ECLI:NL:RBROT:2024:12480

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
10-310403-23; 10-105458-23 en 10-232839-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging brandstichting en bezit van harddrugs door verdachte met verminderde toerekenbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2024 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, geboren in 1985, die op dat moment preventief gedetineerd was. De verdachte werd beschuldigd van poging tot brandstichting in een gemeentelijk pand in Rotterdam, waarbij gevaar voor personen en goederen bestond, en van het bezit van 184 gram amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 november 2023 in het pand van de deelgemeente locatie Delfshaven met twee pakketjes heeft geprobeerd brand te stichten. Dit gebeurde in aanwezigheid van meerdere personen, wat het gevaar voor de aanwezigen vergrootte. De verdachte heeft ook een ruit van een winkel vernield en werd beschuldigd van bedreiging. De officier van justitie eiste vrijspraak voor enkele feiten, maar de rechtbank verklaarde de poging brandstichting en het bezit van harddrugs bewezen. De verdachte werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 305 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn psychische problemen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de omstanders, maar hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische toestand en verslaving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10-310403-23; 10-105458-23 en 10-232839-23 gev. ttz.
Datum uitspraak: 31 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres] ,
raadsman mr. I. Amghar, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.L. Rook heeft gevorderd:
  • vrijspraak van de feiten ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 10-310403-23 onder 2 (ontploffing met gemeen gevaar voor goederen) en in de zaak met parketnummer 10-232839-23 onder 2 (bedreiging);
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10-310403-23 (poging brandstichting), het feit ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 10-105458-23 (aanwezig hebben van harddrugs) en het feit onder 1 ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 10-232839-23 (vernieling);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 480 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 285 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met toepassing van de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering in het rapport d.d. 3 april 2024.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de feiten ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 10-310403-23 onder 2 (ontploffing met gemeen gevaar voor goederen) en in de zaak met parketnummer 10-232839-23 onder 2 (bedreiging) niet wettig en overtuigend zijn bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het in de zaak met parketnummer 10-232839-23 onder 1 (vernieling) ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering
4.3.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte (ook) moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10-310403-23 (poging brandstichting) en het feit ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 10-105458-23 (aanwezig hebben van harddrugs).
Met betrekking tot de poging brandstichting stelt de verdediging dat niet kan worden uitgesloten dat het vermeende brandgevaarlijke object een absoluut ondeugdelijk middel was om schade aan te richten, aangezien het object onvoldoende is onderzocht om vast te kunnen stellen dat het daadwerkelijk om een combinatie van een fles spiritus en een bus haarlak ging. Het is onduidelijk of het object wat de verdachte probeerde aan te steken in het gemeentepand ook het object is waarvan later de smeulende resten zijn aangetroffen.
Indien de rechtbank tot de conclusie komt dat er sprake was van een brandgevaarlijk object, biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat er een concreet gevaar was voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezige personen.
Met betrekking tot het voorhanden hebben van de harddrugs, stelt de verdediging dat de verdachte weliswaar de amfetamine in zijn macht had, maar dat hij deze drugs gevonden had en bij de politie wilde inleveren. Om deze reden kan niet gesproken worden van een opzettelijk aanwezig hebben.
4.3.2.
Beoordeling
Met betrekking tot de poging brandstichting stelt de rechtbank op basis van het dossier het volgende vast.
De verdachte is op 21 november 2023 in Rotterdam het pand van de deelgemeente locatie Delfshaven binnengelopen met twee pakketjes. Daar heeft hij meermalen geprobeerd om één van deze pakketjes aan te steken. Tijdens deze pogingen stonden meerdere personen zeer dichtbij de verdachte. Door het ingrijpen van de omstanders is het de verdachte niet gelukt om het pakketje aan te steken en is hij uit het pand verwijderd. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte op dat moment het pakketje dat hij binnen heeft geprobeerd aan te steken, nog steeds vasthoudt. Een beveiliger heeft gezien dat de verdachte dit pakketje buiten alsnog heeft aangestoken, waardoor het pakketje ontplofte, een harde knal te horen was en een vlam van meer dan twee meter ontstond. Verbalisanten hebben de smeulende resten van dit pakketje gevonden, bestaande uit een flesje en aanmaakblokjes, op de plek waar de verdachte het pakketje had aangestoken.
Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat indien de verdachte het pakketje binnen succesvol had aangestoken er in het pand een grote steekvlam was ontstaan waardoor gemeen gevaar voor de goederen in de wachtruimte van het pand, alsmede gevaar voor zwaar lichamelijk letsel (in de vorm van brandwonden) voor de aanwezige personen te duchten was. De rechtbank acht niet bewezen dat bij een dergelijke steekvlam ook levensgevaar voor de omstanders te duchten was.
Met betrekking tot het aanwezig hebben van amfetamine komt de rechtbank, anders dan de verdediging, ook tot een bewezenverklaring. De verdachte is op 20 april 2023 een bibliotheek in Rotterdam binnengelopen met 184 gram amfetamine. Tegen de verbalisanten heeft de verdachte gezegd dat hij de drugs gevonden heeft op straat en dat hij van deze drugs geproefd heeft. De verbalisanten hebben gezien dat de verdachte onrustig was, dat zijn ogen wijd open stonden en dat zijn gezicht bezweet was. Door het meenemen en gebruiken van de amfetamine heeft de amfetamine zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden en heeft hij erover beschikt, zodat sprake is van opzettelijk aanwezig hebben in de zin van de Opiumwet.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen het onder 1 primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10-310403-23 (poging brandstichting) en het feit ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 10-105458-23 (aanwezig hebben van harddrugs).
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit in parketnummer 10-310403-23 en het feit ten laste gelegd in parketnummer 10-105458-23 heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte dit bewezenverklaarde feit heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in parketnummer 10-232839-23 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
10-310403-23
1.
hij op 21 november 2023 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
brand te stichten in een pand van de deelgemeente locatie Delfshaven, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen te weten de balie/een tafel en/of andere in het pand aanwezige goederen en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten personen aanwezig in de (wachtruimte van de) deelgemeente locatie Delfshaven te duchten was, met dat opzet,
een aansteker en twee geïmproviseerde brandgevaarlijke objecten het pand van de deelgemeente locatie Delfshaven heeft binnengebracht en
meermalen heeft geprobeerd om (met die aansteker) open vuur in aanraking te brengen met één van die geïmproviseerde brandgevaarlijke objecten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
10-105458-23
hij op 20 april 2023 te Rotterdam,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 184,0 gram, van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde amfetamine,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
10-232839-23
1.
hij op 13 september 2023 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die aan de Lidl (gevestigd aan [adres 2] ), toebehoorde heeft vernield, ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10-310403-23 (feit 1)
poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
10-105458-23
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
10-232839-23 (feit 1)
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte zich ten tijde van het plegen van de feiten in een psychose bevond en dat dit ertoe moet leiden dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar wordt bevonden met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten.
6.1.2.
Beoordeling
Dit verweer verwerpt de rechtbank. Weliswaar hebben gedragsdeskundigen, de rapportages bespreekt de rechtbank hierna (onder 7), geconcludeerd dat de wilsvrijheid van de verdachte ten tijde van het plegen van de delicten werd beperkt door een psychose, maar zij komen niet tot het advies de verdachte
volledigontoerekeningsvatbaar te verklaren. De rechtbank onderschrijft dit – in de rapportages genoegzaam onderbouwde – advies en heeft ook voor het overige onvoldoende aanknopingspunten gevonden om de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren. Het verweer wordt verworpen.
6.2.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in een periode van ongeveer een half jaar schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Hij heeft een winkelruit vernield, 184 gram amfetamine aanwezig gehad en geprobeerd om een brand te stichten in een gemeentegebouw door daar een geïmproviseerd brandgevaarlijk object trachten aan te steken in de aanwezigheid van meerdere omstanders.
Met name de poging brandstichting ziet de rechtbank als zeer ernstig, gelet op de mogelijke gevolgen die een succesvolle poging teweeg hadden kunnen brengen en de angst die de omstanders moeten hebben ervaren door de actie van de verdachte. De verdachte heeft immers recht voor hun ogen geprobeerd om een object aan te steken waarbij hij riep dat het een bom was. Het is een gelukkige omstandigheid dat de verdachte er niet in is geslaagd om het pakketje binnen aan te steken. Deze omstandigheid is echter niet te danken aan het handelen van de verdachte, maar aan de interventie van de omstanders die zichzelf daarbij in gevaar hebben moeten brengen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet recent is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater [naam 1] en psycholoog [naam 2] hebben beiden een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 respectievelijk 26 maart 2024. De rapporten sluiten qua inhoud grotendeels op elkaar aan en houden het volgende in. Bij de verdachte is sprake van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis op basis van een bipolaire stoornis of schizofrenie die eerder werd versterkt door het middelengebruik. Daarnaast is sprake van een stoornis in het gebruik van amfetamines en cannabis die matig van ernst is. Het is aannemelijk dat deze stoornissen er ook waren ten tijde van het plegen van elk van de tenlastegelegde feiten en het handelen van de verdachte mede hebben bepaald. Ook boosheid en frustratie hebben een rol gespeeld.
Het advies is om elk van de tenlasteleggingen in het geval van een bewezenverklaring in ieder geval in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Gezien de huidige instabiliteit op diverse levensgebieden, de amfetamineverslaving en het beperkte ziektebesef en probleeminzicht, is een intensieve behandeling in de vorm van een klinische opname aangewezen. Aansluitend zal een ambulante behandeling nodig zijn. Het recidiverisico ten aanzien van soortgelijke feiten wordt bij een onbehandelde terugkeer in de maatschappij – met enige voorzichtigheid – als hoog geduid. Beiden adviseren de klinische opname op te leggen in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, omdat daarmee het recidiverisico voldoende kan worden verminderd. Een zwaarder kader achten zij daartoe niet aangewezen.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 april 2024. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport. Dit rapport houdt, kortgezegd, in dat er zorgen zijn omtrent het psychosociaal functioneren van de verdachte. Hierbij refereert de reclassering aan de conclusies van de psychiater en de psycholoog. De verdachte zou zich machteloos voelen en middels het plegen van strafbare feiten proberen om gezien en gehoord te worden. De verdachte heeft geen huisvesting, adequate dagbesteding of steunend sociaal netwerk. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Zij acht de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Gelet op de adviezen van de psychiater, psycholoog en reclassering, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Conform de eis van de officier van justitie en het verzoek van de verdediging zal de rechtbank het onvoorwaardelijke gedeelte beperken tot de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Gelet echter op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, zal de rechtbank een lager voorwaardelijk deel opleggen dan door de officier van justitie geëist is. Wel ziet de rechtbank in de problematiek van de verdachte en het door te lopen traject, aanleiding om, conform de eis, de proeftijd op drie jaar te bepalen.
Het verweer van de verdediging inhoudende dat kan worden volstaan met een ambulante behandeling, wordt, met name gelet op de goed onderbouwde adviezen van de deskundigen en de reclassering, verworpen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de feiten ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 10-310403-23 onder 2 en in de zaak met parketnummer 10-232839-23 onder 2 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10-310403-23, het feit ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 10-105458-23 en het feit onder 1 ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 10-232839-23, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 305 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 120 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich bij de reclassering en blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich opnemen in de Forensisch Psychiatrische Afdeling Kompas te Wolfheze. De opname duurt 1 jaar of zoveel korter als de zorginstelling, in overleg met de reclassering, nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
indien na de klinische start van de behandeling noodzaak wordt gezien in een ambulante vervolgbehandeling laat de veroordeelde zich behandelen door de forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start nadat de opname in de zorginstelling is voltooid. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de
reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
indien er geen zelfstandige woonruimte voor de veroordeelde is gevonden verblijft hij, na de klinische plaatsing, bij een instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra hij uitstroomt uit de kliniek en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de
reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en/of drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Westhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 31 mei 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10-310403-23
1.
hij op of omstreeks 21 november 2023 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten in een pand van de deelgemeente locatie Delfshaven, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen te weten de balie/een tafel en/of andere in het pand aanwezige goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten personen aanwezig in de (wachtruimte van de) deelgemeente locatie Delfshaven te duchten was, met dat opzet,
een aansteker en/of een of twee geïmproviseerde brandgevaarlijke objecten bestaande uit (aan elkaar gebonden), aanmaaklucifers, een fles spiritus en/of een bus haarlak het pand van de deelgemeente locatie Delfshaven heeft binnengebracht en/of
meermalen heeft geprobeerd om (met die aansteker) open vuur in aanraking te brengen met één van die geïmproviseerde brandgevaarlijke objecten bestaande uit (aan elkaar gebonden) aanmaaklucifers, een fles spiritus en/of een bus haarlak, althans met een brandbare stof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 november 2023 te Rotterdam, personen aanwezig in de (wachtruimte van de) deelgemeente locatie Delfshaven
en/of de gemeente Rotterdam heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door
- twee geïmproviseerde brandgevaarlijke objecten in de (wachtruimte van de) deelgemeente locatie te tonen en/of op tafel neer te leggen,
- voornoemde personen de woorden toe te voegen: "luister naar mij, ik heb een bom", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- (vervolgens) voornoemde objecten tweemaal met vuur in aanraking (proberen) te brengen;
2.
hij op of omstreeks 21 november 2023 te Rotterdam, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een geïmproviseerd brandgevaarlijk object met vuur in aanraking te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een bankje en/of andere goederen in de nabijheid van het geïmproviseerd brandgevaarlijk object te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
10-105458-23
hij op of omstreeks 20 april 2023 te Rotterdam,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 184,0 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde amfetamine,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
10-232839-23
1.
hij op of omstreeks 13 september 2023 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan de Lidl (gevestigd aan [adres 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2
hij op of omstreeks 23 juni 2023 te Rotterdam [naam 3] en/of Stichting Woonbron heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door die [naam 3] en/of Stichting Woonbron dreigend de woorden toe te voegen:
"Als ik in de woning dood ga, Woonbron een grote probleem heeft" en/of "The black stuff. Burn", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;