ECLI:NL:RBROT:2024:12118

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
10-150799-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in ontuchtzaak met minderjarige kleinkinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige kleinkinderen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het plegen van ontucht met een minderjarig meisje, omdat er onvoldoende bewijs was dat het slachtoffer aan de zorg van de verdachte was toevertrouwd. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor het plegen van seksuele handelingen met twee van zijn kleinkinderen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010 ontuchtige handelingen had gepleegd met zijn kleinkind [slachtoffer 2], en dat hij in de periode van 3 april 2011 tot en met 3 april 2019 ontucht had gepleegd met [slachtoffer 3]. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 30 uren. Daarnaast werd een schadevergoeding toegewezen aan een van de benadeelde partijen, terwijl de vorderingen van andere benadeelde partijen niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn hoge leeftijd en de ernst van de feiten, en legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-150799-23
Datum uitspraak: 2 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1941,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. H. Sytema, advocaat in Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Blanken heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, verplichte ambulante behandeling, een contactverbod met de slachtoffers en de verplichting zich te houden aan het opgestelde veiligheidsplan.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank stelt voorop dat de tenlastelegging is gebaseerd op de artikelen 244, 248 en 249 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zoals deze luidden tot 1 juli 2024. Op grond van het bepaalde in artikel 1 lid 2 Sr wordt bij een verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het ten laste gelegde feit zou zijn begaan, de voor de verdachte gunstigste bepaling toegepast. Dat zijn in dit geval de hiervoor vermelde wetsbepalingen zoals deze luidden tot 1 juli 2024.
4.1.
Vrijspraak (feit 3)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het kan worden bewezen verklaard dat de verdachte ontucht heeft gepleegd met de minderjarige [voornaam slachtoffer 1] door haar te zoenen.
4.1.2.
Beoordeling
In het dossier is bewijs aanwezig dat erop wijst dat de verdachte de hem verweten ontuchtige handeling met [voornaam slachtoffer 1] heeft begaan. De tenlastelegging is toegespitst op artikel 249 Sr (oud). Daarin is strafbaar gesteld de ontucht die is gepleegd met een minderjarige die
aan de zorg, opleiding of waakzaamheidvan diegene die de ontucht pleegt is toevertrouwd. De rechtbank heeft geen bewijs gevonden waaruit blijkt dat [voornaam slachtoffer 1] aan de zorg, opleiding of waakzaamheid van de verdachte was toevertrouwd op het moment van de ontuchtige handeling. Daarom kan het onder 3 ten laste gelegde feit niet bewezen worden verklaard.
4.1.3.
Conclusie
De verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 2 en 4)
De onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft de verdachte bekend en hiertegen is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering (feit 1 primair)
4.3.1.
Standpunt verdediging
Op basis van het dossier kan niet worden bewezen dat de verdachte seksueel is binnengedrongen bij de minderjarige [voornaam slachtoffer 2] . De verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
4.3.2.
Beoordeling
De verdachte wordt verweten dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij [voornaam slachtoffer 2] .
Op het binnendringen na wordt niet betwist dat de verdachte de tenlastegelegde seksuele handelingen heeft begaan. Deze handelingen zullen daarom zonder nadere bespreking op basis van de inhoud van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen worden verklaard.
De rechtbank moet beoordelen of er ook sprake is geweest van binnendringen in die zin dat de verdachte zijn vinger in de vagina althans tussen de schaamlippen van [voornaam slachtoffer 2] heeft gebracht.
[voornaam slachtoffer 2] heeft hierover gedetailleerd verklaard. Het misbruik vond volgens [voornaam slachtoffer 2] plaats als zij bij de verdachte ging logeren. De verdachte ging dan met haar mee naar het toilet. Hij hielp [voornaam slachtoffer 2] eerst, waarna hij langere tijd aan haar vagina zat en met zijn vingers heen en weer tussen haar schaamlippen wreef. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [voornaam slachtoffer 2] . De moeder van [voornaam slachtoffer 2] heeft verklaard dat [voornaam slachtoffer 2] aan haar “plasser” zat waarbij ze vertelde dat opa dat ook deed.
De verdachte heeft verklaard dat hij [voornaam slachtoffer 2] heeft gestreeld. Op de vraag wat hij bedoelt met strelen heeft de verdachte geantwoord dat hij hiermee het strelen van de geslachtsdelen bedoelt.
Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunen de verklaring van de moeder van [voornaam slachtoffer 2] en de verklaring van de verdachte de verklaring van [voornaam slachtoffer 2] in voldoende mate. Op basis van de verklaringen staat vast dat de verdachte aan de vagina van [voornaam slachtoffer 2] heeft gezeten. De verdachte heeft weliswaar niet verklaard dat hij met zijn vingers tussen de schaamlippen van [voornaam slachtoffer 2] heeft gezeten, maar voor het gebruik van de verklaring van de verdachte als steunbewijs is het niet nodig dat de verklaringen ook op dat punt overeenkomen. Voldoende is dat de verklaring van [voornaam slachtoffer 2] door de verklaring van haar moeder en door die van de verdachte niet op zichzelf staat. Dat de verdachte ook zijn vingers in de vagina van [voornaam slachtoffer 2] heeft gebracht is niet gebleken. [voornaam slachtoffer 2] heeft dit zelf ook niet verklaard.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen wordt verklaard dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2007 tot
en met 31 december 2010, te Capelle aan den IJssel,
met zijn minderjarig kleinkind [slachtoffer 2] (geboren
op [geboortedatum 2] 2004), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende
verdachte (telkens):
- de vagina en/of billen van die [slachtoffer 2] betast en
- met zijn, verdachtes, vingers gewreven tussen de schaamlippen
van die [slachtoffer 2] en
- die [slachtoffer 2] getongzoend en/of gezoend op de mond;
2.
hij in de periode van 3 april 2011 tot en
met 3 april 2019, te Krimpen aan den IJssel en/of Capelle aan den IJssel, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kleinkind [slachtoffer 3]
(geboren [geboortedatum 3] 2003), hebbende verdachte (telkens):
- de bovenbenen en/of billen en/of vagina van die [slachtoffer 3] betast en- die [slachtoffer 3] getongzoend en/of gezoend op de mond en
- zijn, verdachtes, lichaam tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] aan gedrukt
en/of geduwd;
4.
hij in de periode van 1 april 2023 tot en met 1 juni 2023, te Capelle aan
den IJssel, althans in Nederland,
ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kleinkind [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum 4] 2016), hebbende verdachte:
die [slachtoffer 4] een of meerdere malen gezoend op de mond, het gezicht .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

Het feit dat onder 1 wordt bewezenverklaard levert op:
1.
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van dit feit uitsluiten. Dit feit is dus strafbaar.
Onder 2 en onder 4 kan worden bewezenverklaard dat de verdachte ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige kleinkinderen [voornaam slachtoffer 3] en [voornaam slachtoffer 4] .
Omdat hier het primaire verwijt - ontucht plegen met een kleinkind - bewijsbaar is, komt de rechtbank al niet meer toe aan de vraag of [voornaam slachtoffer 3] en/of [voornaam slachtoffer 4] toen ook aan de zorg van de verdachte waren toevertrouwd.
De tenlastelegging van de feiten onder 2 en 4 is geënt op het bepaalde in artikel 249 lid 1 Sr (oud). Daarin is voor zover hier van belang, strafbaar gesteld de dader die ontucht pleegt met zijn kind, stiefkind of pleegkind. Een
kleinkindvalt niet onder die strafbepaling.
De verwijten onder 2 en onder 4 zijn daarvoor niet te kwalificeren als een strafbaar feit waarop artikel 249 lid 1 Sr (oud) ziet.
De feiten 2 en 4 zijn in de vorm waarin deze bewezen kunnen worden verklaard ook niet te brengen onder een andere strafbepaling.
Dat betekent dat de verdachte voor deze feiten moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft seksuele handelingen gepleegd met zijn destijds minderjarige kleindochter. De seksuele handelingen varieerden van het zoenen tot het betasten van de billen en de vagina en met zijn vinger seksueel binnendringen van het lichaam. De verdachte is iemand bij wie zijn kleindochter zich bij uitstek veilig had moeten voelen. De verdachte heeft het vertrouwen wat zij in hem als opa had gesteld op grove wijze misbruikt. Hij heeft zijn eigen lustgevoelens boven het welzijn van zijn kleindochter gesteld die vanwege haar leeftijd (en de relatie tot de verdachte) als logé bij opa en oma in een kwetsbare positie verkeerde. Daarmee heeft de verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort strafbare feiten langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de mentale ontwikkeling van slachtoffers. In de op de terechtzitting (voorgelezen) indringende slachtofferverklaring is naar voren gebracht wat voor gevolgen de handelingen van de verdachte teweeg hebben gebracht en nog altijd teweegbrengen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel van de justitiële documentatie van 21 oktober 2024 van de verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Uit het rapport van een psychologisch Pro Justitia onderzoek van 9 oktober 2023 volgt dat er sprake is van een pedofiele stoornis van het niet-exclusieve type en een beperkte neurocognitieve stoornis door onbekende etiologie. Die stoornissen hebben een rol gespeeld bij de totstandkoming van de tenlastegelegde feiten, indien deze bewezen worden verklaard. Het verband tussen de stoornis en de feiten is zodanig geweest dat de gedragskeuzemogelijkheden van de verdachte daardoor werden beperkt. Het advies is daarom de verdachte deze feiten in een verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico op (pedo)seksueel grensoverschrijdend delictgedrag wordt ingeschat als laag, maar niet geheel afwezig. Geadviseerd wordt daarom om de verdachte ambulante behandeling c.q. training bij een forensisch psychiatrische instelling op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel.
In een aanvullend rapport van 12 november 2024, zijn bovenstaande conclusies bevestigd.
Reclassering Nederland heeft in een rapport van 19 maart 2024 geadviseerd. Dit rapport houdt - kort samengevat en voor zover hier relevant - het volgende in. De verdachte is in staat een gevangenisstraf uit te voeren. Hierbij moet wel rekening gehouden worden met zijn vergevorderde leeftijd. Een taakstraf lijkt moeilijk uitvoerbaar, omdat de verdachte niet in staat is zelfstandig te reizen buiten zijn vertrouwde omgeving. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende voorwaarden: 1) meldplicht bij de reclassering, 2) ambulante behandeling, 3) een contactverbod met de slachtoffers en 4) het vermijden van het contact met minderjarigen, zolang er nog geen veiligheidsplan is opgesteld.
In het voortgangsverslag van 11 november 2024 is onder meer opgenomen dat het veiligheidsplan is opgesteld. De behandeling van de verdachte is in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis al gestart. Volgens de behandelaar van De Waag werkt de verdachte mee aan de voorwaarden die hem zijn opgelegd. Er vinden nog behandelgesprekken plaats, maar de meeste behandelmogelijkheden zijn – gelet op de cognitieve beperkingen van de verdachte – al bereikt. Indien de verdachte zich aan het veiligheidsplan houdt zijn de meeste risico’s voldoende ingeperkt.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en de ernst van het feit is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, met name de hoge leeftijd, zijn inmiddels kwetsbare gezondheid en het feit dat de strafbare feiten de verdachte verminderd kunnen worden toegerekend, zal de rechtbank die straf niet opleggen. In plaats daarvan legt zij een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op, in combinatie met een taakstraf. De reclassering heeft weliswaar gesteld dat een taakstraf moeilijk uitvoerbaar is omdat de verdachte niet zelfstandig kan reizen, maar de rechtbank ziet hierin geen reden om geen taakstraf op te leggen. Van de verdachte mag worden verwacht dat hij vervoer regelt.
De voorwaardelijke gevangenisstraf dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf bijzondere voorwaarden koppelen. De ingezette behandeling bij De Waag zal daarmee worden voortgezet. Ook zal de verdachte zich moeten houden aan het opgestelde veiligheidsplan, zodat het recidiverisico voldoende ingeperkt blijft. Omdat de verdachte zich reeds anderhalf jaar aan de voorwaarden van het toezicht heeft gehouden en daaraan meewerkt, zal de rechtbank niet de geëiste proeftijd van drie jaren, maar van twee jaren opleggen.
De rechtbank zal naast de voorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf van na te noemen duur opleggen. Het bewezen verklaarde feit is van zodanige ernst dat oplegging van alleen een voorwaardelijke straf niet toereikend wordt geacht. Bij het bepalen van de duur van de taakstraf is rekening gehouden met de gezondheid en de hoge leeftijd van de verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden en een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur 30 uren passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

8.1.
Inleiding
Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
  • [benadeelde 2] (ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 27.082,58, waarvan € 12.082,58 aan (toekomstige) materiële schade en een vergoeding van € 15.000,= aan immateriële schade;
  • [benadeelde 3] (ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 12.683,70, waarvan € 7.683,70 aan (toekomstige) materiële schade en een vergoeding van € 5.000,= aan immateriële schade;
  • [benadeelde 4] (ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.500,= aan immateriële schade;
  • [benadeelde 5] (ten aanzien van het onder 2 en 4 ten laste gelegde feit). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 892,50 aan materiële schade.
8.2.
Vordering [benadeelde 2]
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering tot vergoeding van de (toekomstige) materiële schade kan in haar geheel worden toegewezen. Deze kosten zijn onderbouwd. Het is zeer aannemelijk dat de toekomstige kosten gemaakt zullen worden. De immateriële schadevergoeding is toewijsbaar tot € 10.000,=, nu dit meer passend wordt geacht gelet op soortgelijke uitspraken. Het toegewezen bedrag is te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
8.2.2.
Standpunt verdediging
Verzocht is de benadeelde partij ten aanzien van de toekomstige materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren. Onvoldoende kan worden vastgesteld dat deze schade zich zal voordoen. Verzocht is de immateriële schadevergoeding te matigen tot € 10.000,=.
8.2.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks toekomstige materiële schade is toegebracht. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht het voldoende aannemelijk dat, gelet op het bewezenverklaarde feit en de aangevoerde stukken, de benadeelde partij gedurende een jaar na heden kosten zal maken voor psychologische hulp. Dit betekent dat de rechtbank de nog niet ingetreden schade als bedoeld in art. 6:105 van het Burgerlijk Wetboek, begroot op hetgeen door de benadeelde partij is gevorderd. De rechtbank zal dit bedrag in deze strafzaak dan ook toewijzen. De overige materiële schade is niet betwist en zal tevens worden toegewezen.
Daarnaast is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik hieraan psychische klachten overhouden. De aard en de ernst van de normschending brengen daarom mee dat de door de benadeelde partij gestelde gevolgen daarvan voor haar zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Die schade zal worden gematigd en naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 7.500,=, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf de dag waarop de schade is ontstaan.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 19.582,58, vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.3.
Vorderingen van [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5]
De benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering omdat aan de verdachte voor de feiten waarop de vorderingen zien geen straf of maatregel wordt opgelegd en ook artikel 9a Sr niet wordt toegepast.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 244 (oud), Sr.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten;
stelt vast dat het onder 1 primair bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden,
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2 in Rotterdam, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Ook als dat inhoudt het uitwisselen van informatie met het sociaal netwerk van de veroordeelde, ten behoeve van het opstellen van het veiligheidsplan;
3. de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
4. de veroordeelde houdt zich aan het veiligheidsplan, zoals opgesteld door forensische polikliniek De Waag, en geeft inzicht aan de reclassering hoe dit veiligheidsplan gewaarborgd wordt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
24 (vierentwintig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
12 (twaalf) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
Vordering [benadeelde 1]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 19.582,58 (zegge: negentienduizend vijfhonderdtweeëntachtig euro en achtenvijftig eurocent), bestaande uit € 12.082,58 aan (toekomstige) materiële schade en € 7.500,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente die als volgt wordt berekend:
  • over een bedrag van € 12.082,58 vanaf 26 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • over een bedrag van € 7.500,= vanaf 1 januari 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde 2] te betalen
€ 19.582,58 (zegge: negentienduizend vijfhonderdtweeëntachtig euro en achtenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de schade is ontstaan (op de wijze zoals hiervoor is vermeld) tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 19.582,58 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
132 (honderdtweeëndertig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Vordering [benadeelde 3]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Vordering [benadeelde 4]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Vordering [benadeelde 5]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. J. van de Klashorst en R.D.M. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 2 december 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot
en met 31 december 2010, te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
met zijn minderjarig kleinkind, althans de aan zijn zorg, opleiding en/of
waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] (geboren
op [geboortedatum 2] 2004), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of
meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende
verdachte (telkens):
- de vagina en/of billen van die [slachtoffer 2] betast en/of
- met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) gewreven tussen de schaamlippen
van die [slachtoffer 2] en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd
en/of gebracht en/of bewogen en/of
- die [slachtoffer 2] getongzoend en/of gezoend op de mond;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot
en met 31 december 2010, te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kleinkind, althans de aan zijn zorg
en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2]
(geboren op [geboortedatum 2] 2004), hebbende verdachte (telkens):
- de vagina en/of billen van die [slachtoffer 2] betast en/of
- die [slachtoffer 2] getongzoend en/of gezoend op de mond;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 april 2011 tot en
met 3 april 2019, te Krimpen aan den IJssel en/of Capelle aan den IJssel, althans in
Nederland,
ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kleinkind, althans de aan zijn zorg
en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 3]
(geboren [geboortedatum 3] 2003), hebbende verdachte (telkens):
- de bovenbenen en/of billen en/of vagina van die [slachtoffer 3] betast en/of
- die [slachtoffer 3] getongzoend en/of gezoend op de mond en/of
- zijn, verdachtes, lichaam tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] aan gedrukt
en/of geduwd;
3.
hij - als buurman en/of oppas - in of omstreeks de periode van 1 juni 2021 tot en
met 1 juni 2023 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 5] (geboren op [geboortedatum 5] 2015),
hebbende verdachte:
die [slachtoffer 5] een of meerdere malen getongzoend en/of gezoend op de mond, het
gezicht en/of het bovenlichaam;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2023 tot en met 1 juni 2023, te Capelle aan
den IJssel, althans in Nederland,
ontucht heeft gepleegd
met zijn minderjarig kleinkind, althans de aan zijn zorg, opleiding en/of
waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum 4]
2016), hebbende verdachte:
die [slachtoffer 4] een of meerdere malen getongzoend en/of gezoend op de mond,
het gezicht en/of het bovenlichaam.