ECLI:NL:RBROT:2024:12158

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
ROT 23/4094
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke boete opgelegd aan loonspuitbedrijf wegens overtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres, een loonspuitbedrijf, tegen een door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur opgelegde boete van € 1.500,-. De boete is opgelegd wegens overtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) omdat eiseres te veel en te vaak gewasbeschermingsmiddelen heeft gespoten op een perceel waar aardappelen zijn gepoot. De rechtbank behandelt het beroep op 23 mei 2024 en constateert dat de boete terecht is opgelegd, maar dat de redelijke termijn voor de procedure is overschreden. Dit leidt tot een matiging van de boete met 5% per half jaar dat de termijn is overschreden. De rechtbank oordeelt dat de boete van € 1.500,- wordt verlaagd naar € 1.425,-. De rechtbank vernietigt het besluit van 28 april 2023 voor zover het de hoogte van de boete betreft en herroept het primaire besluit in dat opzicht. Tevens wordt het griffierecht aan eiseres vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. S. Veling op 10 december 2024.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/4094

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: [naam] ),
en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

voorheen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
(gemachtigde: mr. A.F. Kabiri),
en

de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een door verweerder opgelegde boete van € 1.500,- voor een overtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb). Met het besluit van 23 december 2022 heeft verweerder eiseres de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 28 april 2023 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door [naam] , toezichthouder bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
1.4.
Bij brief van 31 mei 2024 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en eiseres in de gelegenheid gesteld nadere informatie en onderbouwing te geven ten aanzien van haar stelling dat de kopakkers opnieuw zijn gepoot. Bij e-mailbericht van 30 juni 2024 heeft eiseres informatie verstrekt. Bij brieven van 12 en 15 juli 2024 heeft verweerder hierop een reactie gegeven. Bij e-mailbericht van 9 augustus 2024 heeft eiseres daar weer op gereageerd.
1.5.
Op 4 november 2024 heeft een nadere zitting plaatsgevonden. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van verweerder en [naam] .

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op
6 september 2022 is opgemaakt door twee toezichthouders van de NVWA. De toezichthouders voerden op 21 september 2021 een inspectie uit bij een landbouwbedrijf waarvan [de aardappelteler] (hierna: [de aardappelteler] ) eigenaar is en waaraan een perceel aan de [adres] toebehoort. De toezichthouders schrijven hierover onder meer het volgende:

Ik heb aan [de aardappelteler] inzage verzocht in de administratie met betrekking tot de registratie van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. [de aardappelteler] gaf aan dat hij mij een deel van deze administratie kon laten zien, omdat hij de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen uit liet voeren door derden en deze de registratie bijhouden. [de aardappelteler] toonde mij facturen van agrarisch loonbedrijf [eiseres] met betrekking tot de teelt van aardappelen in 2021. Ik heb foto's gemaakt van deze facturen. Ik zag dat ik niet alle facturen met betrekking tot deteelt van aardappelen in 2021 van [de aardappelteler] had gekregen. [de aardappelteler] gaf aan dat een deel van deze facturen bij de boekhouder lag en dat hij zou zorgen dat deze facturen en de spuitregistratie met betrekking tot de teelt van de andere op het bedrijf van [de aardappelteler] geteelde gewassen mij per e-mail naar mij toe zou komen. Ik heb later per e-mail de hiervoor genoemde facturen/spuitregistratie ontvangen.
Voor de identificatie van de verschillende percelen heb ik de benaming aangehouden zoals door [de aardappelteler] opgegeven aan de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) in de Gecombineerde opgave 2021 Regelingengrondgebonden. Volgens deze Gecombineerde opgave 2021 Regelingen-grondgebonden zijn er op het bedrijf van [de aardappelteler] op perceel genaamd " [adres]" 12,37 ha consumptieaardappelen geteeld. Volgens deze Gecombineerde opgave 2021 Regelingen-grondgebonden is dit het enige perceel van [de aardappelteler] waar aardappelen op zijn geteeld.
[…]
Ik zag in de facturen, tevens zijnde spuitregistratie, van agrarisch loonbedrijf [eiseres] met betrekking tot de teelt van de aardappelen van [de aardappelteler] het volgende:
Boxer:
• Ik zag op de factuur met factuurdatum 15 juni 2021 dat op 31 mei 2021 37,02 liter Boxer is gebruikt op een perceel aardappelen van 12,34 ha aan de [adres] .
• Ik zag op de factuur met factuurdatum 15 juni 2021 dat op 10 juni 2021 4,50 liter Boxer is gebruikt op een perceel aardappelen van 1,50 ha aan de [adres] .
• Ik zag op de factuur met factuurdatum 30 juni 2021 dat op 17 juni 2021 12,34 liter Boxer is gebruikt op een perceel aardappelen van 12,34 ha aan de [adres] .
Ik zag in het Wettelijk Gebruiksvoorschrift van het gewasbeschermingsmiddel Boxer met toelatingsnummer 10701 N dat Boxer in de teelt van aardappelen één keer per teeltcyclus mag worden gebruikt. Ik zag op de facturen dat Boxer op het gehele perceel twee keer is gebruikt en op een deel van het perceel (1,50 ha) drie keer in één teeltcyclus.
Ik zag in het Wettelijk Gebruiksvoorschrift van Boxer dat in de teelt van aardappelen in één teeltcyclus maximaal vijf liter per ha van het middel gebruikt mag worden. Ik heb berekend dat op een deel van het perceel (1,50 ha) in één teeltcyclus zeven liter per ha is gebruikt.
Challenge:
• Ik zag op de factuur met factuurdatum 15 juni 2021 dat op 31 mei 2021 24,68 liter Challenge is gebruikt op een perceel aardappelen van 12,34 ha aan de [adres] .
• Ik zag op de factuur met factuurdatum 15 juni 2021 dat op 10 juni 2021 3,00 liter Challenge is gebruikt op een perceel aardappelen van 1,50 ha aan de [adres] .
Ik zag in het Wettelijk Gebruiksvoorschrift van het gewasbeschermingsmiddel Challenge met toelatingsnummer 8950 N dat Challenge in de teelt van aardappelen één keer per teeltcyclus mag worden gebruikt. Ik zag op de facturen dat Challenge op een deel van het perceel (1,50 ha) twee keer in één teeltcyclus is gebruikt.
Ik zag in het Wettelijk Gebruiksvoorschrift van Challenge dat in de teelt van aardappelen per toepassing maximaal drie liter per ha van het middel gebruikt mag worden. Ik heb berekend dat op een deel van het perceel (1,50 ha) in één teeltcyclus vier liter per ha is gebruikt.
Vervolgens schrijven de toezichthouders dat zij op 2 november 2021 [de aardappelteler] hebben verhoord. In dit verhoor, zoals weergegeven in het rapport, verwijst [de aardappelteler] ten aanzien van de spuitadministratie naar de facturen van eiseres en geeft hij aan dat zijn teeltadviseur de bij eiseres werkzame [naam] (hierna: [de teeltadviseur] ) is en dat hij het spuiten uit handen geeft aan eiseres. Daarna hebben de toezichthouders [de teeltadviseur] verhoord en hij zou volgens de weergave in het rapport daarbij hebben verklaard dat eiseres de bespuitingen op het perceel van [de aardappelteler] op 31 mei 2021, 10 juni 2021 en 17 juni 2021 heeft uitgevoerd en hebben erkend dat op 10 juni 2021 een extra bespuiting op 1,5 ha van het perceel is uitgevoerd. Op 9 december 2021 zijn de toezichthouders naar de locatie van eiseres gegaan en hebben daar [naam] , loonwerker en chauffeur bij eiseres, verhoord. Volgens het rapport zou de loonwerker onder meer hebben verklaard dat hij de opdrachten voor het spuiten, hoeveel en met welk middel, van [de teeltadviseur] krijgt, via de planner van eiseres die de middelen ook in de administratie invoert. De planner ( [naam] ) heeft vervolgens het formulier “opdrachtregels” aan de toezichthouders verstrekt en de toezichthouders constateren dat daarop het spuiten van het middel Callenge op 10 juni 2021 niet staat vermeld, terwijl dit wel op de facturen stond. De planner heeft dit op verzoek van de toezichthouders uitgezocht en op 10 januari 2022 heeft hij volgens het rapport verklaard dat het middel Challenge wel is gespoten op 10 juni 2021, dat hij dat later met de hand op de werkbon heeft bijgeschreven, dat dit nog niet op het formulier stond en dat de facturen dus kloppen. Desgevraagd heeft hij kopieën van de werkbonnen verstrekt. Ten slotte hebben de toezichthouders op 22 juni 2022 ook de bestuurder van eiseres, [naam] (hierna: [de gemachtigde van eiseres] ) verhoord. Op 10 juli 2022 heeft [de gemachtigde van eiseres] in aanvulling daarop een memo aan de toezichthouders gestuurd waarin hij onder meer aangeeft dat [de teeltadviseur] als teeltadviseur [de aardappelteler] heeft geadviseerd over de behandeling van het perceel, dat [de aardappelteler] die adviezen heeft bevestigd en [de teeltadviseur] heeft gevraagd dit ten uitvoer te brengen, welke instructie hij heeft doorgegeven aan de medewerker die bij eiseres het loonspuiten verzorgt. Ook schrijft [de gemachtigde van eiseres] in zijn memo dat de activiteit van eiseres zich beperkt tot adviseur en loonwerker en dat de agrariër de opdrachtgever en eindverantwoordelijke is. In het rapport van bevindingen concluderen de toezichthouders dat er gehandeld werd in strijd met het vastgestelde Wettelijk gebruiksvoorschrift en dat dit onder meer eiseres wordt aangerekend.
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd: “Er werden gewasbeschermingsmiddelen, zijnde Boxer (10701 N) en Challenge (8950 N), verkeerd gebruikt.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 20, eerste lid van de Wgb, gelezen in samenhang met artikel 55 van Verordening 1107/2009 [1] .
Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van € 1.500,-.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat verweerder de boete terecht heeft opgelegd maar dat het beroep gegrond is omdat de redelijke termijn is overschreden. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voert aan dat zij geen overtreding heeft begaan. Zij ontvangt als loonspuitbedrijf de opdracht van de teler om werkzaamheden uit te voeren en de teler draagt de verantwoordelijkheid om de loonspuiter te informeren (middels een spuitadministratie) wat er reeds op dit perceel is gespoten. De teler kan ook anderen bespuitingen laten uitvoeren en daarvan weet eiseres dan niets als de teler dit niet meldt of in de spuitadministratie laat zien. [de aardappelteler] was verplicht een spuitadministratie bij te houden, maar heeft dat niet gedaan. Ten onrechte wordt de verantwoordelijkheid niet bij hem maar bij eiseres gelegd. De NVWA baseert zich enkel op aannames, zonder feitelijk onderzoek te doen. Daarnaast was in de bezwaarprocedure geen sprake van een neutrale hoorzitting en een onafhankelijke beoordeling. Voorts voert eiseres aan dat er in dit geval niet in strijd is gehandeld met de gebruiksvoorschriften van de gebruikte gewasbeschermingsmiddelen. Uit de definitielijst van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) volgt namelijk dat er meerdere teeltcycli per jaar zijn en dat betekent dat meerdere bespuitingen wel zijn toegestaan als is voorgeschreven dat er één keer per teeltcyclus mag worden gespoten. In dit geval was de teelt bij de kopakkers mislukt vanwege hevige regenval, waarna de teler de kopakkers opnieuw heeft bewerkt en opnieuw aardappels heeft gepoot. Er was dus sprake van een nieuwe teeltcyclus. Bovendien is van een overschrijding van de dosering geen sprake. Er moet namelijk naar de totale perceelgrootte worden gekeken. Het Ctgb definieert dosering als de hoeveelheid product die per eenheid te behandelen oppervlakte, volume of gewicht wordt toegepast en in de praktijk wordt altijd gesproken over gewaspercelen en niet over een deel daarvan. Verder staat er in het wettelijk gebruiksvoorschrift van Boxer dat het één keer per teeltcyclus mag worden toegepast en een dosering van 5 liter / ha is toegestaan, maar staat er ook in dat een maximaal aantal liter per hectare per teeltcyclus is toegestaan. Blijkbaar zijn er dus meerdere toepassingen mogelijk zolang de maximale dosering maar niet wordt overschreden, aldus eiseres.
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat in een geval als het onderhavige, waarin een boete is opgelegd, de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, rust op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. Verweerder moet daarom het bewijs leveren dat eiseres de gewasbeschermingsmiddelen verkeerd heeft gebruikt en dat dit haar kan worden verweten.
6.2.
Voor dat bewijs steunt verweerder op de in het rapport van bevindingen beschreven constateringen van de toezichthouders. De rechtbank gaat voorbij aan het betoog van eiseres over de in het rapport weergegeven verklaringen van [de aardappelteler] en anderen, omdat de conclusies van de toezichthouders dat een overtreding is begaan, niet op die verklaringen is gestoeld. Uit het rapport blijkt namelijk dat de toezichthouders het gestelde verkeerde gebruik van gewasbeschermingsmiddelen afleiden uit de door [de aardappelteler] verstrekte facturen van eiseres. Voorts betwist eiseres niet dat die facturen (die bij het rapport van bevindingen zijn gevoegd) door haar zijn opgesteld en dat de daarop weergegeven informatie over wanneer, waar en wat is gespoten juist is. Uit die facturen blijkt, zoals de toezichthouders in het rapport ook schrijven, dat het gewasbeschermingsmiddel Boxer op 31 mei 2021 en op 17 juni 2021 op het gehele perceel is gespoten en op 10 juni 2021 ook nog een keer op een deel van het perceel (1,5 hectare) en dat op dat deel in totaal 7 liter per hectare is gebruikt. Ook blijkt uit de facturen van eiseres dat het gewasbeschermingsmiddel Challenge op 31 mei 2021 op het gehele perceel is toegepast en vervolgens op 10 juni 2021 nogmaals op een deel van het perceel (1,5 hectare) en dat op dit deel in totaal 4 liter per hectare is gebruikt.
6.3.
In de door het Ctgb vastgestelde Wettelijke Gebruiksvoorschriften van Boxer en Challenge staat bij aardappelen dat het maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus één is. De middelen mogen bij aardappelen dus maar één keer per teeltcyclus worden gebruikt. Boxer is op 31 mei 2021 en op 17 juni 2021 op het gehele perceel gebruikt. Dat is dus één keer te veel. Daarnaast zijn de middelen Boxer en Challenge op 10 juni 2021 (na bespuiting van het gehele perceel met beide middelen op 31 mei 2021) nogmaals toegepast op 1,5 hectare van dat perceel. Dit betreft de kopakkers. Eiseres heeft gesteld dat na de eerste bespuiting op dit deel de gepote aardappels na hevige regenval zijn verwijderd, de grond opnieuw is bewerkt en vervolgens nieuwe aardappels zijn gepoot. Ter onderbouwing heeft hij een verklaring van de teler ( [de aardappelteler] ) van 12 juni 2024 overgelegd. Weliswaar merkt verweerder terecht op dat [de aardappelteler] eerder tegenover de toezichthouders niets over het opnieuw poten van de kopakkers heeft verklaard, maar de rechtbank ziet daarin op zichzelf geen reden om aan de juistheid van de verklaring van 12 juni 2024 te twijfelen. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor twijfel aan de stelling van eiseres dat na de eerste bespuiting in de kopakkers na grondbewerking nieuwe aardappels zijn gepoot. De rechtbank volgt eiseres evenwel niet in haar betoog dat daarmee sprake was van een nieuwe teeltcyclus waarin opnieuw de middelen Challenge en Boxer mochten worden gebruikt. In de door het Ctgb opgestelde Definitielijst Termen Wettelijk Gebruiksvoorschriften is een teeltcyclus gedefinieerd als: “De periode voor een volledige productiecyclus van het gewas vanaf het zaaien/poten/planten/uitlopen tot en met de oogst. Een teeltcyclus beslaat maximaal 12 maanden. Er kunnen meerdere teeltcycli per jaar zijn.” Voorts volgt uit het document ‘Teeltcycli van land- en tuinbouwgewassen in Nederland’ (dat door het Ctgb wordt gebruikt bij de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen) dat bij aardappelen wordt uitgegaan van één teeltcyclus per jaar. Hieruit kan worden geconcludeerd dat als in een Wettelijk Gebruiksvoorschrift staat dat een middel bij aardappelen maximaal één keer mag worden toegepast per teeltcyclus (zoals bij Boxer en Challenge), het middel dus maar één keer per jaar bij aardappelen mag worden gebruikt. Dat geldt ook in een geval zoals het onderhavige, waarin na hevige regengeval nieuwe aardappels zijn gepoot. Dit vindt bevestiging in een e-mailbericht van het Ctgb van 12 juli 2024, waarin het Ctgb aan verweerder heeft bericht dat bij de beoordeling van Boxer en Challenge is uitgegaan van één toepassing per twaalf maanden en dat er geen risicobeoordeling is gedaan voor het vaker toepassen per twaalf maanden. Nu gebleken is dat Challenge en Boxer meer dan één keer binnen twaalf maanden op hetzelfde (deel van het) perceel zijn toegepast, is dus in strijd gehandeld met het Wettelijk Gebruiksvoorschrift van deze middelen.
6.4.
Wat betreft de dosering staat in het Wettelijk Gebruiksvoorschrift van Boxer dat bij aardappelen de dosering per toepassing 5 liter per hectare is en dat er maximaal 5 liter per hectare per teeltcyclus mag worden toegepast. Zoals in het rapport van bevindingen staat beschreven en uit de facturen volgt, is op 1,5 hectare van het perceel (de kopakkers) in totaal 7 liter Boxer per hectare gebruikt. Dit is dus in strijd met het Wettelijke Gebruiksvoorschrift. In het Wettelijk Gebruiksvoorschrift van Challenge is voor aardappelen een dosering van 2 tot 3 liter per hectare per toepassing voorgeschreven waarbij is vermeld dat er maximaal 1 toepassing geldt per teeltcyclus. Uit het rapport van bevindingen volgt dat op 1,5 hectare van het perceel (de kopakkers) 4 liter Challenge per hectare is gebruikt en dat is dus meer dan in het Wettelijk Gebruiksvoorschrift van dit middel is voorgeschreven. Daaraan doet niet af dat gemiddeld genomen ten aanzien van het totale perceel de maximale dosering van 5 liter per hectare (voor Boxer) en 3 liter (voor Challenge) niet is overschreden. In de Wettelijke Gebruiksvoorschriften staat immers duidelijk een dosering per hectare voorgeschreven en niet per perceel. Uit de door eiseres genoemde definitie van dosering in eerder genoemde definitielijst kan ook niet worden afgeleid dat het zou gaan om een totale dosering per perceel.
6.5.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat op het betreffende perceel in mei en juni 2021 de gewasbeschermingsmiddelen Boxer en Challenge in strijd met de Wettelijke Gebruiksvoorschriften zijn toegepast. Daarmee is gehandeld in strijd met artikel 55 van Verordening 1107/2009, waarin staat dat gewasbeschermingsmiddelen op juiste wijze moeten worden gebruikt en dat aan de gebruiksvoorschriften van deze middelen moet worden voldaan. Dit voorschrift richt zich tot alle gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen en dus ook tot eiseres. Zij heeft immers de middelen Boxer en Challenge op een perceel gespoten en dus deze middelen gebruikt, waarbij aan de gebruiksvoorschriften moest worden voldaan. Dit volgt ook uit artikel 1, eerste lid, van de Wgb waarin gebruiker is gedefinieerd als “iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die een gewasbeschermingsmiddel of biocide toepast, toedient, doet toepassen, of doet toedienen.” Eiseres stelt wel terecht dat de teler ook een verantwoordelijkheid draagt, in het bijzonder ten aanzien van het bijhouden van een spuitadministratie, maar dat doet niet af aan de eigen verantwoordelijkheid van eiseres om bij haar gebruik van gewasbeschermingsmiddelen aan de voorschriften te voldoen. Bovendien staat in dit geval voor de rechtbank voldoende vast dat eiseres op de hoogte was van de bespuitingen die ertoe hebben geleid dat Challenge en Boxer vaker en in grotere hoeveelheden zijn toegepast dan in de Wettelijke Gebruiksvoorschriften was toegestaan. De bespuitingen van het perceel op 31 mei 2021, 10 juni 2021 en 17 juni 2021 zijn immers allemaal door medewerkers van eiseres uitgevoerd en staan ook gedetailleerd vermeld op de door eiseres opgestelde facturen.
6.6.
Verweerder heeft dus in het boetebesluit terecht vastgesteld dat eiseres de overtreding heeft begaan en heeft dit in het bestreden besluit terecht gehandhaafd. Het is de rechtbank ook niet gebleken dat verweerder in de bezwaarprocedure verkeerd heeft gehandeld. Eiseres is in de gelegenheid gesteld haar bezwaargronden naar voren te brengen en is ook gehoord. In bezwaar moet, gelet op artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een volledige heroverweging van het primaire besluit plaatsvinden, maar deze wordt wel uitgevoerd door hetzelfde bestuursorgaan dat het primaire besluit heeft genomen. Anders dan eiseres wenst, ziet de bezwaarprocedure dus niet op een onpartijdige, onafhankelijke beoordeling van het bezwaar door een ander orgaan.
7. Met betrekking tot de hoogte van de boete voert eiseres aan dat van een ernstig risico of gevaar voor de volksgezondheid, diergezondheid of het milieu geen sprake is. De dosering van de middelen is niet overschreden op dit perceel en er is met moderne spuitapparatuur gewerkt waardoor er op geen enkele wijze te concluderen valt dat de middelen in het oppervlaktewater terecht zouden komen. Voor mens en dier zijn onkruidbestrijdingsmiddelen al helemaal geen risico voor de gezondheid; hier wordt immers op getoetst door het Ctgb. Daarnaast is geen sprake geweest van doelbewust handelen. De medewerker van eiseres heeft te goeder trouw de middelen toegepast, niet beter wetend (door het ontbreken van een spuitadministratie). Verder concludeert verweerder ten onrechte dat er geen sprake is van een geringe financiële draagkracht. Dit is niet gevraagd aan eiseres, laat staan onderzocht. Eiseres heeft een zeer moeizaam jaar gehad met een negatief resultaat. Gelet op alle omstandigheden was een waarschuwing passender geweest, dan wel had de boete in elk geval moeten worden gematigd. Daarbij wijst eiseres ook op de lange duur van de gehele procedure.
7.1.
Op grond van artikel 90 van de Wgb [2] is verweerder bevoegd eiseres voor de vastgestelde overtreding een boete op te leggen. Verweerder heeft in interventiebeleid geregeld op welke wijze met deze boetebevoegdheid wordt omgegaan. In dit geval is het Specifiek interventiebeleid gewasbeschermingsmiddelen en biociden van toepassing. [3] Daarin is deze overtreding aangemerkt als categorie B (waarbij direct een boete wordt opgelegd) of categorie C (waarbij eerst wordt gewaarschuwd), al naar gelang de ernst van het gevaar dat de overtreding inhoudt voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu. Daarbij is in het interventiebeleid benoemd dat het bij categorie C gaat om een herstelbare overtreding en een incident en om een geringe hoeveelheid en geringe gevolgen, terwijl het bij categorie B gaat om onherstelbare overtredingen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deze overtreding door eiseres terecht aangemerkt als categorie B, waarvoor direct een boete mocht worden opgelegd. Het gaat in feite om vier overtredingen op hetzelfde perceel waardoor er te veel gewasbeschermingsmiddel is gebruikt en dat is niet meer herstelbaar. In Bijlage XIII van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden is de boete voor deze overtreding, door een professioneel gebruiker, vastgesteld op € 1.500, zoals ook aan eiseres is opgelegd. De rechtbank vindt dit bedrag niet onevenredig hoog. Eiseres heeft als professioneel gebruiker twee verschillende gewasbeschermingsmiddelen te vaak toegepast en er ook te veel van toegepast. Er kan wel degelijk sprake zijn van een risico voor mens, dier of milieu. De middelen zijn door het Ctgb immers alleen beoordeeld voor één toepassing per jaar en met de in de Wettelijke Gebruiksvoorschriften vastgestelde dosering en onder die voorwaarden veilig geacht. Dat volgens eiseres geen sprake was van opzet kan ook niet tot een lagere boete leiden, nu opzet geen voorwaarde is voor het opleggen van deze bestuurlijke boete. Bij de boetes in dit soort zaken wordt uitgegaan van een normale verwijtbaarheid en voor de rechtbank staat voldoende vast dat eiseres de overtreding kan worden verweten. Ten aanzien van de financiële draagkracht merkt de rechtbank op dat eiseres dit pas in beroep naar voren heeft gebracht, zodat verweerder niet kan worden verweten dat dit punt in de bezwaarprocedure niet is behandeld. De rechtbank ziet in het door eiseres gestelde ook geen reden om de boete in beroep te matigen, nu gesteld noch gebleken is dat eiseres niet in staat was de boete van € 1.500,- te betalen of door die betaling in financiële problemen is gekomen. Het is de rechtbank ook overigens niet gebleken dat er bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan verweerder de boete had moeten matigen.
7.2.
Het betoog van eiseres dat de procedure lang geduurd heeft, vat de rechtbank op als een beroep op schending van de redelijke termijn. Volgens vaste jurisprudentie [4] geldt bij punitieve sancties als uitgangspunt dat de redelijke termijn is overschreden als, behoudens bijzondere omstandigheden, de rechtbank niet binnen twee jaar nadat deze termijn is aangevangen uitspraak doet. De termijn vangt aan op het moment dat het bestuursorgaan een handeling heeft verricht waaraan eiseres de verwachting kon ontlenen dat het bestuursorgaan haar een boete zou opleggen; dit is in de regel het moment van het voornemen tot boeteoplegging. Voorts geldt dat de boete wordt verminderd met 5 % per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden. Ook in dit geval is de redelijke termijn aangevangen met het uitbrengen van het voornemen, op 27 oktober 2022. Op het moment van deze uitspraak is de redelijke termijn met twee maanden overschreden. De rechtbank ziet in deze overschrijding aanleiding om de boete van € 1.500,- te matigen met 5 % tot een bedrag van € 1.425,-.

Conclusie en gevolgen

8. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht de boete heeft opgelegd, maar dat het boetebedrag wordt verlaagd omdat de redelijke termijn is overschreden. Omdat de rechtbank het boetebedrag verlaagt, wordt het bestreden besluit in zoverre vernietigd en het primaire besluit in zoverre herroepen. Het beroep is dus gegrond.
9. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat het door eiseres betaalde griffierecht wordt vergoed. Voor de toerekening hiervan geldt als uitgangspunt dat de bestuurlijke fase onredelijk lang heeft geduurd voor zover deze de duur van een jaar overschrijdt en hetzelfde geldt voor de rechterlijke fase. In dit geval is de overschrijding volledig aan de rechtbank toe te rekenen. De rechtbank zal dan ook de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) opdragen het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden. Van te vergoeden proceskosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 28 april 2023, voor zover dat ziet op de hoogte van de boete;
  • herroept het primaire besluit, voor zover dat ziet op de hoogte van de boete;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit;
  • stelt de boete vast op € 1.425,-;
  • bepaalt dat de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad
2.Gelezen in samenhang met artikel 20, eerste lid, van de Wgb
3.IB02-SPEC05, versie 3, regels 05R000810 en 05R000820