ECLI:NL:RBROT:2024:1275

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
C/10/670690 / KG ZA 23-1126
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over nakoming agentuurovereenkomst en uitleg relatiebeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiser [eiser01] een kort geding aangespannen tegen de Duitse rechtspersoon GoodCrew GmbH. De procedure betreft de nakoming van een agentuurovereenkomst die op 22 mei 2020 tussen partijen is gesloten. Eiser vordert onder andere de schorsing van het relatiebeding uit de overeenkomst, zodat hij meer werknemers en klanten kan benaderen dan oorspronkelijk was afgesproken. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 januari 2024, waar partijen een deels voorwaardelijke schikking hebben bereikt, maar niet tot volledige overeenstemming zijn gekomen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiser niet toewijsbaar is, omdat de uitleg van het relatiebeding niet in zijn voordeel is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiser recht heeft op de 22 klanten/medewerkers die op de lijst stonden, maar dat de aanvullende 13 medewerkers niet door hem zelf gekozen mogen worden. De vordering is afgewezen, maar de proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/670690 / KG ZA 23-1126
Vonnis in kort geding van 21 februari 2024
in de zaak van
[eiser01],
wonende te Sliedrecht,
eiser,
advocaat mr. H.W. Haksteeg te Hardinxveld-Giessendam,
tegen
rechtspersoon naar Duits recht
GOODCREW GMBH,
gevestigd te Vollersode (Duitsland),
gedaagde,
advocaten mrs. N.F. Hessels en H.E. Eelkman Rooda te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiser01] en GoodCrew genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 21 december 2023, met producties 1 tot en met 43;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 4;
  • producties 44 tot en met 50 van [eiser01] ;
  • de pleitnota van [eiser01] ;
  • de pleitnota van GoodCrew.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 17 januari 2024 plaatsgevonden. Op die mondelinge behandeling hebben partijen een deels voorwaardelijke en deels onvoorwaardelijke schikking bereikt. In afwachting van hun overleg verzochten zij de voorzieningenrechter de zaak aan te houden. Partijen hebben de voorzieningenrechter vervolgens bericht dat het hen niet is gelukt om volledige overeenstemming te bereiken en dat zij vonnis wensen over het geschilpunt dat resteert.

2.De feiten

2.1.
GoodCrew is op 30 augustus 2019 opgericht. Enig aandeelhouder op het moment van oprichting was GoodWeekend B.V. (hierna: ‘GoodWeekend’). Enig bestuurder van GoodWeekend is [bedrijf01] De (indirecte) aandeelhouders van deze vennootschap zijn [naam01] en [naam02] ; enig bestuurder is Suiker Management & Consultancy B.V.
2.2.
[eiser01] en GoodCrew hebben op 22 mei 2020 een agentuurovereenkomst gesloten. In deze overeenkomt hebben zij, voor zover nu van belang, het volgende afgesproken:
“(..)
ARTIKEL 3.
3.1
De Handelsagent heeft recht op een provisie ter zake door tussenkomst van de Handelsagent tot stand gekomen door de Principaal uitgevoerde en door de afnemers betaalde opdrachten tijdens de looptijd van deze Overeenkomst, een en ander zoals nader uitgewerkt in Bijlage 1.
(..)
ARTIKEL 9.
9.1
Gedurende een tijdvak van twaalf (12) maanden na het einde van deze Overeenkomst is de Handelsagent gerechtigd tot de volle in artikel 3 omschreven provisie over opdrachten gedurende de looptijd van deze Overeenkomst door de Handelsagent voorbereid en zonder nadere tussenkomt van een andere handelsagent of van andere personen tot stand gekomen.(..).
ARTIKEL 10.
10.1
Behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van de Principaal, zal ieder van de Handelsagent en de heer [eiser01] niet direct of indirect, in welke vorm of hoedanigheid dan ook, voor eigen rekening of in dienst van of anderszins voor rekening van een of meer derden gedurende de looptijd van de Overeenkomst en vierentwintig (24) maanden daarna:
10.1.1 (…)
of
10.1.2
een persoon die in dienst is of als ZZP’er diensten levert, of in twee (2) jaar voorafgaand aan datum in dienst nemen of anderszins werkzaamheden te laten verrichten, in dienst is geweest van de Principaal of als ZZP’er diensten heeft geleverd aan de Principaal, benaderen met de intentie of die persoon in dienst te nemen of anderszins werkzaamheden te laten verrichten; of
10.1.3
klanten van de Principaal benaderen met de intentie om diegene aan te zetten om te stoppen met het afnemen van diensten van de Principaal of om de voorwaarden van de diensten te beperken of te veranderen.
10.2
De Handelsagent staat er jegens de Principaal voor in dat [eiser01] het hiervoor in artikel 10.1 bepaalde zal nakomen.
10.3
Het bepaalde in artikel 10.1 is niet van toepassing met betrekking tot de personen en klanten vermeld op Bijlage 2 vanaf de dag van het einde van deze Overeenkomst. Voorts is de Handelsagent gerechtigd in aanvulling op de in Bijlage 2 genoemde 22 geplaatste medewerkers deze aan te vullen tot 35. Partijen zullen alsdan gezamenlijk bepalen welke geplaatste medewerkers behoren tot de groep van 13 die aangevuld wordt [om] tot de 35 te komen in het kader van het niet van toepassing zijn van het bepaalde in artikel 10.1.
10.4
De Handelsagent die in strijd handelt met één van de bepalingen van deze Overeenkomst, verbeurt ten gunste van de Principaal een dadelijk opeisbare boete van EUR 10.000 (tien duizend euro) voor iedere overtreding, plus EUR 2.500 (twee duizend vijf honderd euro) voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt onverminderd diens verplichting tot vergoeding van alle aan de Principaal daartoe toegebrachte schade.(..)”
2.3.
Op 15 november 2021 heeft GoodWeekend [naam03] bij aandeelhoudersbesluit tot bestuurder van GoodCrew benoemd.
2.4.
Op 27 oktober 2022 heeft GoodCrew – nadat zij dat al mondeling had aangekondigd – de agentuurovereenkomst met [eiser01] tegen 31 januari 2023 opgezegd. Partijen hebben nadat de agentuurovereenkomst was beëindigd nog onderhandeld over een nieuwe overeenkomst, maar zijn niet tot overeenstemming gekomen. Daarom trad artikel 9.1 van de agentuurovereenkomst in werking.
2.5.
Nadat de agentuurovereenkomst was geëindigd, kregen partijen discussie over welk bedrag GoodCrew nog aan [eiser01] moest betalen uit hoofde van provisie/marge over de periode 2021, 2022 en januari 2023. Partijen hebben hierover een schikking bereikt (zie 1.2).
2.6.
[eiser01] is een bodemprocedure tegen GoodCrew gestart. In deze zaak is nog geen mondelinge behandeling bepaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert, voor zover thans nog van belang, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Het relatiebeding als bedoeld in Artikel 10.1 aanhef juncto Artikel 10.1.2 en 10.1.3 van de agentuurovereenkomst en de op overtreding daarvan gestelde boete als bedoeld in artikel 10.4 van de agentuurovereenkomst, (gedeeltelijk) te schorsen, op zodanige wijze dat:
a) het [eiser01] vrijstaat om de 15 overgebleven werknemers met bijbehorende klanten van Bijlage 2 bij de agentuurovereenkomst, aan te vullen tot 35 werknemers met bijbehorende klanten, waarna het [eiser01] tevens vrijstaat om deze in totaal 35 werknemers met bijbehorende klanten te benaderen (al dan niet met de intentie om diegene(n) in dienst te nemen of anderszins werkzaamheden te laten verrichten of aan te zetten om te stoppen met het afnemen van diensten van GoodCrew);
II. met veroordeling van GoodCrew in de proceskosten.
3.2.
[eiser01] legt aan zijn vordering ten grondslag dat het hem gelet op de omstandigheden vrij moet staan om de overgebleven werknemers en klanten, althans de lijst van 22 werknemers en klanten, aan te vullen tot 35. [eiser01] heeft het concept van het uitzenden van Filipijns scheepvaartpersoneel immers verzonnen en hij heeft vrijwel iedere werknemer en bijbehorende klant aangebracht bij GoodCrew. Deze behoren tot het netwerk van [eiser01] .
3.3.
GoodCrew voert als verweer aan dat partijen een heldere regeling zijn overeengekomen in art. 10.3. Dat van de 22 medewerkers op bijlage 2 er nu nog maar 14 zijn geplaatst, maakt niet dat [eiser01] recht heeft op extra geplaatste medewerkers. Dit hebben partijen niet afgesproken en dit is ook niet de bedoeling van de bepaling uit de agentuurovereenkomst.

4.De beoordeling

Het spoedeisend belang

4.1.
[eiser01] stelt een spoedeisend belang te hebben bij zijn vordering, omdat hij nu de agentuurovereenkomst is beëindigd en ook de betalingen op grond van artikel 9.1 van de agentuurovereenkomst zijn beëindigd, bezig is een levensvatbare onderneming op te starten. [eiser01] heeft geen andere bron van inkomsten en het is van groot belang dat hij spoedig weet hoeveel en welke klanten en medewerkers hij mag meenemen. Met deze stelling is het vereiste spoedeisend belang voor deze procedure voldoende gebleken.
Uitleg van artikel 10 van de agentuurovereenkomst
4.2.
Partijen verschillen van mening over de uitleg van het relatiebeding uit de agentuurovereenkomst. [eiser01] stelt dat het beding zo moet worden uitgelegd dat, omdat er van de 22 werknemers en klanten op de lijst er nog 14 over zijn, [eiser01] die 14 mag aanvullen tot 35 en dat hij zelf mag kiezen welke werknemers en klanten hij meeneemt. GoodCrew betwist dit en voert aan dat de tekst en de strekking van het beding duidelijk zijn.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering van [eiser01] niet toewijsbaar is. Dit wordt als volgt toegelicht.
4.4.
Bij de uitleg van een overeenkomst komt het niet alleen aan op een zuiver taalkundige uitleg, maar ook op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en wat zij ten aanzien daarvan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de Haviltex-norm). Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang, in hun onderlinge samenhang bezien. De taalkundig/grammaticale betekenis van de bepalingen is echter wel van belang.
4.5.
De zuiver grammaticale uitleg houdt in, zoals GoodCrew terecht stelt, dat het in de eerste plaats gaat om een aantal expliciet genoemde klanten en medewerkers, opgenomen op de lijst in bijlage 2, en daarnaast om een aantal anderen, in overleg tussen partijen aan te wijzen, een en ander tot een totaal van 35. [eiser01] beroept zich niet op destijds (of later, maar voor de beëindiging) gedane uitingen waaruit volgt dat mogelijk een andere uitleg aan het beding moet worden gegeven. Zo heeft [eiser01] geen correspondentie overgelegd ten tijde van het opstellen van de overeenkomst. Hij stelt slechts dat het gezien de omstandigheden redelijk is dat hij meer werknemers en klanten mee mag nemen, omdat er minder klanten bij GoodCrew zijn overgebleven. Daarmee miskent hij op de eerste plaats, dat het duidelijke uitgangspunt van de overeenkomst is, zoals blijkt uit art. 10.1, dat hij geen medewerkers/klanten mag meenemen, zodat de uitzonderingsbepaling van art. 10.3 eng moet worden uitgelegd. Ten tweede verliest hij uit het oog dat die met name genoemde klanten/medewerkers die op de lijst staan maar op dit moment geen klant meer zijn van GoodCrew wel door hem benaderd mogen worden voor zijn nieuw op te starten onderneming. Gesteld noch gebleken is immers dat deze ondernemingen/personen in het geheel niet meer beschikbaar zijn. Art. 10.3 dient dus zo te worden uitgelegd dat hij de 22 op de lijst genoemde klanten/werknemers mag meenemen althans benaderen.
4.6.
Duidelijk is wel, dat partijen hebben afgesproken dat [eiser01] naast die 22 met name genoemde medewerkers nog 13 medewerkers die voor GoodCrew werkten, zou mogen meenemen/benaderen. Partijen hebben daarbij voorzien dat in onderling overleg zou worden bepaald wie dat zouden zijn. Zij hebben destijds niet onder ogen gezien dat het niet zou lukken daarover overeenstemming te bereiken en voor dat geval dus ook geen regeling getroffen. Er is dus sprake van een leemte in de overeenkomst.
De voorzieningenrechter ziet in het kader van dit kort geding geen grond om de overeenkomst zo aan te vullen dat [eiser01] zelf mag kiezen welke werknemers hij mag meenemen. Dat is een ingrijpende en lastig terug te draaien beslissing en voor de hand ligt dat ook GoodCrew enige zeggenschap heeft.
4.7.
In principe zou wel, na behoorlijk debat, in kort geding kunnen worden beslist over de 13 toe te voegen namen, maar nu kan dit niet worden beoordeeld. [eiser01] heeft immers pas vlak voor de zitting een lijst ingediend met daarop vermeld 37 Filipijnse medewerkers, op welk schip zij werkzaam zijn en de medewerkers en schepen gelabeld met de kleuren groen, geel en oranje. [eiser01] stelt recht te hebben op het meenemen van de groen gelabelde werknemers en op de 13 oranje gelabelde. GoodCrew is daardoor in haar verdediging benadeeld en heeft in deze procedure niet behoorlijk per werknemer een standpunt kunnen innemen. Dit debat zal dus op een later moment nog moeten worden gevoerd, buiten rechte dan wel in een bodemprocedure (eventueel, als dat nog mogelijk is, na eiswijziging in de lopende bodemprocedure).
Dit betekent dat de vordering voor zover die strekt tot nakoming van het beding op de wijze die [eiser01] stelt in beginsel niet toewijsbaar is.
4.8.
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Niet ter discussie staat immers dat [eiser01] de 22 klanten/medewerkers die aanvankelijk op de lijst stonden ten tijde van het aangaan van de agentuurovereenkomst, mee mag nemen c.q. mag benaderen desgewenst aangevuld met anderen uit zijn eigen netwerk die niet onder art. 10.1 van de overeenkomst vallen.
Dit betekent dat de vordering van [eiser01] niet dermate spoedeisend is, dat een oordeel over de uitleg van de agentuurovereenkomst, en met name de aanvulling van art. 10.3 door de bodemrechter niet kan worden afgewacht. De vordering van [eiser01] wordt dus afgewezen.
4.9.
Hoewel [eiser01] in dit vonnis ongelijk krijgt, heeft hij deze procedure terecht gestart om zijn vordering ten aanzien van de marge/provisie – welke vordering GoodCrew in deze procedure heeft erkend – betaald te krijgen. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zijn dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.3608/106