ECLI:NL:RBROT:2024:12401

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 november 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
C/10/688625 / JE RK 24-2376
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 2 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een minderjarige, geboren in 2009, die momenteel op de crisisopvang van Pameijer in Rotterdam verblijft. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een voorlopige ondertoezichtstelling en een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, omdat er ernstige zorgen zijn over haar welzijn en gedrag. De minderjarige vertoont problematisch gedrag, waaronder het niet naleven van regels en het veroorzaken van onrust in de opvang. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, en dat de situatie van de minderjarige kritiek is, ondanks jarenlange vrijwillige hulp.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/688625 / JE RK 24-2376
Datum uitspraak: 2 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het mondelinge verzoek van de Raad van
2 november 2024 gevolgd door het schriftelijke verzoekschrift met bijlagen van de Raad, ontvangen op 4 november 2024.
1.2.
Aan de moeder is in het kader van de pilot kosteloze rechtsbijstand als advocaat mr. W.A. Berghuis aangewezen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft op de crisisopvang van Pameijer te Rotterdam.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, de ondertoezichtstelling te laten uitvoeren. Tevens verzoekt de Raad een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van drie maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1.
Uit het verzoek blijkt dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). [minderjarige] verblijft al sinds haar 12e jaar buiten het gezin. Zij verblijft op dit moment op vrijwillige basis op de crisisopvang van Pameijer. Zij houdt zich daar niet aan de regels door bijvoorbeeld nachten weg te blijven en veel onrust op de groep te veroorzaken, ondanks waarschuwingen om dit niet te doen. Pameijer heeft aangegeven dat zij niet langer opvang willen en kunnen bieden aan [minderjarige] . [minderjarige] kan gezien haar gedrag ook niet naar huis. Daarnaast vertoont [minderjarige] gedrag dat gevaarlijk is voor haarzelf, onder meer voor haar gezondheid. Er wordt al jarenlang vrijwillige hulp ingezet, maar de situatie van [minderjarige] wordt alleen maar kritieker. Zij trekt volledig haar eigen plan.
4.2.
Er is in Arnhem een accommodatie jeugdhulpaanbieder beschikbaar die [minderjarige] passende hulp en begeleiding kan bieden. [minderjarige] heeft de afgelopen tijd op verschillende (netwerk)plekken verbleven. Er is op dit moment geen alternatieve woonplek meer voor [minderjarige] beschikbaar, dan deze plek in Arnhem. Haar moeder en oma, die ook zeer betrokken is, stemmen in met deze plaatsing.
4.3.
Op grond van het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat een voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor [minderjarige] weg te nemen. [minderjarige] zal voorlopig onder toezicht worden gesteld voor de duur van drie maanden (artikel 1:257 van het BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
4.4.
Het verhoor van de belanghebbende kan niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] .
4.5.
De Raad, de GI en de belanghebbende worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de hierna genoemde zitting.
4.6.
In afwachting van deze zitting zal de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van vier weken worden verleend. Verdere beslissingen op het verzoek zal de kinderrechter pas nemen nadat de zitting heeft plaatsgevonden.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
stelt [minderjarige] voorlopig onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 2 november 2024 tot 2 februari 2025;
5.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 2 november 2024 tot uiterlijk 30 november 2024;
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
houdt de beslissing voor het overige aan;
en alvorens verder te beslissen:
5.5.
bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI, de moeder en haar advocaat in deze zaak zal plaatsvinden op
12 november 2024 om 11:30 uur in het gerechtsgebouw te Dordrecht, Steegoversloot 36;
5.6.
de zaak zal op bovengenoemde datum, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. J.S. van den Berge, kinderrechter;
5.7.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI, de moeder en haar advocaat;
5.8.
gelast de oproeping van [minderjarige] tegen bovengenoemde zittingsdatum en -tijdstip.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2024 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 november2024 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.L.N. Snijder, griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.