ECLI:NL:RBROT:2024:12299

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
C/10/689498 / JE RK 24-2486
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van de jeugdbescherming

Op 27 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, die zich bekommert om de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de moeder kampt met een alcoholverslaving en de vader is gedetineerd tot maart 2025. De kinderen verblijven momenteel in een pleeggezin, waar zij zorg en stabiliteit ontvangen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van de kinderen ernstig bedreigd wordt door de verslaving van de moeder en de detentie van de vader, waardoor zij op dit moment niet in staat zijn om voor de kinderen te zorgen.

Tijdens de zitting op 27 november 2024 zijn de ouders en hun advocaten aanwezig geweest, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen en de thuissituatie bij de ouders besproken. De moeder heeft erkend dat zij een alcoholverslaving heeft en heeft hulpverlening geaccepteerd, maar er zijn nog veel zorgen over haar vermogen om voor de kinderen te zorgen. De vader heeft ingestemd met het verzoek van de GI en maakt zich zorgen over de thuissituatie bij de moeder.

De kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 15 februari 2025, zodat er voldoende tijd is voor de Raad om gedegen onderzoek te doen naar de situatie van de kinderen en de ouders. De kinderrechter benadrukt het belang van stabiliteit voor de kinderen en de noodzaak van verdere hulpverlening voor de ouders. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/689498 / JE RK 24-2486
Datum uitspraak: 27 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad, gevestigd in Rotterdam,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2018 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2019 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. V.K.S. Deetman, kantoorhoudende in Dordrecht,
[naam 2],
hierna te noemen: de vader, verblijvende in de P.I. in [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. T. Kocabas, kantoorhoudende in Zoetermeer.
de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 15 november 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het bericht met bijlagen van mr. V.K.S. Deetman van 26 november 2024, ontvangen op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 3] ;
  • een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 4] en
1.3.
Aangezien de ouders de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de Poolse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 6] (voor de moeder) en [naam 7] (voor de vader), tolken in de Poolse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolken zijn beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven in een pleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 15 november 2024 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld tot 15 februari 2025. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 13 december 2024. Het overig verzochte is aangehouden.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De Raad heeft een voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van drie maanden verzocht. Dit verzoek is al toegewezen. Tevens heeft de Raad met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van drie maanden. Van dit verzoek resteert de beslissing over de periode van 13 december 2024 tot 15 februari 2025.
3.2.
De Raad handhaaft het aangehouden deel van het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. Het is positief dat de moeder haar alcoholverslaving erkent en dat zij hiervoor de inzet van hulpverlening accepteert. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen op dit moment echter nog niet bij de moeder worden teruggeplaatst, omdat er veel zorgen bestaan over onder meer de ontwikkeling van de kinderen. Zij hebben de afgelopen periode veel meegemaakt en vertonen zowel in het pleeggezin als bij de jeugdbeschermer zorgelijk gedrag. Ook bestaan er zorgen over de alcoholverslaving van de moeder; het is nog te pril om te weten of de medicatie die de moeder naar eigen zeggen weer trouw inneemt, daadwerkelijk effect heeft. Daarnaast roept de uitslag van het urineonderzoek, die de moeder ter zitting heeft overgelegd, vragen op. Ook de vader is op dit moment niet in staat om de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op zich te nemen, omdat hij tot maart 2025 gedetineerd is. Hoewel het positief is dat de vader bereid is om de verzorging en opvoeding van de kinderen na zijn vrijlating op zich te nemen, is nog weinig bekend over zijn opvoedvaardigheden. Voordat kan worden bekeken of [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer bij de moeder en/of de vader kunnen worden teruggeplaatst, is het van belang dat het onderzoek van de Raad wordt afgerond, zodat meer duidelijkheid komt over de hele situatie. In de tussentijd is het van belang dat het verblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt bij het pleeggezin wordt voortgezet, zodat zij rust en stabiliteit kunnen krijgen.

4.De standpunten

4.1.
De GI brengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. Inmiddels hebben bezoekmomenten tussen de moeder en de kinderen, maar ook tussen de vader en de kinderen plaatsgevonden. Deze bezoekmomenten verlopen positief. Er bestaan zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zij hebben veel meegemaakt en moeten erg wennen aan de dagstructuur in het pleeggezin. Ook laten zij in het pleeggezin en bij de jeugdbeschermer zorgelijk gedrag zien. Zo zijn zij gefixeerd op billen. Daarbij noemt [minderjarige 1] de pleegmoeder mama en gaat zij bij de pleegmoeder en jeugdbeschermer op schoot zitten. Naast de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, bestaan er ook zorgen over de thuissituatie bij de moeder. Zo geeft [minderjarige 1] aan dat zij liever bij de pleegmoeder blijft, omdat er thuis altijd ruzie was. Daarbij komt dat de moeder aan alcohol is verslaafd. Gelet op de bestaande zorgen, dient er nader onderzoek te worden verricht. Het is van belang dat duidelijk wordt wat er de afgelopen periode is gebeurd en welke hulpverlening voor de kinderen nodig is. In de tussentijd is het belangrijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het pleeggezin kunnen blijven. Dit is voor hen een stabiele plek.
4.2.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De moeder ontkent dat zij drugs gebruikt. Ook zijn de kinderen nooit geslagen. Wel erkent de moeder dat zij een alcoholverslaving heeft. Recent is het misgegaan, omdat de moeder op aanwijzing van het wijkteam was gestopt met het innemen van haar medicatie. De moeder vindt dit voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] heel erg, omdat zij veel van hen houdt. Inmiddels neemt de moeder haar medicatie weer in. Zij verwijst naar de urine-uitslagen die zij heeft overgelegd. Ook krijgt zij hulpverlening vanuit Antes en gaat zij naar een psycholoog. Daarbij is zij bereid om zich twee keer per week te laten testen op de inname van alcohol. Gelet hierop, kan de moeder de verzorging en opvoeding van de kinderen weer op zich nemen.
4.3.
Door en namens de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek van de GI. De vader maakt zich al langere tijd zorgen om de thuissituatie bij de moeder. De kinderen hebben verteld dat zij door de partner van de moeder zijn geslagen. Ook is er bij de moeder sprake van een alcoholverslaving. Daarnaast heeft een vriendin van de moeder aangegeven dat in het huis van de moeder drugs werden gebruikt en dat de kinderen ‘s nachts thuis werden achtergelaten als de moeder met haar partner op stap ging. Het is van belang dat de kinderen de komende periode nog in het pleeggezin blijven, zodat de situatie kan worden onderzocht. De vader is blij dat de contactmomenten met de kinderen positief verlopen. Hij hoopt dat deze contactmomenten de komende periode uitgebreid kunnen worden, zodat hij leuke dingen met de kinderen kan doen. Na de vrijlating van de vader heeft hij het liefst dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij hem worden (terug)geplaatst. Hij heeft in het verleden ook goed voor de kinderen gezorgd. Zo had hij goed contact met de school van de kinderen en was er sprake van rust en regelmaat in zijn thuissituatie.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Hun moeder is al langere tijd verslaafd aan alcohol; zij gebruikt hiervoor medicatie maar heeft ondanks dat recent een forse terugval gehad. Dit heeft voor een onveilige situatie voor de kinderen geleid. Ook is toen geconstateerd dat haar woning vies en onveilig was voor de kinderen. De vader is tot maart 2025 gedetineerd. Daarnaast zijn er zorgen over het gedrag van de kinderen, zoals het pleeggezin en de jeugdbeschermer dit sinds de uithuisplaatsing meemaken.
5.2.
De moeder heeft uitslagen van urineonderzoek overgelegd, maar deze zijn zonder een deskundige toelichting niet te begrijpen. Er kan in ieder geval niet geconcludeerd worden dat de moeder geen alcohol (meer) gebruikt. Gezien de verslaving van de moeder en de detentie van de vader kunnen zij op dit moment geen van beiden voor de kinderen zorgen. Netwerk is niet beschikbaar. De kinderrechter zal daarom het (resterende deel van het) verzoek van de Raad toewijzen, omdat dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de twee kinderen. [1]
5.3.
Om te bezien of de kinderen weer bij de moeder en/of de vader kunnen worden (terug)geplaatst, is het noodzakelijk dat de Raad gedegen onderzoek doet. Bezien moet worden hoe de veiligheid van de kinderen kan worden gewaarborgd en welke begeleiding en hulpverlening daarvoor nodig is. De moeder heeft zelf al (extra) hulp ingeschakeld, na haar terugval. Het is belangrijk dat zij dit voortzet. Daarnaast is het aan de ouders om met elkaar afspraken te gaan maken over de vraag hoe zij in de toekomst op een veilige manier voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen gaan zorgen.
5.4.
In de tussentijd zal de GI de contactmomenten van de moeder en de vader met de kinderen organiseren. Indien het veilig kan, kunnen die contactmomenten worden uitgebreid.
5.5.
De kinderrechter zal op grond van vorenstaande de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot 15 februari 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg tot 15 februari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024 door
mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.L.N. Snijder als griffier, en
op schrift gesteld op 10 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.