In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, hebben eiseressen, beiden wonende te Rotterdam, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die in hoedanigheid van executeurs van een nalatenschap optreden. De eiseressen vorderen dat de gedaagden hun verplichtingen als executeurs nakomen en de nalatenschap van de erflater afwikkelen. De procedure begon met een dagvaarding op 20 november 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 2 december 2024, waarbij de eiseressen hun vordering hebben verminderd. Gedaagden zijn niet verschenen op de zitting, wat heeft geleid tot verstek. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden niet aan hun verplichtingen hebben voldaan en heeft de vordering van de eiseressen toegewezen. De rechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld om met bekwame spoed de nalatenschap af te wikkelen en het legaat van eiseres sub 1 vast te stellen en uit te keren. Tevens is er een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagden niet aan hun verplichtingen voldoen. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van de gedaagden gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 9 december 2024.