ECLI:NL:RBROT:2024:12790

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
10/001167-24 vordering TUL VV: 10/262292-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Medeplegen van ontploffing en beschadiging van een gebouw met zwaar vuurwerk

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie. De verdachte, een veertienjarige jongen, is beschuldigd van het medeplegen van een ontploffing en het opzettelijk beschadigen van een gebouw. De feiten vonden plaats op 30 december 2023 in Schiedam, waar de verdachte samen met een ander een explosie veroorzaakte bij een woning door deze te besprenkelen met brandbare vloeistoffen en vuurwerk af te steken. Dit leidde tot gemeen gevaar voor de aanwezige personen en schade aan de woning. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 101 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een locatieverbod en toezicht door de jeugdreclassering. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/001167-24
Parketnummer vordering TUL VV: 10/262292-22
Datum uitspraak: 9 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2009,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
raadsman mr. E. Kafa, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 25 juni 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 101 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met daarbij als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, een zinvolle dagbesteding heeft in de vorm van DUCE of een andere dagbesteding te bepalen door de jeugdreclassering, waarbij de verdachte niet ongeoorloofd zal verzuimen, zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachte en de aangevers, zich houdt aan een locatieverbod voor [locatie], zich houdt aan een avondklok, waarbij de verdachte om 19:00 uur thuis zal zijn en zal blijven tot de volgende ochtend 07:00 voor de duur van zes maanden en meewerkt aan elektronische monitoring voor de duur van zes maanden;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna te noemen: WSS) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • een vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte op te leggen voor de duur van twee jaar, inhoudende een locatieverbod voor [locatie], waarbij tegenover elke overtreding een week vervangende jeugddetentie staat, met een totale duur van de ten uitvoer gelegde vervangende jeugddetentie van ten hoogste zes maanden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden, het uit te oefenen toezicht en de vrijheidsbeperkende maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 30 december 2023 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door (de deur van) een woning, gelegen aan [adres 2], met terpentine en/of benzine en vervolgens een stuk vuurwerk (Cobra 6) /bij die deur van die woning te plaatsen en af te steken, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten die woning en/of omliggende panden en/of de in die panden aanwezige goederen en
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de in die panden aanwezige personen te duchten was;
2
hij op 30 december 2023 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, gelegen aan [adres 2] toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], heeft beschadigd door (de deur van) dat gebouw met terpentine en/of benzine en vervolgens een stuk vuurwerk (Cobra 6) bij die deur van dat gebouw te plaatsen en af te steken;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van:

1. medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;

en
2. medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig gebouw dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De toen veertienjarige verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het teweegbrengen van een ontploffing met zwaar vuurwerk bij een woning gelegen aan [adres 2]. Door de ontploffing is schade ontstaan aan de (voor)deur van de woning en is roetschade ontstaan aan de muren aan de binnenzijde van de woning. Tevens was levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de slachtoffers ([slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]) te duchten. Op het moment van de explosie zaten de slachtoffers in de woonkamer van de woning, op slechts enkele meters afstand van de ontploffing bij de voordeur. Doordat in deze woning alleen de voordeur een weg naar buiten biedt en de voordeur door de ontploffing in brand stond, leverde dit een levensgevaarlijke situatie op. Een dergelijke explosie leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en de omwonenden. Uit de slachtofferverklaring die ter zitting is voorgelezen, blijkt dat de ontploffing een enorme impact op de slachtoffers heeft gehad en dat gevoelens van angst bij hen nog onverminderd aanwezig zijn. Gezien de grote hoeveelheid aanslagen die de afgelopen tijd in Nederland heeft plaatsgevonden, leidt een dergelijke ontploffing bovendien tot veel onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor misdrijven.
7.3.2.
Rapportage en verklaringen van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna te noemen: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 maart 2024. Daarin staat onder andere dat op meerdere leefgebieden risicofactoren worden gezien en met name ten aanzien van de gebieden werk/vrije tijd/financiën, houding en vaardigheden. De indruk is dat de huidige verdenking een grote samenhang heeft met de impulsiviteit en beïnvloedbaarheid van de verdachte, maar ook door een gebrek aan vaardigheden om om te gaan met moeilijke situaties. Voortzetting van de jeugdreclassering is noodzakelijk om de prille positieve ontwikkelingen te blijven monitoren en om de verdachte en zijn ouders hierin te ondersteunen.
De Raad adviseert om een voorwaardelijke jeugddetentie aan de verdachte op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden dat de verdachte naar school gaat volgens rooster (DUCE), meewerkt aan Multi Systeemtherapie (MST) en zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachte en de slachtoffers.
Op de terechtzitting heeft
de deskundige[naam], werkzaam bij de jeugdreclassering van de WSS verklaard dat MST positief is afgerond, maar dat niet het resultaat is bereikt dat de WSS van tevoren had gehoopt te bereiken. Ondanks dat de ouders het niet eens waren met de inzet van MST, zijn zij altijd de werkrelatie aangegaan. Het is belangrijk om samen met de verdachte te kijken naar passende dagbesteding. Recent is er een evaluatiegesprek geweest bij DUCE, waaruit naar voren is gekomen dat de verdachte steeds vaker te laat komt, uit de klas gezet wordt en kattenkwaad uithaalt. Het lukt de verdachte niet om vooruit te denken en na te denken over de gevolgen van zijn handelen. Daarnaast blijft de verdachte hangen in de eerste groep, terwijl zijn groepsgenoten al zijn doorgestroomd naar de tweede groep. Hierdoor bestaat de indruk dat begeleiding bij DUCE mogelijk te hoog gegrepen is, waardoor naar andere dagbesteding zal moeten worden gekeken. Te denken valt aan een sociale werkplek met begeleiding van Pameijer, zodat de verdachte nuttige dagbesteding heeft, waarbij hij met zijn handen bezig is. Voor de verdachte is het goed als er een stok achter de deur is door elektronische monitoring te koppelen aan de dagbesteding om de kans op herhaling te voorkomen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Anders dan de verdediging, acht de rechtbank oplegging van een (deels) voorwaardelijke werkstraf niet passend bij de ernst van de feiten. Nu gebleken is dat met name het gebrek aan vaardigheden van de verdachte om om te gaan met moeilijke situaties en het niet kunnen overzien van de gevolgen van zijn handelen tot het plegen van de bewezen verklaarde feiten hebben geleid, is het noodzakelijk de verdachte een begeleidingstraject met strakke kaders te bieden om hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Hierdoor kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Daarnaast zal de rechtbank, gelet op de adviezen van de Raad en de WSS, waaruit blijkt dat zij bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie zal gelijk zijn aan de duur van het voorarrest, omdat het niet in de belang van de verdachte is om terug te keren naar de jeugdgevangenis.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. Gelet op de ernst van het feit en de adviezen van de Raad en de WSS, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van dit wetboek uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De officier van justitie heeft verzocht om een vrijheidsbeperkende beperkende maatregel, inhoudende een locatieverbod, aan de verdachte op te leggen. Gelet op artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, het mediationtraject dat plaatsgevonden heeft en de positieve afronding daarvan, ziet de rechtbank geen aanleiding tot oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank is van oordeel dat een locatieverbod als bijzondere voorwaarde aan de verdachte, voldoende is om hem te weerhouden contact te leggen met de slachtoffers.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 1], ter zake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 272,40 aan materiële schade en een bedrag van € 4.000,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt primair om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen, omdat dit onvoldoende is onderbouwd. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat bij de benadeelde partij sprake is van psychisch letsel. Subsidiair verzoekt de verdediging om het toe te wijzen schadebedrag sterk te matigen. Het aandeel van de verdachte was aanzienlijk minder dan die van de medeverdachte en de verdachte heeft de financiële middelen niet om een vordering van een dergelijke hoogte (in termijnen) te kunnen voldoen.
8.1.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en dat deze schadepost genoegzaam is onderbouwd, zodat deze voor vergoeding in aanmerking komt. Uit het schadeonderbouwingsformulier blijkt echter dat 8 verlofuren verband houden met de aanwezigheid tijdens de zitting van de medeverdachte. De rechtbank zal deze verlofuren in mindering brengen op de vordering. Tevens is ter zitting toegelicht dat er 0,5 verlofuren teveel waren opgenomen in het schadeonderbouwingsformulier. De rechtbank zal daarom een schadebedrag toewijzen ter hoogte van € 217,92, zijnde vergoeding van 32 verlofuren.
Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring is voldoende duidelijk geworden dat de benadeelde partij nadelige psychische gevolgen van de explosie bij de woning heeft ondervonden en nog steeds ondervindt. Gelet op de aard en de ernst van de normschending neemt de rechtbank aan dat de benadeelde partij in zijn persoon is aangetast, zodat de vordering in zijn geheel zal worden toegewezen.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 december 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 1] een schadevergoeding betalen van
€ 4.217,92, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
8.2.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 2], ter zake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 4.000,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijke veroordeling en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt primair om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen, omdat het overgelegde schrijven van de huisarts weinig aantoont. Subsidiair verzoekt de verdediging om het toe te wijzen schadebedrag sterk te matigen. Het aandeel van de verdachte was aanzienlijk minder dan die van de medeverdachte en de verdachte heeft de financiële middelen niet om een vordering van een dergelijke hoogte (in termijnen) te kunnen voldoen.
8.2.3.
Beoordeling
Uit het schadeonderbouwingsformulier en de door de benadeelde partij overgelegde stukken is voldoende komen vast te staan dat zij nadelige gevolgen als gevolg van de bewezen verklaarde strafbare feiten heeft ervaren en nog steeds ervaart. De benadeelde partij heeft last gehad van slaapproblemen en angstklachten, waarvoor zij van de huisarts medicatie voorgeschreven heeft gekregen. Op straat en in haar woning voelt zij zich niet veilig. Gelet op de aard en de ernst van de normschending neemt de rechtbank aan dat de benadeelde partij in haar persoon is aangetast, zodat de vordering in geheel zal worden toegewezen.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 december 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 2] een schadevergoeding betalen van
€ 4.000, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 13 februari 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal gevolgd met geweld en bedreiging met geweld en steekwapen bezit veroordeeld voor zover van belang tot een taakstaf bestaande uit een werkstraf van 80 uren, waarvan een gedeelte groot 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 28 februari 2023.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf dient te worden toegewezen.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen, gelet op de aard van de delicten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en verzoekt om hem nog een kans te bieden.
9.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157 en 352 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 101 (honderdeen) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie
groot 90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zolang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zich zal inzetten voor het hebben en behouden van dagbesteding bij DUCE of een soortgelijke organisatie en/of onderwijs zal volgen te bepalen door de jeugdreclassering en zich zal houden aan de afspraken de regels en afspraken die daar gelden;
- gedurende de proeftijd zich niet zal bevinden op [locatie];
- zich zal houden aan een avondklok voor de maximale duur van zes maanden of zoveel
korter als de jeugdreclassering noodzakelijk acht. Deze avondklok houdt in dat de verdachte dagelijks om 19:00 thuis zal zijn en thuis zal blijven tot de volgende ochtend 07:00 uur; Deze tijdstippen van de avondklok kunnen worden gewijzigd door de jeugdreclassering, in die zin dat de verdachte in dat geval ’s avonds later thuis mag komen en ’s ochtends eerder van huis mag;
- zich ter nakoming van bovengenoemde avondklok en het locatieverbod onder elektronisch toezicht zal stellen voor de maximale duur van 6 maanden.
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachte [medeverdachte], geboren op geboren [geboortedatum 2] 2006 te [geboorteplaats 2], zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
van rechtswege zijn de volgende voorwaarden verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak
en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 4.217,92 (zegge: vierduizend tweehonderdzeventien euro en tweeënnegentig eurocent), bestaande uit
€ 217,92 aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededader
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te betalen
€ 4.217,92 (hoofdsom, zegge: vierduizend tweehonderdzeventien euro en tweeënnegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 december 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag
van € 4.000,- (zegge: vierduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededader
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen
€ 4.000,-(hoofdsom,
zegge: vierduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 december 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast
de tenuitvoerleggingvan de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren subsidiair 20 (twintig) dagen vervangende jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van 13 februari 2023 van de kinderrechter van deze rechtbank in de zaak met parketnummer 10/262292-22.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.A. van der Laan-Kuijt en S.C. Sassen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juli 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 30 december 2023 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door (de deur van) een woning, gelegen aan [adres 2], te besprenkelen met terpentine en/of benzine en/of vervolgens een stuk vuurwerk (Cobra 6) tegen/bij (die deur van) die woning te plaatsen en/of af te steken, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voor goederen, te weten die woning en/of omliggende panden en/of de in die panden aanwezige goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de in die panden aanwezige personen te duchten was;
2
hij op of omstreeks 30 december 2023 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, gelegen aan [adres 2], geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door (de deur van) dat gebouw te besprenkelen met terpentine en/of benzine en/of vervolgens een stuk vuurwerk (Cobra 6) tegen/bij (die deur van) dat gebouw te plaatsen en/of af te steken.