ECLI:NL:RBROT:2024:12327

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
C/10/689011 / KG ZA 24-1060
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afwikkeling van een nalatenschap in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, hebben eiseressen, beiden wonende te Rotterdam, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die in hoedanigheid van executeurs van een nalatenschap optreden. De eiseressen vorderen dat de gedaagden hun verplichtingen als executeurs nakomen en de nalatenschap van de erflater afwikkelen. De procedure begon met een dagvaarding op 20 november 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 2 december 2024, waarbij de eiseressen hun vordering hebben verminderd. Gedaagden zijn niet verschenen op de zitting, wat heeft geleid tot verstek. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden niet aan hun verplichtingen hebben voldaan en heeft de vordering van de eiseressen toegewezen. De rechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld om met bekwame spoed de nalatenschap af te wikkelen en het legaat van eiseres sub 1 vast te stellen en uit te keren. Tevens is er een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagden niet aan hun verplichtingen voldoen. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van de gedaagden gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 9 december 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/689011 / KG ZA 24-1060
Vonnis in kort geding van 9 december 2024
in de zaak van

1.[eiseres 1],

2.
[eiseres 2],
beiden wonende te Rotterdam,
eiseressen,
advocaat mr. M.J. Leuvenink-Verwijs te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde 1],

in hoedanigheid van executeur tevens afwikkelingsbewindvoerder en waarnemend executeur in de nalatenschap van [naam],
2.
[gedaagde 2],
in hoedanigheid van executeur tevens afwikkelingsbewindvoerder en waarnemend executeur in de nalatenschap van [naam],
beiden kantoorhoudende te Hellevoetsluis,
gedaagden,
die niet zijn verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 november 2024, met 21 producties;
  • de mondelinge behandeling op 2 december 2024, waarbij eiseressen hun vordering hebben verminderd.

2.De vordering

Eiseressen vorderen – na eisvermindering – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
gedaagden hoofdelijk te veroordelen om met bekwame spoed hun verplichtingen als executeurs na te komen en de nalatenschap van erflater af te wikkelen;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen om binnen 14 dagen althans binnen een redelijke in goede justitie te bepalen termijn na betekening van het vonnis, het legaat van eiseres sub 1. vast te stellen en uit te keren en de erfbelasting namens eiseres sub 2. te voldoen;
te bepalen dat indien gedaagden niet aan hun verplichtingen onder II. voldoen, zij hoofdelijk een dwangsom verbeuren van een bedrag ad € 5.000,00 ineens en een bedrag ad € 1.000,00 per dag dat zij in gebreke blijven aan de veroordeling te voldoen, met een maximum van € 25.000,00 dan wel een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder de nakosten en de eventuele kosten voor betekening en executie van dit vonnis.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen. Op 29 november 2024 hebben gedaagden aan de voorzieningenrechter bericht dat zij verhinderd zijn en hebben zij een schriftelijk verweer ingediend. Uit artikel 255 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) volgt echter dat een gedaagde in kort geding in persoon of bij advocaat dient te verschijnen. Een schriftelijk verweer voldoet niet. Nu gedaagden niet ter zitting zijn verschenen, wordt aan hun schriftelijke verweer voorbij gegaan en wordt tegen gedaagden verstek verleend.
3.2.
Het gevorderde komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt toegewezen voor zover hierna niet anders vermeld.
3.3.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding de gevorderde dwangsom aan te passen, in die zin dat het bedrag aan te verbeuren dwangsom voor iedere dag wordt beperkt en het maximaal te verbeuren bedrag wordt verhoogd.
3.4.
Gedaagden worden als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten van eiseressen veroordeeld. Deze kosten worden begroot op:
- betekening oproeping € 135,97
- griffierecht € 320,00
- salaris advocaat € 715,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.348,97
3.5.
Ingevolge artikel 237 lid 4 Rv worden de na de uitspraak ontstane kosten, op verzoek van één van partijen, begroot door de rechter. Behalve de toe te wijzen nakosten (waarvoor een forfaitair tarief geldt), staat ten tijde van de uitspraak van dit vonnis nog niet vast of eiseressen verdere executiekosten zullen maken. Eiseressen zullen een afzonderlijke executoriale titel moeten verwerven voor het verhaal van die (eventueel te maken) kosten.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagden;
4.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om met bekwame spoed hun verplichtingen als executeurs na te komen en de nalatenschap van erflater af te wikkelen;
4.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om, binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis, het legaat van eiseres sub 1. vast te stellen en uit te keren en de erfbelasting namens eiseres sub 2. te voldoen;
4.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan eiseressen een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagden niet volledig aan de in 4.3. uitgesproken veroordeling hebben voldaan, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;
4.5.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten van € 1.348,97, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe; als er betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, moeten gedaagden € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2024.
2091 / 1980