ECLI:NL:RBROT:2024:12256

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
10/180204-23, 10/061813-23/ VI-nummer: 99/000202-40
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van brandstichtingen, valsheid in geschrifte, witwassen en diefstal met geweld

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 26 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder het medeplegen van brandstichtingen, valsheid in geschrifte, witwassen en diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 2000, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij vijf brandstichtingen die plaatsvonden tussen juni en oktober 2023, waarbij onder andere voertuigen en een bedrijfspand in brand zijn gestoken. De rechtbank heeft bewijs gevonden in de vorm van videobestanden en afbeeldingen op de in beslag genomen mobiele telefoons van de verdachte, die een directe link legden naar de brandstichtingen. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest, maar de rechtbank achtte de verklaringen ongeloofwaardig en concludeerde dat er voldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van valsheid in geschrifte met betrekking tot een koopovereenkomst van een voertuig, die valselijk was opgemaakt om de herkomst van de financiering te verhullen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen deze overeenkomst had vervalst. Ook werd hij beschuldigd van witwassen, omdat de auto, die op naam van zijn moeder stond, vermoedelijk was aangeschaft met geld dat afkomstig was uit misdrijf. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wist dat de auto middellijk uit een misdrijf afkomstig was.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij rekening is gehouden met zijn jonge leeftijd en het feit dat de feiten zijn gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling. De rechtbank heeft ook de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gelast, waardoor de verdachte 365 dagen extra gevangenisstraf moet ondergaan. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte ook werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/180204-23, 10/061813-23
VI-nummer: 99/000202-40
Datum uitspraak: 26 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de penitentiaire inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. H.J. Andel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/180204-23 onder 1 tot en met 8 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/061813-23 ten laste gelegde met partiële vrijspraak ten aanzien van het bestanddeel ‘tezamen en in vereniging’;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest;
  • herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de zaak met VI-nummer 99/000202-40.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Bewijswaardering in de zaak met parketnummer 10/180204-23
4.1.1.
Ten aanzien van feiten 1,2,3,4 en 8 (de ten laste gelegde brandstichtingen)
Standpunt verdediging
Door de verdediging is bepleit dat de verdachte van de ten laste gelegde brandstichtingen dient te worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De Samsung Galaxy A10 die bij de verdachte is aangetroffen, is niet van hem en is ook niet bij hem in gebruik geweest. Uit de inhoud van deze telefoon blijkt niet dat deze aan de verdachte is te koppelen. Deze telefoon is van een andere persoon, van wie verdachte de naam om veiligheidsredenen niet wil zeggen. De op zijn mobiele telefoons (de iPhone 14 Pro Max en de iPhone 12 Pro Max) aangetroffen afbeeldingen en videobestanden heeft de verdachte ontvangen via social media zoals Snapchat, Telegram en Instagram. De verdachte neemt veel deel aan groepsgesprekken op social media en krijgt dagelijks videobestanden en afbeeldingen doorgestuurd, waaronder video’s en afbeeldingen van vuurwapens, brandstichtingen en aanslagen met behulp van cobra’s. Veel van deze afbeeldingen en video’s verwijdert hij, maar soms laat hij dit ook na uit onachtzaamheid of onverschilligheid. De op zijn mobiele telefoons gevonden afbeeldingen en videobestanden vormen geen bewijs dat de verdachte op welke wijze dan ook bij de hem ten laste gelegde brandstichtingen betrokken zou zijn.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte wordt verdacht van het medeplegen van een vijftal brandstichtingen op verschillende data en locaties in Rotterdam en omgeving. In de periode van 15 juni 2023 tot en met 18 juli 2023 hebben vier brandstichtingen plaatsgevonden, waarbij drie auto’s en een bedrijfspand in brand zijn gestoken (feiten 1 tot en met feit 4). De verdachte is op 27 juli 2023 aangehouden. In zijn slaapkamer werden twee mobiele telefoons aangetroffen: de hierboven genoemde iPhone 14 Pro Max en Samsung Galaxy A10. Op 15 oktober 2023 is ook een auto in brand gestoken (feit 8). De verdachte is op 10 januari 2024 opnieuw aangehouden, bij welke gelegenheid de mobiele telefoon van het merk iPhone 12 Pro Max onder hem in beslag is genomen. Op de drie ten laste van verdachte in beslag genomen mobiele telefoons zijn verschillende videobestanden, afbeeldingen, chatgesprekken en zoektermen aangetroffen, die aan de verschillende brandstichtingen zijn te relateren.
Zo is op de iPhone 14 Pro Max op 15 juni 2023 een videobestand aangetroffen van de brandstichting van een Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer 1] , welk videobestand om 06.30.09 uur is gecreëerd. Bij de politie is rond 06.32 uur melding gemaakt van het in brand steken van voornoemd voertuig (feit 1). Dit voertuig stond geparkeerd tegenover de supermarkt de Lidl aan de [adres 2] te Rotterdam. Op de iPhone 14 Pro Max was even daarvoor, om 05.55.08 uur, een schermafbeelding van Snapchat gecreëerd met de tekst: “Lidl Spangen Zwarte Golf R, [kentekennummer 2] ”. Rond het tijdstip van de brandstichting, om 06.30.56, 06.31.29 en 06.33.02 uur, is op deze telefoon gebruik gemaakt van de applicatie Facetime om te videobellen. Enkele uren na de brandstichting, op 15 juni 2023 om 08.33.31 uur, is er op deze mobiele telefoon een afbeelding gecreëerd van een nieuwsartikel met als titel: “Voertuigbrand op Mathenesserdijk in Rotterdam”.
Op 9 juli 2023 is om 03.07.58 uur melding gemaakt bij de politie van brandstichting van een Mercedes Benz met kenteken [kentekennummer 3] aan de Rodenstein te Rotterdam (feit 2). Op de iPhone 14 Pro Max is een videobestand aangetroffen van een voertuig dat in brand wordt gestoken. Gezien de locatie van het voertuig lijkt deze brandstichting zichtbaar op het videobestand te hebben plaatsgevonden op de Rodenstein te Rotterdam. Het videobestand is gecreëerd op 9 juli 2023 om 07.46.00 uur, maar de video moet op een eerder tijdstip zijn opgenomen, omdat het op de video buiten nog donker was en volgens de gegevens van het KNMI de zon op 9 juli 2023 opkwam om 05.31 uur. Ook is op 9 juli 2023 om 07.46.30 uur op de IPhone 14 Pro Max een afbeelding gecreëerd van een website waarbij een 112-melding werd weergegeven met als titel “Voertuigbrand op Rodenstein in Rotterdam.” Op de andere telefoon, de Samsung Galaxy A10, is blijkens de User Dictionary gezocht op de zoektermen: [kentekennummer 3] , Mercedes, Benz, Rodenstein, flesje, benz, kenteken, gestuurd, molotov, benzine, over, 1x, motorkap, aansteken en gelukt.
Op 18 juli 2023 is rond 03.25 uur brand gesticht bij het bedrijf “ [naam bedrijf] ” gevestigd aan de Soerweg te Rotterdam (feit 3). Op de iPhone 14 Pro Max is een videobestand aangetroffen, gecreëerd op 18 juli 2023 om 03.33.44 uur, waarop te zien is dat een persoon met een hamer de ruit van een roldeur inslaat en een aansteker bij een jerrycan houdt. In de Samsung Galaxy A10 is gezocht op de term: “Soerweg”. Tevens zijn in de Samsung Galaxy A10 chatgesprekken aangetroffen van 17 en 18 juli 2023, waarin op verzoek van de gebruiker van de telefoon video’s van de voorverkenning aan de Soerweg en de brandstichting bij het pand van “ [naam bedrijf] ” zijn verstuurd. Op deze verstuurde videobestanden is te zien dat vanuit een rijdende auto het bedrijfspand van “ [naam bedrijf] ” wordt gefilmd respectievelijk dat de ruit van de garagedeur wordt ingeslagen en er een jerrycan voor de garagedeur wordt neergezet en aangestoken. Ook is er een chatgesprek van 18 juli 2023 aangetroffen, waarin de gebruiker van de telefoon de ontvangen videobestanden doorstuurt aan ‘contactpersoon 1’. Contactpersoon 1 zegt als reactie daarop: “het moest naar binnen” en de gebruiker antwoordt: “Hun zeggen ze hebben naar binnen gedaan” “ik wacht op die andere vid”, waarop contactpersoon 1 reageert met: “Broer dit is buiten ga dit niet eens sturen man” “Kkkkkkkk waardeloos”.
Op 9 juli 2023 rond 17.29 uur is een Audi, type RS3 met kenteken [kentekennummer 4] in brand gestoken aan de Vossiusstraat te Vlaardingen (feit 4). Op de iPhone 14 Pro Max is een twee dagen eerder, op 7 juli 2023 om 16.37.19 uur, gecreëerde afbeelding aangetroffen met de tekst: “ [kentekennummer 4] -rs3 - raam intikken batra erin gooien aanmaken”. Ook is op deze mobiele telefoon een afbeelding gevonden, gecreëerd op 9 juli 2023 om 15.50.42 uur, met de tekst: “Vossiustraat Vlaardingen nu”.
Op 15 oktober 2023 is er rond 22.55 uur aan de Othello te Capelle aan den IJssel een Volkswagen type Golf met kenteken [kentekennummer 5] in brand gestoken (feit 8). Op de iPhone 12 Pro Max van verdachte is een afbeelding aangetroffen met als datum 15 oktober 2023 om 18.48.51 uur. Op deze afbeelding is een zilverkleurige Volkswagen Golf te zien met het kenteken [kentekennummer 5] . Bij de afbeelding was de volgende tekst toegevoegd: “K hb m gevonde”. Ook is op deze telefoon een afbeelding aangetroffen van 19 oktober 2023 te 21.54.37 uur. Deze afbeelding betrof een screenshot van reacties van lezers van een artikel van de nieuwssite 112-Rijnmond, waaronder de reactie: “iemand wilde een auto opblazen”. Het desbetreffende artikel van 112-Rijnmond betrof het artikel met de kop “Geparkeerde auto verwoest door brand / Othello Capelle aan den IJssel”.
Samenvattend zijn de op de mobiele telefoons aangetroffen videobestanden en afbeeldingen telkens gecreëerd op tijdstippen die vóór, dan wel rondom of vlak na de tijdstippen zijn gelegen waarop de meldingen over de brandstichtingen bij de politie zijn binnengekomen. Bovendien is rond het tijdstip van de brandstichting van de Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer 1] (feit 1) drie keer gevideobeld met de mobiele telefoon van de verdachte. Voor de feiten 2 en 3 geldt komt daarbij dat sprake is van zaak gerelateerde zoekopdrachten. Bij dit alles komt dat dergelijke zaak gerelateerde afbeeldingen, filmpjes en chatgesprekken niet op slechts één maar op drie onder de verdachte in beslag genomen telefoons zijn aangetroffen.
De stelling van de verdachte dat de bij hem in de slaapkamer aangetroffen Samsung Galaxy A10 niet van hem is, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De verdachte heeft daarover niet gedetailleerd en wisselend verklaard. Bovendien is deze mobiele telefoon in zijn woning in zijn slaapkamer op zijn bed is aangetroffen en bevat de telefoon, net als de andere twee mobiele telefoons die volgens zijn verklaring wel aan hem toebehoren, soortgelijke bestanden die betrekking hebben op de ten laste gelegde brandstichtingen. De stelling van de verdachte dat hij de aangetroffen afbeeldingen en videobestanden slechts doorgestuurd heeft gekregen omdat hij nu eenmaal in chatgroepen zat, wordt niet ondersteund door het in deze zaak verrichte uitgebreide onderzoek naar de in inhoud van de in beslag genomen telefoons. Daar komt bij dat een deel van de desbetreffende afbeeldingen en filmpjes is gecreëerd vlak voor dan wel vlak na de brandstichtingen. Dit maakt dat de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte, op welke wijze dan ook, bij de verschillende brandstichtingen nauw betrokken is geweest. Het doorsturen van filmpjes en afbeeldingen van ‘gebeurtenissen met een zekere nieuwswaarde’ in chatgroepen vindt immers in de regel pas plaats (enige tijd) nadat meldingen van incidenten bij de politie binnen zijn gekomen en vervolgens middels nieuwsberichten bij het publiek bekend zijn geworden.
Hoewel op grond van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat de verdachte bij de ten laste gelegde brandstichtingen fysiek ter plaatse is geweest, is de rechtbank gelet op al het hiervoor overwogene van oordeel dat er voldoende wettig bewijs voorhanden is dat de verdachte op enigerlei wijze betrokken was bij de vijf ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de overtuiging geldt, dat het belastende bewijsmateriaal, in combinatie met het aantal brandstichtingen en de omstandigheid dat het bewijsmateriaal op maar liefst drie verschillende mobiele telefoons van verdachte is aangetroffen, elkaar versterken. De overtuiging van de rechtbank wordt verder versterkt door het - niet aan de verdachte ten laste gelegde - feit dat bij het bedrijfspand “ [naam bedrijf] ” in oktober 2023 voor een tweede keer brand is gesticht en in de bij verdachte in gebruik zijnde iPhone 12 Pro Max een chatgesprek van 13 oktober 2023 is aangetroffen, waarin wordt geschreven over “3/4 cobras aan elkaar plakken en dan op die deur van die garage plakken”, “Ff die roldeur opblaze en laat die 2e boy ff filmen aub”.
Conclusie
Op basis van al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank de vijf aan verdachte ten laste gelegde brandstichtingen wettig en overtuigend bewezen.
4.1.2.
Ten aanzien van feiten 5,6 en 7 (de ten laste gelegde valsheid in geschrifte en witwassen)
Standpunt verdediging
Door de verdediging is bepleit dat de verdachte van de ten laste gelegde valsheid in geschrifte dient te worden vrijgesproken. Er geen sprake van een inhoudelijke valsheid van de schriftelijke overeenkomst. Het betreffende geschrift was niet bestemd om tot bewijs van de datum van ondertekening te dienen, doch slechts om schriftelijk vast te leggen welke wederzijdse rechten en verplichtingen eerder al mondeling waren overeengekomen. Verder diende het schriftelijke contract slechts tot bewijs van de datum van het aangaan of sluiten van de overeenkomst. Subsidiair dient vrijspraak te volgen waar het de vermelding in de koopovereenkomst betreft dat het resterende bedrag in 60 termijnen zou worden voldaan.
De verdachte dient ook te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen. De aanbetaling van € 25.000,- en de aanvullende betalingen van samen bijna € 15.000,- voor de auto, hebben plaatsgevonden via de bankrekening van de moeder van verdachte [persoon A] . De auto en het na de aanbetaling van € 25.000,- resterende geldbedrag van € 45.000,- zijn beide niet afkomstig van enig misdrijf. Zelfs als dit wel het geval zou zijn, had de verdachte niet redelijkerwijs hoeven te vermoeden dat dit het geval was, omdat hij wist hoe zijn moeder aan haar geld kwam, te weten: uit haar eigen onderneming en van de Belastingdienst inzake de toeslagenaffaire.
Beoordeling door de rechtbank
Valsheid in geschrifte
Tijdens zijn eerste verhoor op 27 juli 2023 is de verdachte uitgebreid en gedetailleerd gevraagd naar de aanschaf en betaling van de Mercedes met kenteken [kentekennummer 6] . De verdachte heeft daar aanvankelijk verklaard dat zijn moeder de auto heeft gekocht voor € 25.000,- omdat de auto meer dan 100.000 kilometer had gereden en de turbo kapot was. Na onderzoek door de politie (door onderzoek op het internet en bij het autobedrijf waar de auto een paar weken eerder te koop had gestaan alsmede naar aanleiding van verklaringen van de verkopende partij familie [naam 1] ) bleek dat de auto een aanzienlijk hogere waarde had. Ook bleek uit dat onderzoek dat ten tijde van de verkoop in juni 2023 de auto behalve lak- en velgenschade geen andere (motorische) schade of schade aan de turbo had.
Op de mobiele telefoon van de verdachte (de iPhone 14 Pro Max) zijn chatgesprekken aangetroffen tussen hem en zijn moeder [persoon A] van 13 juni 2023, waarin zij spreken over de tekst bij de girale overschrijving van € 25.000,-. De verdachte had als omschrijving voorgesteld: “voorschot gekocht auto/kenteken [kentekennummer 6] ”, maar volgens moeder [persoon A] was het beter als er alleen ‘gekocht’ stond. Vervolgens heeft er op 14 juni 2024 een girale overschrijving van € 25.000,- plaatsgevonden vanaf de bankrekening van [persoon A] naar het bankrekeningnummer van [persoon B] met als omschrijving “Gekocht auto [kentekennummer 6] ”. Daarnaast zijn op de mobiele telefoon van de verdachte (de iPhone 14 Pro Max) chatgesprekken aangetroffen tussen de verdachte en [persoon C] .. Uit deze gesprekken in de periode van 28 augustus 2023 tot en met 31 september 2023 blijkt dat de verdachte aan [persoon C] de opdracht geeft om een koopovereenkomst op te stellen, waarna [persoon C] de koopovereenkomst telkens naar aanleiding van opmerkingen van de verdachte aanpast en in totaal zes versies stuurt naar de verdachte. De verdachte geeft in deze gesprekken aan [persoon C] aan wat hij in de koopovereenkomst moet zetten. Zo zegt de verdachte in die gesprekken onder andere: “Beste is dat er uiteindelijk staat dat er een aanbetaling is geweest van € 25.000,-, waarna de auto is overhandigd (sleutels, papieren, enzovoort) en dat overige delen in termijnen wordt betaald”. “Kunnen ze niks zeggen geloof mij”. “Ik wil correct komen
”.Tevens is er een chatgesprek aangetroffen tussen de verdachte en zijn moeder [persoon A] op 7 september 2023 waarin moeder [persoon A] desgevraagd haar handtekening plaatst op een wit blaadje, dit blaadje met handtekening fotografeert en naar de verdachte stuurt. Op 8 september 2023 is door [persoon D] (van de verkopende partij) een ondertekende koopovereenkomst naar de politie gemaild. Deze overeenkomst zou door verkoopster [persoon B] en koopster [persoon E] op 12 juni 2023 zijn ondertekend. Tot slot is er een chatgesprek in de telefoon aangetroffen waarin de verdachte op 23 september 2023 de schriftelijke koopovereenkomst doorstuurt naar zijn moeder, waarna moeder vraagt wat zij hiermee moet. De verdachte antwoordt daarop dat zij daar niets mee hoeft te doen, maar dat zij het gewoon moet bewaren in haar mobiele telefoon. De verbalisant heeft de overeenkomst die de verdachte op 23 september 2023 naar [persoon A] heeft gestuurd, bekeken en vastgesteld dat het exact overeen komt met de op 8 september 2023 aan hem toegezonden koopovereenkomst, met als verschil dat de eerstgenoemde overeenkomst niet was ondertekend.
Gelet op de data en inhoud van de op de mobiele telefoon aangetroffen chatgesprekken, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat het schriftelijke koopcontract als doel had om het te doen lijken alsof tussen [persoon A] als koper en de vorige kentekenhoudster [persoon B] als verkoper op 12 juni 2023 een koopovereenkomst was gesloten waarbij een aanbetaling moest worden gedaan van € 25.000,- en waarbij voor het restant een betalingsregeling was getroffen met een duur van 60 maanden. Dat sprake is geweest van een (latere) schriftelijke bevestiging van een eerder mondeling tot stand gekomen koopovereenkomst c.q. van eerder mondeling gemaakte afspraken, acht de rechtbank gelet op het hiervoor overwogene en op de tegenstrijdige verklaringen van de verdachte en de getuigen [persoon B] en [persoon D] niet aannemelijk. Blijkens de chatgesprekken is het achteraf, na de koop van de Mercedes Benz met kenteken [kentekennummer 6] , opgemaakte schriftelijke contract, valselijk opgemaakt. Vervolgens is in het kader van de verdenking van witwassen deze (schriftelijke) koopovereenkomst op 8 september 2023 aan de politie overgelegd ter onderbouwing van de financiering van de auto. Op 25 september 2023 is in het kader van de schadeafwikkeling van de auto, een niet ondertekende versie van de valselijk opgestelde koopovereenkomst overhandigd aan een schade-expert van de verzekeringsmaatschappij. Gelet hierop was de overeenkomst dus nodig om tot bewijs van enig feit te dienen.
Conclusie
De rechtbank verklaart op basis van de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in vereniging de koopovereenkomst valselijk heeft opgemaakt en aldus valsheid in geschrifte heeft gepleegd.
Witwassen auto en contant geldbedrag
Voor een veroordeling voor witwassen is vereist dat het betreffende voorwerp of de betreffende voorwerpen, middellijk of onmiddellijk afkomstig is of zijn uit enig misdrijf. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor een bewezenverklaring van het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf" niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid uit welk misdrijf het desbetreffende voorwerp afkomstig is. De vaststelling dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf volstaat. Indien, zoals in deze zaak het geval is, op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald, nauwkeurig aangeduid misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden het vermoeden van witwassen rechtvaardigen, mag vervolgens van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Indien een dergelijke verklaring door de verdachte niet wordt gegeven, kan de rechter concluderen dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp een legale herkomst heeft, en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Gerechtvaardigd vermoeden van witwassen
De verkoopster en vorige kentekenhoudster [persoon B] heeft verklaard dat zij de Mercedes Benz met kenteken [kentekennummer 6] voor € 70.000,- aan de verdachte heeft verkocht en dat hij na aanbetaling van € 25.000,- euro de rest maandelijks zou betalen. De auto staat sinds 15 juni 2023 op naam van de moeder van verdachte [persoon A] . Uit de stukken blijkt dat een deel van het geld waarmee de auto is gekocht, een legale herkomst heeft. [persoon A] heeft blijkens het onderzoek naar haar bankrekening van de Belastingdienst een vergoeding uitgekeerd gekregen, omdat zij en haar gezin slachtoffer zijn geweest van de toeslagenaffaire. Volgens de in de schriftelijke koopovereenkomst opgenomen betalingsregeling zou het resterende bedrag van € 45.000,- in 60 maandelijkse termijnen van € 750,- moeten worden voldaan. Zoals hierboven is geoordeeld, heeft de verdachte samen met anderen deze schriftelijke koopovereenkomst na de aanschaf van de auto valselijk opgemaakt.
Uit het financieel onderzoek naar de inkomsten en uitgaven van moeder [persoon A] blijkt dat zij onvoldoende financiële draagkracht heeft om gedurende een lange periode maandelijks een bedrag van € 750,- euro te voldoen. Ook de verdachte, die - naar eigen verklaring - wisselende uren bij het schoonmaakbedrijf van zijn moeder werkt, heeft niet de benodigde legale inkomsten om maandelijks bedrag van € 750,- te kunnen afdragen. Uit het dossier is niet gebleken en door de verdediging is niet onderbouwd dat verdachte destijds een aantoonbaar en geregistreerd inkomen had. Gelet hierop, in combinatie met de waarde van de auto en de valselijk opgemaakte koopovereenkomst, zijn er aanwijzingen dat een deel van de gelden voor de aanschaf van de auto geen legale herkomst heeft. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat met name in het criminele circuit grote contante geldbedragen circuleren en worden gebruikt om grote aankopen en andere uitgaven te doen. Tot slot is het een feit van algemene bekendheid dat tenaamstelling op naam van een ander dan de werkelijke eigenaar ertoe kan strekken het eigendom te verhullen.
De rechtbank is verder op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat de auto feitelijk is aangeschaft door de verdachte en dat de verdachte (en niet zijn moeder) in de ten laste gelegde periode de feitelijke bezitter en gebruiker van de auto is geweest. Zo heeft de verdachte op 11 juni 2023 in een chatgesprek aan zijn moeder medegedeeld dat zijn vriend de auto aan hem wil verkopen en hij heeft daarbij een advertentie op Autoscout24 van een Mercedes-Benz verstuurd. Verder is de verdachte nauw betrokken geweest bij de aanschaf van de auto, heeft hij alles rondom de tenaamstelling geregeld en heeft hij de auto ook opgehaald. In een chatgesprek van 15 juni 2023, de dag waarop de auto op naam van [persoon A] wordt gezet, zit de verdachte als bestuurder in de auto en maakt hij foto’s van de binnenkant van de auto. Ook is hij op 21 juli 2023 door de politie op de bestuurdersstoel in de auto aangetroffen. Verder is in het multimediasysteem van de auto een profiel verbonden met de naam “ [naam 2] ”, wat een bijnaam is van de verdachte. Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte zijn de kentekencard en de autosleutel van de auto in de slaapkamer van de verdachte aangetroffen. Ook de schade-expert van de verzekeringsmaatschappij heeft blijkens het verslag van het gesprek op 25 september 2023 aan de verdachte een aantal keer gevraagd of de auto niet van hem is. Indien de auto feitelijk van de verdachte zou zijn, dan zou de verdachte gelet op zijn jonge leeftijd, geen verzekering hebben kunnen afsluiten voor de auto.
Voornoemde feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat de herkomst van een deel van het geldbedrag waarmee de Mercedes-Benz is aangeschaft, niet legaal is en dat de daarmee aangekochte Mercedes-Benz derhalve middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. Bij die stand van zaken mocht van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring had gegeven voor de herkomst van (de financiering van) de betreffende Mercedes-Benz. Zoals hierna nader zal worden uiteengezet, heeft verdachte dit niet gedaan.
De verklaringen van de verdachte
Zoals eerder genoemd heeft de verdachte aanvankelijk, in het verhoor van 27 juli 2023, verklaard dat de Mercedes voor € 25.000,- euro is gekocht, omdat de auto een kilometerstand had van boven de 100.000 en een kapotte turbo had. De verdachte verklaarde dat hij niet bij de geldoverdracht en de aankoop aanwezig was. Naar deze verklaring heeft het openbaar ministerie onderzoek gedaan, waaruit is gebleken dat de auto bij de aankoop geen motorische schade of schade aan de turbo had en dat de gestelde koopprijs van € 25.000,- niet realistisch was gelet op de cataloguswaarde van € 114.831,-. Vervolgens heeft de verdachte in zijn verhoor van 10 januari 2024 verklaard dat het bedrag van € 25.000,- een aanbetaling is geweest en dat hij aanvankelijk het bedrag van € 25.000,- als verkoopprijs heeft genoemd omdat hij overrompeld was door de aanhouding en het wellicht bij de verbalisant anders is overgekomen. In het verhoor op 10 januari 2024 heeft de verdachte, in tegenstelling tot in het eerste verhoor, verklaard dat hij wel aanwezig was bij de aankoop van de auto; hij heeft echter niet de koopprijs van de auto kunnen noemen en heeft verwezen naar de (valselijk opgemaakte) koopovereenkomst. Zijn moeder heeft € 25.000,- aanbetaald en zij zou de rest in 60 maandelijkse termijnen afbetalen. Volgens de verklaring van de verdachte is de schriftelijke koopovereenkomst vóór de aanbetaling van € 25.000,- opgemaakt en niet pas na 12 juni 2023. Ook heeft hij pas in het latere verhoor verklaard – in tegenstelling tot in het eerste verhoor – dat hij de zoon van de verkoopster (wel) kende.
De rechtbank concludeert dat de verklaringen van verdachte over de herkomst van het geldbedrag ten behoeve van de aankoop van de auto niet consistent, niet waarschijnlijk en op onderdelen tegenstrijdig zijn. De verklaringen van de verdachte over de herkomst van de gelden, hebben het vermoeden van witwassen niet ontzenuwd. Op grond van het hiervoor overwogene komt de rechtbank tot de conclusie dat een deel van het aankoopbedrag en in het verlengde daarvan de daarmee aangekochte Mercedes Benz middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte daarvan op de hoogte was. De rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen niet bewezen achten dat het hierbij gaat om het in de tenlastelegging genoemde bedrag van € 45.000,-, maar wel dat er – kort gezegd – een niet nader gespecificeerd contant geldbedrag is witgewassen. De rechtbank is verder van oordeel dat er met betrekking tot de Mercedes sprake is geweest van verhullingshandelingen. De auto was immers niet op naam van de verdachte gesteld, maar op naam van zijn moeder [persoon A] .
Conclusie
Alles overziend acht de rechtbank, op grond van het hiervoor overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde witwassen heeft begaan.
4.2
Bewijswaardering in de zaak met parketnummer 10/061813-23
Standpunt verdediging
Door de verdediging is bepleit dat de verdachte ook van de ten laste gelegde straatroof dient te worden vrijgesproken. De verdachte ontkent dat hij de bewoordingen heeft geuit die vermeld zijn in de tenlastelegging. Ook heeft hij niet gegrepen naar de broekzakken van aangever [slachtoffer] . De verdachte wilde de telefoon afpakken om te beletten dat aangever anderen zou waarschuwen om hem te komen helpen. De mobiele telefoon is korte tijd later via anderen, onbeschadigd aan de aangever teruggegeven. Om die reden is er in de visie van de verdediging geen sprake van toe-eigenen in de zin van het Wetboek van Strafrecht.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de telefoon uit de handen van de aangever heeft getrokken en vervolgens met deze mobiele telefoon is weggelopen. Aldus heeft de verdachte als heer en meester beschikt over een telefoon die niet van hem was. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de handelingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als te zijn gericht op het zich toe-eigenen van de telefoon van aangever. Dat de telefoon een korte tijd daarna via anderen aan de aangever is teruggegeven, doet aan het voorgaande niet af. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ook dit ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.3
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/180204-23
1
hij op 15 juni 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk brand heeft gesticht door
-een (brandbare) vloeistof op het voertuig aan te brengen/te sprenkelen en
-(vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met een voertuig (voorzien van het kenteken [kentekennummer 1] ) ende brandbare vloeistof,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten in het voertuig aanwezige goederen te duchten was
2
hij op 9 juli 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk
brand heeft gesticht door
-een (brandbare) vloeistof op het voertuig aan te brengen/te sprenkelen en
-(vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met een voertuig (voorzien van het kenteken [kentekennummer 3] ) ende (brandbare) vloeistof,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten in het voertuig aanwezige goederen te duchten was;
3
hij op 18 juli 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk
brand heeft gesticht door
- een ruit met een hamer in te slaan en
- een jerrycan met (brandbare vloeistof) tegen/in de nabijheid van een deur en het kapotte raam aan te plaatsen en
- ( vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met de jerrycan en de (brandbare) vloeistof en een deur, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de in het bedrijfspand aanwezige goederen te duchten was;
4
hij op 9 juli 2023 te Vlaardingen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk
brand heeft gesticht/een ontploffing teweeg heeft gebracht door
- een fles met (brandbare) vloeistof in een voertuig (voorzien van het kenteken
[kentekennummer 4] ) te gooien en door open vuur in aanraking te brengen met een fles met (brandbare) vloeistof en het voertuig, waardoor een explosie en brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten in het voertuig aanwezige
goederen in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was
5
hij in de periode van 12 juni 2023 tot en met 27 september 2023 te
Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een
koopovereenkomst (met betrekking tot het voertuig voorzien van kenteken
[kentekennummer 6] ) gedateerd op 12 juni 2023
valselijk heeft opgemaakt, door
- in strijd met de waarheid in de koopovereenkomst te vermelden dat het resterende
bedrag in zestig termijnen zal worden voldaan en
- in strijd met de waarheid op de koopovereenkomst de datum van 12 juni 2023 te
vermelden als datum van tekenen
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken
6
hij in de periode van 12 juni 2023 tot en met 31 oktober 2023, te
Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander,
(van) een voertuig (voorzien van het kenteken [kentekennummer 6] ), - heeft verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was en
- heeft verhuld wie dat voorwerp voorhanden
had en
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten, althans redelijkerwijs
moesten vermoeden dat voorwerp (gedeeltelijk) - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
7
hij in de periode van 12 juni 2023 tot en met 1 november 2023, te
Rotterdam een geldbedrag
- de herkomst heeft verhuld, dan wel
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs
moest vermoeden dat
datvoorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was uit enig (eigen) misdrijf;
8
hij op 15 oktober 2023 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
opzettelijk brand heeft gesticht door
-een (brandbare) vloeistof op het voertuig aan te brengen/te sprenkelen en
-(vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met een voertuig (voorzien van het
kenteken [kentekennummer 5] ) en de brandbare vloeistof,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten in het voertuig aanwezige
goederen en een of meer op de openbare weg, te weten de Othello, geparkeerde
voertuigen , te duchten was;
Parketnummer 10/061813-23
hij op 17 juni 2022 te Rotterdam
een telefoon, , /die aan [slachtoffer] ,
toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van
geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- ( dreigend) op die [slachtoffer] af te lopen en/
- die [slachtoffer] de woorden: 'jij en je broertje gaan allebei bala’s vangen'
toe te voegenen
- ( vervolgens) naar de broekzak van die [slachtoffer] te grijpen en/
- de telefoon uit de hand van die [slachtoffer] te trekken
en
- ( vervolgens) in een auto te stappen en die [slachtoffer] de woorden toe te voegen:
'dit is nog maar het begin. Ik heb mensen betaald om jouw moeders auto in brand
te steken. Ik zou net zo goed betalen om jou en je broertje om te laten leggen';
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/180204-23
Feit 1
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Feit 2
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Feit 3
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Feit 4
Medeplegen van opzettelijk brand stichten/een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Feit 5
Valsheid in geschrift
Feit 6
Medeplegen van witwassen
Feit 7
Witwassen
Feit 8
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Parketnummer 10/061813-23
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte worden opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige en gevaarlijke feiten. Hij is samen met anderen betrokken geweest bij een viertal brandstichtingen aan auto’s en brandstichting bij een bedrijfspand. De auto’s zijn volledig uitgebrand en het bedrijfspand heeft schade opgelopen. De verdachte heeft door zijn handelen de eigenaren van de beschadigde goederen gedupeerd en heeft hiermee inbreuk gemaakt op hun eigendommen. Verder veroorzaken dergelijke branden met name in woonwijken gevoelens van angst en onrust bij de buurtbewoners.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte en witwassen door te verhullen wie de rechthebbende op een auto was, en door die auto te verwerven, voorhanden te hebben en te gebruiken, terwijl hij wist dat die auto middellijk afkomstig was uit enig misdrijf. De verdachte heeft in dat verband samen met anderen een koopovereenkomst valselijk opgemaakt om zo de herkomst van de financiering van deze dure auto te verhullen. Verdachte heeft daarbij kennelijk alleen zijn eigen financieel gewin voor ogen gehad.
Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Opbrengsten van misdrijven worden hierdoor bovendien aan het zicht van justitie onttrokken, waardoor witwassen ook het plegen van misdrijven aantrekkelijk kan maken. Verdachte heeft door zijn handelen hier aan bijgedragen. De verdachte heeft met dit alles geen rekening gehouden en de rechtbank neemt het de verdachte dan ook kwalijk.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt een diefstal met geweld van een telefoon. Een feit dat inbreuk maakt op de rechtsorde en zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
7.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 maart 2024. Dit rapport houdt in dat er op meerdere levensgebieden beschermende factoren om een delict vrij bestaan te hebben. De verdachte beschikt over huisvesting bij zijn ouders, heeft inkomen uit werk en er is geen sprake van schuldenproblematiek. Zijn partner en kind zijn voor de verdachte een motivatie om maatschappelijke doelen na te gaan streven. Ondanks deze beschermende factoren komt de verdachte wederom in aanraking met politie en justitie. Het strafblad in combinatie met de jonge leeftijd van de verdachte acht de reclassering zorgelijk. De kans op recidive wordt ingeschat op gemiddeld. Risico verhogende factoren voor delict gedrag worden gezien in het sociale netwerk, de woonomgeving en de houding van de verdachte. In eerdere reclasseringscontacten heeft de verdachte diverse houdingen laten zien. Volgens de reclassering dient hierop te worden ingezet middels interventies. Bij een veroordeling wordt een voorwaardelijke straf geadviseerd met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling, een inspanningsverplichting voor het vinden en behouden van dagbesteding en het tonen van een open, gemotiveerde en meewerkende houding, alsmede het geven van openheid van zaken ten aanzien van werk, financiële situatie en sociale netwerk.
7.4
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Ook heeft de rechtbank als straf verhogende omstandigheid in de strafmaat meegewogen, dat de bewezen feiten zijn gepleegd gedurende de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De verdachte was zich bewust van het feit dat hem een (fikse) voorwaardelijke gevangenisstraf boven zijn hoofd hing, maar dit heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Nu de verdachte zich gedurende eerdere reclasseringscontacten wisselend aan zijn voorwaarden en afspraken heeft gehouden en deze contacten niet hebben geleid tot recidivevermindering, ziet de rechtbank in de onderhavige zaak geen aanleiding om wederom reclasseringstoezicht op te leggen met de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Wel ziet de rechtbank, mede gelet op de relatief jonge leeftijd van de verdachte, aanleiding om een lagere gevangenisstraf op te leggen dan die door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van
€ 1000,- terug te geven aan de verdachte.
8.2
Beoordeling
Gelet op het standpunt van de officier van justitie zal ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. Blijkens de stukken is het geldbedrag ter hoogte van € 1000,- in de slaapkamer van de verdachte aangetroffen en onder hem in beslag genomen. De verdachte kan dan ook redelijkerwijs als rechthebbende worden aangemerkt van het in beslag genomen geldbedrag.

9.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

Parketnummer 10/180204-23

9.1
Vordering benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 1)
Als benadeelde partij heeft [benadeelde 1] zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 750,- aan immateriële schade.
9.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.1.2.
Standpunt verdediging
Primair dient de vordering te worden afgewezen wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair komt de benadeelde partij niet in aanmerking voor de verzochte vergoeding. Niet is aannemelijk gemaakt dat de benadeelde partij een gevoel van onveiligheid ervaart doordat zijn auto in brand is gestoken. Een auto wordt in het algemeen in brand gestoken als er niemand in de buurt is.
9.1.3.
Beoordeling
De vordering van de benadeelde partij is onvoldoende onderbouwd. Gesteld is dat de benadeelde partij rechtstreeks nadeel is toegebracht, bestaande uit gevoelens van angst, maar door de benadeelde partij is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dit heeft geleid tot psychische schade en dat er sprake is van een aantasting van de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek. Gelet hierop zal de vordering worden afgewezen.
De benadeelde partij zal worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
9.2
Vordering [benadeelde 2] (feit 2)
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.465,92 ter zake van materiële schade.
9.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.2.2.
Standpunt verdediging
Primair dient de vordering te worden afgewezen wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair kan de vordering tot een bedrag van € 129,- kan worden toegekend, nu de zus van de benadeelde partij de auto gebruikte en het voorstelbaar is dat er een kinderzitje in de auto aanwezig was. Van deze autostoel is ook een factuur overgelegd. De overige opgevoerde schadeposten (zonnebril, telefoonlader en kinderwagen) zijn niet in de aangifte genoemd en zijn derhalve onvoldoende aannemelijk gemaakt.
9.2.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de betwisting van de verdediging de vordering onvoldoende is onderbouwd. In de aangifte zijn immers niet de goederen genoemd, waarvan in de vordering de vergoeding wordt verzocht. Tevens is de benadeelde partij niet ter zitting verschenen om toelichting te geven.
De benadeelde partij zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij zal worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
9.3
Vordering benadeelde partij [benadeelde 3] (feit 4)
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde 3] ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert vergoeding van € 66.707,14 aan materiële schade alsmede vergoeding van nader te onderbouwen schade ter hoogte van
€ 5000,- voor een eventueel hoger beroep.
9.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3.2.
Standpunt verdediging
Primair dient de vordering te worden afgewezen wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair is aangevoerd dat ten aanzien van de pasjeshouder en zonnebrillen geen factuur is overgelegd en dat deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd. Deze kosten dienen dan ook te worden afgewezen, nu niet aannemelijk is gemaakt dat deze goederen beschadigd dan wel vernield zijn en ook niet wat de daadwerkelijke kosten daarvan zijn geweest. Het bedrag van € 5000,- voor hoger beroep dient eveneens te worden afgewezen.
9.3.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de berekende dagwaarde van de auto ter hoogte van € 64.233,- door de verdediging niet is betwist. Ter zitting is namens de benadeelde partij een emailbericht van de verzekeraar overgelegd, waarmee voldoende onderbouwd is dat de auto ten tijde van het ten laste gelegde feit niet was verzekerd voor brandschade. Verder zijn door de benadeelde partij facturen overgelegd van goederen die door de brandstichting verloren zijn gegaan, waarbij rekening is gehouden met een waardevermindering van 25-35%. Van de goederen waar geen factuur meer van aanwezig was, zijn afschriften van websites overgelegd waaruit de waarde blijkt van vergelijkbare aangekochte goederen. Gelet op de uitgebreide schriftelijke toelichting op de vordering en de bijbehorende bijlagen is de vordering genoegzaam onderbouwd en dient deze dan ook te worden toegewezen tot een bedrag van € 66.707,14. Voor zover de vordering ziet op het bedrag van € 5.000,- voor eventuele kosten in hoger beroep, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2023. Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4
Vordering [benadeelde 4] (feit 8)
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde 4] , gevestigd te ’s-Hertogenbosch ter zake van het onder 8 ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 11.760,33 aan materiële schade.
9.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.4.2.
Standpunt verdediging
Primair dient de vordering te worden afgewezen wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair is aangevoerd dat uit de vordering niet blijkt wat de schade is. Er is een factuur overgelegd wat de inkoopprijs van de auto is geweest, maar onvoldoende duidelijk is wat de waarde van de auto was ten tijde van het ten laste gelegde feit.
9.4.3.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd wat de schade is geweest als gevolg van het ten laste gelegde feit. Er is slechts een factuur overgelegd waaruit blijkt dat op 22 januari 2021 de inkoopprijs van de auto € 36.673,13 was. De benadeelde partij zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en zal worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.5
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van materiële schade een vergoeding betalen van € 66.707,14, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] wordt afgewezen. De benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 4] worden in hun vordering niet-ontvankelijk verklaard.

10.Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

10.1
Beslissing waarvan herroeping wordt gevorderd
Bij vonnis van 31 maart 2021 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van voorarrest. De verdachte is op 15 juni 2022 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de bij het vonnis gestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Bij beslissing van de rechtbank van 9 mei 2023 is de proeftijd met 365 dagen verlengd.
10.2
Standpunt verdediging
Primair heeft de verdediging verzocht om de vordering af te wijzen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is het verzoek gedaan om de verdachte nog een kans te geven en de vordering tot herroeping slechts voor een deel toe te wijzen.
10.3
Beoordeling
Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden algemene voorwaarde niet nageleefd. De verdachte heeft zich, kort nadat zijn proeftijd bij beslissing van de rechtbank van 9 mei 2023 was verlengd, alweer schuldig gemaakt aan maar liefst acht nieuwe feiten heeft schuldig. Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel, te weten 365 dagen, moet worden ondergaan.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 57,157, 225, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/180204-23 ten laste gelegde feiten 1 tot en met 8, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/061813-23 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave van een contant geldbedrag van € 1000,- aan verdachte;
wijst af de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 1];
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 2]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde 3]te betalen een bedrag van
€ 66.707,14 (zegge: zesenzestigduizend zevenhonderdenzeven euro en veertien cent), bestaande uit € 66.707,14 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde 3] te betalen
€ 66.707,14(hoofdsom,
zegge: zesenzestigduizend zevenhonderdenzeven euro en veertien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 66.707,14 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
340 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 4]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst toe de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling;
gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd,
groot 365 dagen, alsnog moet worden ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. P. Joele en L. den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 26 juli 2024.
De oudste rechter, jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/180204-23
1
hij op of omstreeks 15 juni 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door
-een (brandbare) vloeistof op het voertuig aan te brengen/te sprenkelen en/of
-(vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met een voertuig (voorzien van het kenteken [kentekennummer 1] ) en/of de brandbare vloeistof, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten in het voertuig aanwezige goederen en/of een of meer op de openbare weg, te weten de Mathenesserdijk, geparkeerde voertuigen en/of straatmeubilair, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 9 juli 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door
-een (brandbare) vloeistof op het voertuig aan te brengen/te sprenkelen en/of
-(vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met een voertuig (voorzien van het kenteken [kentekennummer 3] ) en/of de (brandbare) vloeistof, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten in het voertuig aanwezige goederen en/of een of meer op de openbare weg, te weten de Rodestein, geparkeerde voertuigen en/of straatmeubilair, in
elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 18 juli 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door
- een ruit met een hamer in te slaan en/of
- een jerrycan met (brandbare vloeistof) tegen/in de nabijheid van een deur en/of het kapotte raam aan te plaatsen en/of
- ( vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met de jerrycan en/of de (brandbare) vloeistof en/of een deur,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de in het bedrijfspand aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 9 juli 2023 te Vlaardingen, tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht/ een ontploffing
teweeg heeft gebracht door
- een fles met (brandbare) vloeistof in een voertuig (voorzien van het kenteken
[kentekennummer 4] ) te gooien en/of door open vuur in aanraking te brengen met een fles met (brandbare) vloeistof en/of het voertuig, waardoor een explosie en/of brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten in het voertuig aanwezige goederen en/ of een of meer op de openbare weg, te weten de Vossiusstraat, geparkeerde voertuigen en/of straatmeubilair, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij in of omstreeks de periode van 12 juni 2023 tot en met 27 september 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een koopovereenkomst (met betrekking tot het voertuig voorzien van kenteken [kentekennummer 6] ) gedateerd op 12 juni 2023 valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door
- in strijd met de waarheid in de koopovereenkomst te vermelden dat het resterende bedrag in zestig termijnen zal worden voldaan en/of
- in strijd met de waarheid op de koopovereenkomst de datum van 12 juni 2023 te vermelden als datum van tekenen met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
( art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
6
hij in of omstreeks de periode van 12 juni 2023 tot en met 31 oktober 2023, te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (van) een voertuig (voorzien van het kenteken [kentekennummer 6] ), althans een of meer voorwerpen
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/ of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/ of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/ die voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en)
vermoeden dat/die voorwerp(en) (gedeeltelijk) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van
Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b
Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
7
hij in of omstreeks de periode van 12 juni 2023 tot en met 1 november 2023, te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (van) een geldbedrag
(€ 45.000 euro), althans een of meer voorwerpen
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/ of heeft verhuld wie dat/ die voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en)
vermoeden dat/ die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van
Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b
Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
8
hij op of omstreeks 15 oktober 2023 te Capelle aan den IJssel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door
-een (brandbare) vloeistof op het voertuig aan te brengen/te sprenkelen en/of
-(vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met een voertuig (voorzien van het kenteken [kentekennummer 5] ) en/of de brandbare vloeistof,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten in het voertuig aanwezige goederen en/of een of meer op de openbare weg, te weten de Othello, geparkeerde voertuigen en/ of straatmeubilair, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 10/061813-23
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- ( dreigend) op die [slachtoffer] af te lopen en/of
- die [slachtoffer] de woorden: 'jij en je broertje gaan allebei bala's vangen en/of
- ( vervolgens) naar de broekzak van die [slachtoffer] te grijpen en/of
- de telefoon uit de hand van die [slachtoffer] te trekken en hier mee weg te rennen
- ( vervolgens) in een auto te stappen en die [slachtoffer] de woorden toe te voegen:
'dit is nog maar het begin. Ik heb mensen betaald om jouw moeders auto in brand
te steken. Ik zou net zo goed betalen om jou en je broertje om te laten leggen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )