnummer 10/335542-21
hij op 9 juni 2021 te Ridderkerk,
openlijk, te weten op of aan de openbare weg, aan de IJsselstraat,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3] ,
welk geweld bestond uit het:
- het pakken van een (bak)steen en deze dreigend boven zijn hoofd te houden en deze
tegen het gezicht van die [slachtoffer 3] te duwen en
- het pakken van een (nep)vuurwapen, althans een vuurwapengelijkend voorwerp, en deze zichtbaar te tonen en deze op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 3]
te richten en
- op die [slachtoffer 3] af te lopen en rond die [slachtoffer 3] te staan en rond die [slachtoffer 3] te bewegen en
- die [slachtoffer 3] (meermalen) te duwen en
- die [slachtoffer 3] (meermalen) in het gezicht en/of
tegenhet lichaam te
slaan/stompen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10/236869-22
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling
parketnummer 10/335542-21
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op achttienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging tegen het slachtoffer [slachtoffer 3] . Hierbij is het slachtoffer onder meer geslagen en geduwd en is er een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en op hem gericht. Het slachtoffer heeft door de geweldshandelingen oog(lid)letsel opgelopen, waardoor medisch ingrijpen noodzakelijk was. De verdachte en zijn mededaders hebben een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het geweldsincident moet voor het slachtoffer buitengewoon bedreigend zijn geweest en moet bij hem, naast pijn en letsel, ook grote gevoelens van angst en onveiligheid hebben opgeroepen. Uit de toelichting bij de vordering benadeelde partij blijkt dat het slachtoffer tot op heden nadelige gevolgen van het geweldsincident ondervindt.
Daarnaast heeft de verdachte zich op negentienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan bedreiging van een gezin dat de verdachte toevallig passeerde op straat. De bedreiging moet voor de slachtoffers zeer beangstigend zijn geweest, in het bijzonder voor de jonge kinderen. Dit neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk. Bovendien vergroten feiten als deze in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid, vooral omdat de bedreiging op de openbare weg heeft plaatsgevonden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
Psycholoog drs. [persoon A]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 december 2022. Dit rapport ziet op het onder parketnummer 10/236869-22 ten laste gelegde en houdt voor zover van belang het volgende in.
Er is sprake van een aandachtsdeficiëntie en hyperactiviteitstoornis bij een jongvolwassene die in cognitief-sociaal en emotioneel opzicht op moeilijk lerend/laagbegaafd niveau functioneert. Er is hierdoor sprake van een onrijpe, zwak gestructureerde persoonlijkheidsontwikkeling waarin intelligentie, driften, emoties en gedrag zwak zijn geïntegreerd. Deze stoornissen waren al aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Hij voelt zich snel bedreigd en onheus bejegend en reageert vervolgens impulsief, verliest de controle en weet een ingezette handeling zelf niet te stoppen. Mede door deze emotie- en agressieregulatieproblematiek, als ook door de impulsiviteit, voortkomend uit de aandachtsdeficiëntie en hyperactiviteitstoornis en het verdwijnen van grenzen bij middelengebruik, heeft hij de aangevers benaderd zonder voldoende stil te (kunnen) staan bij zijn daden en de gevolgen. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen aan de verdachte.
De verdachte laat zien dat hij in veel opzichten nog een jongvolwassene in ontwikkeling is. Op het gebied van handelingsvaardigheden kan worden gesteld dat er in cognitief opzicht sprake is van een laag begaafd/moeilijk lerend niveau, hij kan de risico’s van zijn eigen handelen nauwelijks inschatten, kan zijn eigen gedrag nauwelijks organiseren, handelt zonder nadenken. Hij woont nog steeds bij zijn pedagogisch sterke ouders en pedagogische beïnvloeding is nog steeds noodzakelijk. Het juridisch kader waaronder alles zou moeten worden vormgegeven is derhalve meer passend binnen het jeugdstrafrecht.
De interventies die in 2019 nodig werden geacht, zijn nog steeds aan de orde. De verdachte rechtvaardigt zijn handelen vanuit een oprechte overtuiging over zichzelf en anderen, zonder zich volledig bewust te zijn van zijn eigen beperkte vaardigheden en beperkingen. Hij toont hierbij weinig inzicht en een beperkt zelf-reflecterend vermogen. Hierdoor is gepaste interventie noodzakelijk om zich bewust te worden van deze beperkingen en deze in loop van zijn verdere ontwikkeling om te buigen. Gedacht wordt aan een leerstraf So-Cool in combinatie met een psychomotorische therapie (PMT) of de combinatie van een schemagerichte therapie in combinatie met de psychomotorische therapie. De voorgestelde behandeling zou opgelegd kunnen worden als een leerstraf (So-Cool) of als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf. Begeleiding door de jeugdreclassering wordt geadviseerd om een en ander in gang te zetten en om de verdachte gemotiveerd te houden.
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 januari 2023. Deze rapportage houdt onder meer het volgende in.
Geadviseerd wordt het jeugdstrafrecht toe te passen, omdat de verdachte thuiswonend is, een verstandelijke beperking heeft, zaken niet overziet en niet afdoende zelfredzaam wordt geacht, waardoor een systeemaanpak nog gewenst is. De verdachte heeft een goed lopend begeleidingscontact bij de jeugdreclassering waardoor er begeleidingsmogelijkheden worden gezien. Reclassering Nederland adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering en ambulante behandeling bij Fivoor of een soortgelijke zorgverlener in de vorm van schemagerichte therapie en/of psychomotorische therapie.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR)heeft een rapportage over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 juni 2024. Deze rapportage houdt onder meer het volgende in.
Het dynamisch risicoprofiel wordt op heel laag ingeschat. Er worden op alle domeinen beschermende factoren gezien. Risicofactoren worden vooral gezien binnen de domeinen middelengebruik en geestelijke gezondheid. De verdachte heeft het initiatief genomen om een verwijzing te vragen bij zijn huisarts voor PMT, zoals geadviseerd in het PO. Omdat hiervoor een eigen bijdrage is vereist, is dit nog niet van de grond gekomen. JBRR adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijk strafdeel gelijk is aan de duur van het voorarrest, met als bijzondere voorwaarde de leerstaf So-Cool Regulier en begeleiding door de jeugdreclassering. Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging wordt geadviseerd om de vordering af te wijzen.
[persoon B] , als jeugdreclasseerder werkzaam bij JBRR, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat is gebleken dat behandeling in de vorm van PMT niet past bij de verdachte. Hij heeft zich opnieuw via de huisarts bij Fivoor gemeld om ondersteuning te krijgen gericht op zijn problematiek. Dit gaat om ambulante begeleiding vanuit Fivoor. Bij de intake zal bekeken worden welke vorm van hulp passend is voor hem. Indien er begeleiding opgelegd moet worden, is Fivoor (GGZ gespecialiseerd) de geëigende instantie om het reclasseringstoezicht uit te voeren en de verdachte de nodige begeleiding en ondersteuning te bieden. Ook kan het verloop van de So-Cool training dan gemonitord worden.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportages en de verklaring van de deskundige op de terechtzitting.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), kan de rechtbank - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportages, de gegeven adviezen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toepassen.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusie van de psycholoog wordt gedragen door haar bevindingen. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte is sprake van ziekelijke stoornissen van de geestvermogens die volgens de psycholoog ook aanwezig waren ten tijde van het onder parketnummer 10/236869-22 ten laste gelegde feit. Gelet op de aard van deze stoornissen concludeert de rechtbank dat het niet anders kan dan dat deze ook aanwezig waren ten tijde van het onder parketnummer 10/335542-21 ten laste gelegde feit. Hierom acht de rechtbank de verdachte voor beide feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een jeugdstrafzaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 14 december 2021 respectievelijk 17 september 2022 in verzekering gesteld. Op deze data is de redelijke termijn derhalve aangevangen. Dit maakt dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Straf
Door de verdediging is verzocht om, bij een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd, omdat rekening dient te worden gehouden met de psychische toestand van de verdachte ten tijde van de bedreiging en een mate van eigen schuld van het slachtoffer in de openlijke geweldpleging. De rechtbank ziet, daargelaten haar overwegingen en conclusie betreffende de toerekeningsvatbaarheid, hiertoe geen aanleiding.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte goed heeft meegewerkt aan het schorsingstoezicht dat al ruim twee jaar loopt en dat hij niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn.
Alles afwegend acht de rechtbank een jeugddetentie gelijk aan de tijd die door de verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht, passend en geboden. Anders dan is gevorderd door de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd en bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal wel een taakstraf, bestaande uit de leerstraf So-Cool Regulier opleggen. Deze interventie heeft tot doel het vergroten van sociale vaardigheden, sociale probleemoplossing en het zelfvertrouwen om daarmee de recidivekans te verminderen.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde] , ter zake van het onder 10/335542-21 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.285,98 aan materiële schade en een bedrag van € 10.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij vordert de hoofdelijke veroordeling van verdachte en mededader(s) tot vergoeding van de schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toewijsbaar is.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er rekening dient te worden gehouden met een mate van eigen schuld van de benadeelde partij [benadeelde] . Dit maakt dat de vordering te ingewikkeld is om in deze strafprocedure te behandelen. De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. Subsidiair is verzocht om rekening te houden met de draagkracht van de verdachte.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde] door het onder parketnummer 10/335542-21 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht - bestaande uit kosten van eigen risico en reiskosten (à € 1.285,98) -, de vordering genoegzaam is onderbouwd en door de verdediging niet voldoende gemotiveerd is weersproken, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde] door het onder parketnummer 10/335542-21 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Als gevolg van de bewezenverklaarde geweldshandelingen heeft de benadeelde partij oog(lid)letsel opgelopen. Hij heeft hierdoor meerdere medische behandelingen en operaties ondergaan. Er is sprake van verminderd zicht aan zijn rechteroog en zijn oog traant continu. Daarnaast ervaart de benadeelde partij tot op heden psychische gevolgen van het incident. Anders dan is verzocht door de verdediging, ziet de rechtbank geen aanleiding om rekening te houden met een mate van eigen schuld van de benadeelde partij. De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 9 juni 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 6.285,98, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jonge leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd - parketnummer 10/701039-20
Bij vonnis van 12 november 2020 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal door twee of meer verenigde personen, poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, handelen in strijd met artikel 3, onder B, van de Opiumwet en poging tot zware mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 74 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 27 november 2020.
9.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en raadsvrouw hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie worden gelast. Gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop, ziet de rechtbank reden om hiervan af te zien. De rechtbank zal de vordering tenuitvoerlegging afwijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 141 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummers 10/236869-22 en 10/335542-21 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 16 (zestien) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
leerstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren,waarbij de verdachte dient deel te nemen aan het leerproject So-Cool Regulier van de Raad voor de Kinderbescherming;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
bepaalt dat de vervangende jeugddetentie ten uitvoer kan worden gelegd als vervangende hechtenis, nu de veroordeelde bij aanvang van de eventuele tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie de leeftijd van achttien jaren reeds heeft bereikt;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 6.285,98 (zegge: zesduizend tweehonderdvijfentachtig euro en achtennegentig eurocent), bestaande uit € 1.285,98 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij [benadeelde] meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] te betalen
€ 6.285,98(hoofdsom,
zegge: zesduizend tweehonderdvijfentachtig euro en achtennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] en omgekeerd;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 12 november 2020 van de meervoudige kamer van deze rechtbank in de zaak met parketnummer 10/701039-20 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Riege, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A. Verweij en L.W.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2024.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
parketnummer 10/236869-22
hij op of omstreeks 17 september 2022 te Ridderkerk
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of diens kinderen en/of een of meer onbekend gebleven personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of diens kinderen en/of een of meer onbekend gebleven personen
meermalen, althans eenmaal,
een mes, althans enig soortgelijkend voorwerp te tonen en/of (vervolgens) dreigend de woorden toe te voegen “Ik ga jullie neersteken en nu ben je wel bang he!”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
parketnummer 10/335542-21
hij op of omstreeks 9 juni 2021 te Ridderkerk,
openlijk, te weten op of aan de openbare weg, aan de IJsselstraat,
in elk geval op of aan een openbare weg,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het:
- het pakken van een (bak)steen en/of deze dreigend boven zijn hoofd te houden en/of deze
tegen het gezicht van die [slachtoffer 3] te duwen en/of deze te gooien en/of
- het pakken van een (nep)vuurwapen, althans een vuurwapengelijkend voorwerp, en/of
deze zichtbaar te tonen en/of deze op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 3]
te richten en/of hierbij de woorden te roepen: “ik ga je schieten”, althans
woorden van gelijke aard of strekking en/of
- op die [slachtoffer 3] af te lopen en/of rond die [slachtoffer 3] te staan en/of
rond die [slachtoffer 3] te bewegen en/of
- die [slachtoffer 3] (meermalen) te duwen en/of
- die [slachtoffer 3] (meermalen) in het gezicht en/of het lichaam te slaan/stompen.