ECLI:NL:RBROT:2024:12255

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
10/122514-2/ TUL VV: 13/162116-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van de Geneesmiddelenwet en de Opiumwet met gevangenisstraf en taakstraf

Op 26 juli 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die is beschuldigd van het overtreden van de Geneesmiddelenwet en de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1995, heeft twee pakketten aangeboden voor verzending bij een koeriersbedrijf, waarin respectievelijk 10 kilo ketamine en 1,3 kilo hasjiesj waren verstopt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met de wetgeving omtrent verdovende middelen. De rechtbank achtte zich bevoegd om de zaak te behandelen, omdat de economische delicten samenhangen met commune delicten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 240 dagen geëist, waarvan 193 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een gevangenisstraf op van 240 dagen, waarvan 193 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank motiveerde de straf door te wijzen op de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid. De verdachte heeft een verleden met soortgelijke delicten en er zijn zorgen over zijn stabiliteit en verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan behandelingen, om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/122514-24
Parketnummer vordering TUL VV: 13/162116-23
Datum uitspraak: 26 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. M. Baadoudi, advocaat te Haarlem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 193 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met reclasseringstoezicht en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 24 juni 2024, alsmede een taakstraf voor de duur van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/162116-23.

4.Bevoegdheid rechtbank

De rechtbank stelt vast dat aan de verdachte onder 1 (primair en subsidiair) een economisch en onder 2 een commuun delict ten laste is gelegd. Ingevolge artikel 39, tweede lid, van de Wet op de economische delicten is berechting door een andere dan de economische kamer mogelijk indien economische delicten zijn begaan in samenhang met een of meer strafbare feiten, niet zijnde economische delicten waarvan de rechtbank bevoegd is kennis te nemen en die economische delicten ten laste zijn gelegd samen met een of meer van die andere strafbare feiten. Deze situatie doet zich in dit geval voor.
Beide ten laste gelegde feiten zien op het uitvoeren van stoffen (ketamine respectievelijk hasjiesj), de modus operandi was dezelfde (het bij een servicepunt van een koeriersbedrijf afgeven van een pakket ter verzending naar het buitenland), volgens de eigen verklaring van de verdachte op zitting heeft hij beide pakketten verzonden voor dezelfde opdrachtgever, en voor beide feiten geldt dat (mede) sprake is van bescherming van hetzelfde rechtsbelang, namelijk dat van de volksgezondheid. Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een zodanige samenhang tussen de beide feiten, dat zij zich bevoegd acht ook het economische feit te behandelen en daarop te beslissen.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Door de raadsman is geen vrijspraak bepleit. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 14 februari 2024 te Sliedrecht, opzettelijk zonder registratie een hoeveelheid van ongeveer 10 kilogram ketamine (ter uitvoer) heeft afgeleverd;
2
hij in de periode van 14 maart 2024 tot en met 18 maart 2024 te Amsterdam en NieuwVennep opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in art. 1 lid 5 Opiumwet, ongeveer 1300 gram van een
gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
(hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een
middel als bedoeld
inde bij die wet behorende lijst II
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.primair

overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;

2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft opzettelijk – zonder dat hij beschikte over de vereiste registratie – een pakket met daarin 10 kilo ketamine ter verzending naar het buitenland aangeboden bij pakketdienst GLS in Sliedrecht. Een maand later heeft de verdachte een pakket met daarin ongeveer 1,3 kilo hasjiesj ter verzending naar het buitenland aangeboden bij een inleverpunt van DHL in Amsterdam. Door zo te handelen heeft de verdachte de volksgezondheid, die de Geneesmiddelenwet onder meer beoogt te beschermen, in gevaar gebracht. Tevens heeft de verdachte met zijn handelwijze bijgedragen aan de instandhouding van de markt voor verdovende middelen. Hasjiesj is een voor de volksgezondheid schadelijke stof en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Het gebruik van hasjiesj is daarnaast een oorzaak van vele vormen van criminaliteit. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Rapportages
Reclassering Nederland, Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 juni 2024. Dit rapport houdt in dat de verdachte geen stabiliteit kent en vrijwel binnen alle leefgebieden problemen heeft. Hij toont minimale inzet om hier verandering in aan te brengen. De reclassering vermoedt dat dit deels te verklaren is vanuit onmacht als gevolg van de aanwezige verslavingsproblematiek, problemen op het gebied van psychosociaal functioneren en een licht verstandelijke beperking. De veroordeelde woont noodgedwongen bij zijn moeder omdat hij de woonvoorziening uit is gezet. De verdachte beschikt niet over zinvolle dagbesteding en er is sprake van problematisch middelengebruik (alcohol en drugs). Het kleine, maar steunend, sociaal netwerk wordt gezien als beschermende factor. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Als bijzondere voorwaarden gesteld onder parketnummer 13/080790-22 gelden: meldplicht, behandelverplichting, begeleid wonen, aflossen van schulden en middelencontrole. Via de schorsing van de preventieve hechtenis van het huidige parketnummer is daar verplichte dagbesteding bijgekomen. De reclassering ziet een meerwaarde in al deze bijzondere voorwaarden, gezien het de verdachte op vrijwillige basis niet lukt om structurele dagbesteding te vinden dan wel te behouden en een eerdere ambulante verslavingsbehandeling door onvoldoende inzet van de verdachte niet tot een inhoudelijke behandeling is gekomen. Door de wisselende houding, inzet en motivatie van de verdachte heeft de reclassering twijfels bij de haalbaarheid van een reclasseringskader met bijzondere voorwaarden. Echter, door de aanwezige onderliggende problematiek lijkt het voortbestaan van interventies gericht op middelengebruik, psychosociaal functioneren, huisvesting en dagbesteding noodzakelijk om de kans op recidive te verlagen. Als bijzondere voorwaarden adviseert de reclassering daarom een meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, ambulante behandeling, begeleid wonen/maatschappelijke opvang, verplichte dagbesteding en middelencontrole.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank ook gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Op zitting heeft de verdachte verklaard dat hij openstaat voor begeleiding door de reclassering en bereid is om zijn medewerking te verlenen aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Ter verdere voorkoming van recidive acht de rechtbank het van belang dat de verdachte de ambulante behandeling gericht op zijn verslavingsproblematiek zal ondergaan en zich zal inspannen voor het vinden en behouden van structurele dagbesteding. Om die reden zal de rechtbank een groot gedeelte van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, dit om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Verder acht de rechtbank, net als de officier van justitie, naast een gevangenisstraf ook een taakstraf van na te noemen duur passend en geboden. In strafmatigende zin heeft de rechtbank meegewogen de passieve rol van de verdachte, die zich naar het lijkt door zijn drugsdealer heeft laten gebruiken als loopjongen, en het feit dat hij op zitting tot op zekere hoogte openheid van zaken heeft gegeven. Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 11 juli 2023 van de politierechter in de rechtbank Amsterdam is de verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van 20 dagen, waarvan een gedeelte – groot 10 dagen – voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 25 juli 2023.
9.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank acht echter geen termen aanwezig om de vordering toe te wijzen, omdat het een andersoortig feit betreft. De vordering tenuitvoerlegging zal daarom worden afgewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, artikel 38 van de Geneesmiddelenwet en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart zich bevoegd kennis te nemen van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
193 (honderddrieënnegentig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering [naam reclassering] op het adres [adres 2] te [plaats] . De veroordeelde blijft zich gedurende de proeftijd melden bij reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie CoVa-plus of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. de veroordeelde laat zich (ambulant) behandelen door het Forensisch Ambulant Zorgteam (FAZ) van [naam reclassering] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart onder parketnummer 13/08079022. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, indien de zorgverlener dat nodig vindt;
4. de veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra er een passende wooninstelling gevonden is en de veroordeelde geplaatst kan worden na een wachtlijst. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5. de veroordeelde het vinden en behouden van geschikt betaald werk dan wel onbetaald werk via dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
6. de veroordeelde werkt mee aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan voor deze controle urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 200 (honderd) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
100 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
wijst afde gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 11 juli 2023 van de politierechter in de rechtbank Amsterdam aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. P. Joele en L. den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 26 juli 2024.
De oudste rechter, jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op 14 februari 2024 te Sliedrecht, al dan niet opzettelijk zonder registratie een hoeveelheid van ongeveer 10 kilogram ketamine, in elk geval een werkzame stof, (ter uitvoer) heeft afgeleverd
subsidiair
hij op 14 februari 2024 te Sliedrecht, al dan niet opzettelijk ter uitvoering van het door hem,
verdachte, voorgenomen misdrijf om zonder registratie ongeveer 10 kilogram,
althans een hoeveelheid (van een stof bevattende) ketamine, in elk geval een
werkzame stof, uit te voeren dan wel anderszins buiten het grondgebied van
Nederland te brengen een (post)pakket ter verzending aan heeft geboden bij GLS;
( art 38 Geneesmiddelenwet )
2
hij in de periode van 14 maart 2024 tot en met 18 maart 2024 te Amsterdam en/of Nieuw Vennep opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in art.
1. lid 5 Opiumwet, ongeveer 1300 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
(hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een
middel als bedoeld de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 4 Opiumwet, art 3 ahf/ond A Opiumwet )