ECLI:NL:RBROT:2024:12797

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
10/067514-24, 10/339649-23 en 10/253565-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in jeugdstrafrecht voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen, eenvoudig witwassen, en wederrechtelijk verblijven op een haventerrein

Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2007, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De zaak betreft het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen met bijbehorende munitie, eenvoudig witwassen van een scooter, wederrechtelijk verblijven op een haventerrein, en medeplegen van opzetheling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 211 dagen, waarvan 117 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 februari 2024 in Rotterdam een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad, en op dezelfde dag een scooter, waarvan hij wist dat deze afkomstig was uit een misdrijf. Daarnaast heeft hij op 21 december 2023 wederrechtelijk verbleven op een haventerrein in de Rotterdamse haven en op 2 oktober 2023 een bromfiets verworven die van misdrijf afkomstig was. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

De rechtbank heeft ook rapportages van deskundigen en de jeugdreclassering in overweging genomen, die hebben aangegeven dat er zorgen zijn over de vaardigheden van de verdachte en dat begeleiding noodzakelijk is. De rechtbank heeft besloten om een deel van de jeugddetentie voorwaardelijk op te leggen, met strikte voorwaarden om recidive te voorkomen. De verdachte moet zich houden aan een avondklok, zich melden bij de jeugdreclassering, en meewerken aan begeleiding door een jongerencoach. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verband tussen de schade en het bewezen verklaarde feit onvoldoende is aangetoond.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/067514-24, 10/339649-23 en 10/253565-23 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 25 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. G.E. van der Pols, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 25 juni 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/067514-24 onder 1 (bezit vuurwapen en bijbehorende munitie) en 2 primair (eenvoudig witwassen scooter), van het onder parketnummer 10/339649-23 (wederrechtelijk verblijven op een haventerrein) ten laste gelegde en van het onder parketnummer 10/253565-23 (heling scooter) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 211 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden zoals die in het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis aan de verdachte zijn opgelegd;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna te noemen: JBRR) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De onder parketnummer 10/067514-24 onder 1 (bezit vuurwapen en bijbehorende munitie) en 2 primair (eenvoudig witwassen scooter) ten laste gelegde feiten, het onder parketnummer 10/339649-23 (wederrechtelijk verblijven op een haventerrein) ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/253565-23 (heling scooter) ten laste gelegde zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10-067514-24
1
hij op 26 februari 2024 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk ARMA, type ERO, kaliber 9 mm,
en
bijbehorende munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten negen kogelpatronen van het kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad;
2
hij op 26 februari 2024, te Rotterdam, een scooter van het merk Piaggio,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dat dit voorwerp, onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf;
Parketnummer 10/339649-23
hij op 21 december 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van APM Terminals in de Rotterdamse haven;
Parketnummer 10/253565-23
hij op 2 oktober 2023 te Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met een ander een bromfiets ([kenteken]) voorhanden heeft gehad , terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10-067514-24
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II, onderdeel 2º,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
feit 2 primair:
eenvoudig witwassen.
Parketnummer 10/339649-23
het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Parketnummer 10/253565-23
medeplegen van opzetheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Allereerst is de verdachte samen met een ander op 2 oktober 2023 aangetroffen met een gestolen scooter. Zij hebben zich daarmee schuldig gemaakt aan heling. Met het plegen van dit feit heeft de verdachte laten zien dat hij geen respect heeft voor andermans eigendommen.
Ongeveer twee maanden later is de verdachte samen met anderen aangetroffen in een container op het terrein van APM Terminals in de Rotterdamse haven. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op het haventerrein aanwezig was met de bedoeling om drugs uit te gaan halen. Met zijn handelen zou hij in belangrijke mate bijdragen aan het in Nederland brengen van drugs hetgeen een zeer sterk ondermijnend effect heeft op de Nederlandse samenleving. Havens zijn bovendien van essentieel belang voor het economisch verkeer en het maatschappelijk leven. Vanwege deze belangrijke functie is het van belang dat havens ongestoord kunnen functioneren. Handhaving, toezicht, opsporing en aanhouding vergen veel capaciteit van de toezichthouders en opsporingsdiensten, alleen al vanwege de grootschalige inzet van mensen en middelen nadat (een) indringer(s) is/zijn gesignaleerd. Hieraan zijn aanzienlijke kosten verbonden, ook voor de betreffende containerbedrijven.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen met bijbehorende munitie. Volgens de verklaring van de verdachte handelde hij in opdracht van een ander en was het de bedoeling om met het vuurwapen en bijbehorende munitie een woning te beschieten. Het ongecontroleerd bezit van vuurwapens kent geen ander doel dan het toebrengen van ernstige schade aan anderen en/of de maatschappij. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het hoge gevaarzettende karakter daarvan, dient daartegen streng te worden opgetreden. Ook is aan de verdachte een scooter zonder kentekenplaat ter beschikking gesteld, terwijl hij wist dat deze scooter van enig misdrijf afkomstig was. Witwassen is een ernstig misdrijf, waarmee de verdachte bijdraagt aan de instandhouding van ernstige vormen van criminaliteit en dat de integriteit van het financiële en economische verkeer en de openbare orde aantast.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor misdrijven.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundigen op de terechtzitting
GZ-Psycholoog [naam 1], heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd
29 mei 2024. Daarin staat onder andere dat vanuit het onderzoek blijkt dat bij de verdachte geen sprake is van een psychische stoornis of van een verstandelijke beperking. Wel wordt gezien dat de verdachte antisociaal gedrag vertoont, leer- of onderwijsproblemen heeft en problemen heeft verband houdend met justitiële maatregelen. Ook kan worden gesteld dat sprake is van een disharmonisch intelligentieprofiel en dat de verdachte functioneert op laagbegaafd tot beneden gemiddeld niveau. Omdat de verdachte niet eerder is veroordeeld en er weinig zorgsignalen naar voren komen, vindt de onderzoeker het lastig om een uitspraak te doen over de forensische relevante persoonlijkheidskenmerken. Er komen geen aanwijzingen naar voren voor forse problemen in regulerende functies, zoals agressie-regulatie, impulscontrole en frustratietolerantie. Ook zijn er geen aanwijzingen voor een gedragsstoornis. Het lijkt er op dat de verdachte contact heeft of zoekt met een antisociale ‘peergroup’ dat mogelijk eventuele antisociale ideeën voedt, maar hier is binnen het huidige onderzoek onvoldoende zicht op gekomen. Dit alles leidt ertoe dat het recidiverisico op geweldsincidenten, zonder behandeling of begeleiding, als matig wordt geschat.
Indien de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden, adviseert de GZ-psycholoog om deze - nu geen sprake is van een psychische stoornis en van een verstandelijke beperking - volledig aan de verdachte toe te rekenen. De GZ-psycholoog ziet geen noodzaak om, binnen een juridisch kader, behandeling aan de verdachte te bieden, maar adviseert wel toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf. Daarbij kan overwogen worden om extern toezicht op te leggen, zoals een avondklok, gebiedsverbod en mogelijk ook elektronisch toezicht. Het is belangrijk om dit stapsgewijs en gecontroleerd uit te breiden naar meer vrijheden en om te monitoren op het gebied van dagbesteding en sociaal netwerk.
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna te noemen: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 24 juni 2024. Daarin staat onder andere dat de jeugdreclassering onvoldoende kan inschatten wat de onderliggende oorzaken zijn van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten, omdat hij hierover nagenoeg niets wil verklaren. Hierdoor is het ook niet duidelijk wat er nodig is om de kans op recidive te verkleinen. Het is belangrijk om strakke kaders toe te passen en de verdachte stapsgewijs meer vrijheden te bieden. De Raad adviseert daarom om de begeleiding van de jeugdreclassering en de bijzondere voorwaarden die zijn opgelegd ten behoeve van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte voort te zetten.
JBRRheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 juni 2024. Daarin staat onder andere dat JBRR zich afvraagt of de verdachte zich in een crimineel netwerk bevindt. Omdat de verdachte nauwelijks heeft willen verklaren over de ten laste gelegde feiten, kan geen inschatting worden gemaakt van de onderliggende oorzaken en wat er nodig is om de kans op recidive te verkleinen. JBRR adviseert daarom een deels voorwaardelijke jeugddetentie aan de verdachte op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het al ondergane voorarrest. Daarbij adviseert JBRR om dezelfde bijzondere voorwaarden op te leggen als die nu gelden in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis, met uitzondering van de bijzondere voorwaarde nummer 13.
Op de terechtzitting is als
deskundigegehoord [naam 2], jeugdbeschermer bij JBRR. De voorlopige hechtenis van de verdachte is pas een maand geschorst. Sindsdien houdt de verdachte zich aan alle voorwaarden die gelden, maar dient hij de enkelband beter op te laden. De verdachte is gestart met een jongerencoach, waarmee hij kijkt naar het op een adequate manier maken van keuzes. Omdat er bij de verdachte geen sprake is van stoornissen, kan worden gesteld dat hij degene is die recidive kan voorkomen. De verdachte is actief en stelt vragen. Ook de ouders van de verdachte zijn zeer betrokken.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat hij zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis goed aan de voorwaarden heeft gehouden. Desondanks vindt de rechtbank het zorgelijk dat de verdachte, zonder dat er zich eerder noemenswaardige problemen voordeden, zich in een relatief korte periode schuldig heeft gemaakt aan (zeer) ernstige strafbare feiten. De rechtbank zal, gelet op de adviezen van de GZ-psycholoog, de Raad en JBRR, waaruit blijkt dat zij begeleiding van de jeugdreclassering en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie zal gelijk zijn aan de duur van het voorarrest, omdat de rechtbank, net als de officier van justitie en de verdediging, een onvoorwaardelijke jeugddetentie die de duur van het voorarrest overstijgt, niet passend acht.
Gelet op de ernst van de feiten en de rapportages van de GZ-psycholoog, de Raad en JBRR, waaruit naar voren komt dat zorgen bestaan over de vaardigheden van de verdachte, onvoldoende duidelijk is geworden wat ervoor nodig is om de recidivekans te verlagen en het noodzakelijk is de verdachte strakke kaders te bieden, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van dit wetboek uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij], ter zake van het onder parketnummer 10/067514-24 onder 2 primaire tenlastegelegde feit (eenvoudig witwassen scooter). De benadeelde partij vordert een bedrag van € 939,77 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de verdediging stellen zich op het standpunt dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat het verband tussen de schade aan de scooter en het aan de verdachte ten laste gelegde feit te ver verwijderd is.
8.2.
Beoordeling
De benadeelde partij [benadeelde partij] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu onvoldoende is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij kan de vordering aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 138aa, 416 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/067514-24 onder 1 (bezit vuurwapen en bijbehorende munitie) en 2 primair (eenvoudig witwassen scooter), het onder parketnummer 10/339649-23 (wederrechtelijk verblijven op een haventerrein) en het onder parketnummer 10/253565-23 (opzetheling scooter) ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 211 (tweehonderdelf) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie
groot 117 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zolang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich zal houden aan een avondklok, inhoudende dat hij dagelijks tussen 19:00 uur en 07:00 uur thuis zal zijn, welke tijden door de jeugdreclassering kunnen worden aangepast in die zin dat de verdachte in dat geval ’s avonds later thuis mag komen en ’s ochtends eerder van huis mag; deze avondklok geldt voor de maximale duur van 6 maanden of zoveel korter als de jeugdreclassering dat nodig vindt, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
- zich zal inspannen voor het verkrijgen en het behouden van een passende dag- en vrijetijdsbesteding;
- gedurende de proeftijd naar school en/of stage zal gaan volgens rooster en zich zal houden aan de regels en afspraken die daar gelden;
- zal meewerken aan de begeleiding van een jongerencoach;
van rechtswege zijn de volgende voorwaarden verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak
en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.A. van der Laan-Kuijt en mr. S.C. Sassen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juni 2024.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/067514-24
1
hij op of omstreeks 26 februari 2024 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk ARMA, type ERO, kaliber 9 mm,
en/of
(bijbehorende) munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten negen, althans een of meerdere, kogelpatronen van het kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 26 februari 2024, te Rotterdam, een scooter van het merk Piaggio,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dat dit voorwerp, onmiddellijk en/of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 februari 2024, te Rotterdam, een scooter van het merk Piaggio,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dat dit voorwerp, onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 februari 2024, te Rotterdam, een scooter van het merk Piaggio,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp, onmiddellijk en/of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 februari 2024, te Rotterdam, een scooter van het merk Piaggio,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp, onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
Parketnummer 10/339649-23
hij op of omstreeks 21 december 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van APM Terminals in de Rotterdamse haven.
Parketnummer 10/253565-23
hij op of omstreeks 2 oktober 2023 te Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bromfiets ([kenteken]), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.