ECLI:NL:RBROT:2024:12225

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
10-169563-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vuurwapenbezit en munitie met veroordeling tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De verdachte, geboren in 2002 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. F.T. Sakrak. De officier van justitie, mr. M.A.A. Smetsers, eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 mei 2024 in Rotterdam een vuurwapen, een Glock, met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. Dit werd bewezen door DNA-sporen op het wapen en de bekentenis van de verdachte. Echter, de rechtbank sprak de verdachte vrij van het voorhanden hebben van twee andere wapens, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij wetenschap had van hun aanwezigheid en dat hij daarover kon beschikken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf op van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de zorgwekkende situatie rondom het bezit van vuurwapens in de samenleving. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-169563-24
Datum uitspraak: 17 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in [detentieadres],
raadsman mr. F.T. Sakrak, advocaat te Zaandam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte bewust drie vuurwapens aanwezig heeft gehad en daarbij feitelijke macht had over de vuurwapens. Op alle drie de wapens is DNA van de verdachte aangetroffen. De verdachte moet zich bewust zijn geweest van de waarschijnlijke aanwezigheid van de vuurwapens. De verdachte wist immers dat de medeverdachte wapens had. Als de verdachte het had gewild, had hij ook over de wapens kunnen beschikken. Derhalve is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in vereniging drie vuurwapens met munitie voorhanden heeft gehad.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van twee van de drie wapens, namelijk de HS en de Canik. De verdachte heeft bekend dat de Glock van hem was. De verdachte heeft geen wetenschap en beschikkingsmacht gehad over de andere twee wapens. Hij heeft de wapens eerder gezien in Italië en uit nieuwsgierigheid aangeraakt. De verdachte kon echter niet weten dat deze wapens meegenomen waren naar Nederland.
4.1.3.
Beoordeling
Om te kunnen spreken van het voorhanden hebben van vuurwapens is onder meer vereist dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de in de woning en in de auto aangetroffen vuurwapens en dat hij daarover kon beschikken. Het vuurwapen van het merk Canik Sf Rival is aangetroffen onder het matras in de slaapkamer waar Gultepe lag te slapen. De verdachte heeft verklaard dit wapen eerder te hebben gezien en te hebben aangeraakt. De verdachte had kunnen weten dat Gultepe het wapen bij zich droeg, aangezien Gultepe dit wapen eerder aan hem heeft laten zien. Uit het dossier blijkt echter niet dat de verdachte op 22 mei 2024 over dit wapen kon beschikken. Ten aanzien van het vuurwapen van het merk HS Xd Sub Compact Mod 2 blijkt niet uit het dossier dat de verdachte redelijkerwijs had moeten weten dat het zich in een verborgen vak onder het dashboardkastje in de auto bevond. Hierdoor kan niet zonder meer worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van dit vuurwapen. Evenmin blijkt uit het dossier dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, waardoor medeplegen niet kan worden vastgesteld. Derhalve kan niet worden gesproken van wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte deze twee vuurwapens voorhanden heeft gehad. De rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij. Wat de Glock betreft, heeft de verdachte vanaf het moment van zijn aanhouding verklaard dat het vuurwapen van hem is en dat hij het heeft aangeschaft ter bescherming van zichzelf. Hij droeg dit wapen ook bij zich toen hij werd aangehouden. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit vuurwapen voorhanden heeft gehad.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte één vuurwapen, te weten de Glock, met bijbehorende munitie, voorhanden heeft gehad.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 22 mei 2024 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van
 een pistool, van het merk Glock, type model 17, kaliber 9 mm
en
bijbehorende munitie, in de zin van art. 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 16 (S & B) kogelpatronen (kaliber 9x19 mm),
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
Bij een inval ter aanhouding van een andere verdachte op 22 mei 2024, is de verdachte aangetroffen met een vuurwapen naast zich. Desgevraagd heeft de verdachte verklaard het vuurwapen via Telegram te hebben aangeschaft, binnen één week na zijn aankomst in Nederland.
Het gemak waarmee vuurwapens tegenwoordig kunnen worden aangeschaft, is zeer zorgelijk. De aanwezigheid en het gebruik van vuurwapens is een toenemend probleem. Het voorhanden hebben van een vuurwapen leidt immers al te vaak tot het gebruik daarvan, met alle gevolgen van dien. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens moet daarom streng worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden,
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Joele, voorzitter,
en
mrs. J.C. Halk en N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van
mr. N.S.S. Obispo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 mei 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meerdere wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een of meerdere vuurwapens in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van
  • een pistool, van het merk Canik, type SFX Rival, kaliber 9 mm en/of
  • een pistool, van het merk Glock, type model 17, kaliber 9 mm en/of
  • een pistool, van het merk HS, type model XD Sub Compact, kaliber 9 mm
en/of
(bijbehorende) munitie, in de zin van art. 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 17 (Mke) en/of 5 (S & B) en/of 16 (S & B), althans een of meerdere, kogelpatronen (kaliber 9x19 mm),
voorhanden heeft gehad