ECLI:NL:RBROT:2024:12798

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
ROT 23/5231
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek maatschappelijke opvang op grond van de Wmo 2015

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser zonder vaste woon- of verblijfplaats en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De eiser had verzocht om toelating tot de maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), maar zijn verzoek werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, die in 2012 naar Somalië was vertrokken om voor zijn zieke vader te zorgen, in 2023 terugkeerde naar Nederland en zich meldde voor maatschappelijke opvang. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet tot de doelgroep van de maatschappelijke opvang behoort, omdat hij in staat is zich zelfstandig te handhaven in de samenleving. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van het verzoek door verweerder terecht was, omdat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in een situatie verkeerde die hem recht gaf op maatschappelijke opvang. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5231

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2024 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, eiser

(gemachtigde: mr. S.C. van Paridon),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. J.M. Tang).

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 8 mei 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek om toelating tot de maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
1.2.
Met het besluit van 25 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 november 2024 op zitting behandeld. Partijen zijn met voorafgaand bericht van verhindering niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser heeft de Nederlandse nationaliteit en woonde in Nederland, maar is in 2012 naar Somalië vertrokken om voor zijn zieke vader te zorgen. De vader van eiser is in 2021 overleden en eiser is in 2023 teruggekeerd naar Nederland. Hij heeft zich op 5 mei 2023 bij verweerder gemeld met het verzoek toegelaten te worden tot de maatschappelijke opvang.
3. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser niet behoort tot de doelgroep van de maatschappelijke opvang. Naar het oordeel van verweerder kan eiser zich op eigen kracht dan wel met hulp van zijn netwerk handhaven in de samenleving, zodat hij niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 1.2.1, aanhef en onder c, van de Wmo 2015. Daarnaast is de noodzaak van het beroep op maatschappelijke opvang aan eiser zelf te wijten.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd hem toe te laten tot de maatschappelijk opvang omdat hij wel voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden. Eiser heeft zijn thuissituatie in Somalië verlaten in verband met de onveilige situatie in Somalië. Daarnaast stelt eiser dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat hij in staat is zich zelfstandig te handhaven in de maatschappij. Eiser heeft na aankomst in Nederland tijdelijk bij vrienden verbleven, maar leeft nu op straat. De omstandigheid dat hij nog geen woonruimte heeft gevonden heeft volgens eiser niet te maken met de schaarste op de woningmarkt, maar met zijn gebrek aan zelfredzaamheid. Eiser stelt dat hij als gevolg van een aantal heftige incidenten in Somalië psychische problemen heeft en dat deze problematiek wordt verergerd doordat hij dakloos is. Daarnaast beschikt eiser niet over inkomsten. Hij heeft inmiddels een briefadres bij de gemeente aangevraagd zodat hij na verstrekking daarvan een bijstandsaanvraag kan indienen. Verder stelt eiser dat door verweerder ten onrechte de afwijzingsgrond heeft gehanteerd dat de noodzaak aan maatschappelijk ondersteuning aan eiser zelf te wijten is. Deze bepaling is niet van toepassing op eisers aanvraag om toegang tot de maatschappelijke opvang.
5. Op grond van artikel 1.2.1, aanhef en onder c, van de Wmo 2015 komt een ingezetene van Nederland, overeenkomstig de bepalingen van deze wet, in aanmerking voor een maatwerkvoorziening bestaande uit opvang, te verstrekken door het college van de gemeente tot welke hij zich wendt, wanneer hij de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat is zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving.
Op grond van artikel 3.2.3, eerste lid, aanhef en onder f van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp Rotterdam Verordening maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp Rotterdam (de Verordening) hanteert het college voor het toekennen van een maatwerkvoorziening het aanvullende criterium dat de noodzaak tot het verstrekken van de voorziening niet aan de cliënt te wijten is.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet behoort tot de doelgroep zoals bepaald in artikel 1.2.1, aanhef en onder c, van de Wmo 2015. Niet in geschil is dat eiser zijn thuissituatie in Somalië heeft verlaten. Eiser is er echter niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hij hiertoe genoodzaakt was in verband met risico’s voor zijn veiligheid. De enkele stelling dat eiser enkele heftige incidenten heeft meegemaakt in Somalië is daarvoor niet voldoende. Verder heeft eiser zich, zowel in Nederland als in Somalië, altijd zelfstandig kunnen handhaven. Hij beschikte tot 2023 over vaste woonruimte, eerst in Nederland en daarna in Somalië. Vervolgens heeft eiser zelf zijn reis naar Nederland en (tijdelijk) onderdak geregeld. Verder heeft eiser inmiddels zelfstandig een briefadres aangevraagd. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank uitsluitend een huisvestingsprobleem en dit is niet waar de maatschappelijke opvang voor is bedoeld. [1] Dat eiser, zo hij stelt, niet als gevolg van de krapte op de woningmarkt, maar uitsluitend door een gebrek aan zelfredzaamheid als gevolg van psychische problematiek niet kan voorzien in huisvesting, heeft hij niet onderbouwd met (medische) stukken. Daarbij is van belang dat eiser tijdens de intake heeft verklaard niet bekend te zijn met klachten op het gebied van geestelijke gezondheid.
7. Reeds vanwege het bovenstaande heeft verweerder het verzoek van eiser om toelating tot de maatschappelijke opvang terecht afgewezen. De subsidiaire afwijzingsgrond, dat de behoefte aan maatschappelijke opvang aan eiser zelf te wijten is, en de daartegen gerichte gronden behoeven daarom geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat verweerder eisers aanvraag om toegelaten te worden tot de maatschappelijke opvang terecht heeft afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Grondman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 20 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1651.