ECLI:NL:RBROT:2024:12835

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
10/152630-23 en 10/264799-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Veroordeling voor afpersing en poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een dertienjarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en poging tot diefstal. De verdachte werd beschuldigd van het afpersen van een scooter van een slachtoffer onder bedreiging met een mes, en van een poging tot overval op een sigarenwinkel met een nepvuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de afpersing van de scooter, maar sprak hem vrij van de verkrachting die hem ook ten laste was gelegd. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke jeugddetentie op van 216 dagen, waarbij rekening werd gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en psychische problemen. De vordering van de benadeelde partij voor de afpersing werd deels toegewezen, terwijl de vorderingen van de andere benadeelde partijen niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en besloot dat de verdachte begeleiding en behandeling nodig had om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/152630-23 en 10/264799-23 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 27 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2009,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 13 juni 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/152630-23 onder 2 (verkrachting) ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/152630-23 onder 1 primair (afpersing scooter) ten laste gelegde en van het onder parketnummer 10/264799-23 (poging overval sigarenboer) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 300 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 84 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- meewerkt aan begeleiding van de jeugdreclassering;
  • meewerkt aan het verkrijgen en behouden van passende dagbesteding in de vorm van school of andere activiteiten;
  • meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van een bijbaan of sport;
  • huisarrest krijgt met uitzondering van de met de jeugdreclassering afgesproken momenten;
  • zich onthoudt van contact, direct of indirect, met de medeverdachten en slachtoffers;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: WSS) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering parketnummer 10/152630-23 feit 2 (verkrachting)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10/152630-23 onder 2 (verkrachting) ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering parketnummer 10/152630-23 feit 1 primair (beroving scooter)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde, omdat het ontbreekt aan wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een afpersing van de scooter. Verdachte heeft de (gestolen) scooter die ochtend van een bekende geleend en is ongeveer een uur daarna op de scooter aangehouden. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan heling maar voor zijn betrokkenheid bij de afpersing is geen bewijs. De aangever geeft geen heel specifiek signalement van de dader en bovendien wordt zijn verklaring dat bij de afpersing een mes is gebruikt, niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel. Ook was de verdachte tijdens de aanhouding niet in het bezit van een mes.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank begrijpt het standpunt van de verdediging, dat de verdachte geen aandeel had bij de afpersing van de scooter, maar slechts op de gestolen bromfiets heeft gereden (de heling), aldus dat de verdediging een alternatief scenario heeft geschetst. De rechtbank overweegt ten aanzien van deze verklaring als volgt.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij de afpersing van de scooter het volgende af.
De politie ontvangt omstreeks 07:40 uur melding van een beroving van een scooter op het Zwijndrechtsepad te Rotterdam. Volgens de melder zouden de twee daders, donker getint en met donkere kleding op zijn grijze Yamaha scooter zijn weggereden. Binnen een uur na deze melding (omstreeks 8:20 uur) ziet verbalisant [verbalisant 1] twee jongens, die aan het door aangever gegeven signalement voldoen, zonder helm op een grijze scooter rijden, maar verliest hen uit het zicht. Rond 08:40 uur wordt een grijze Yamaha scooter met een bestuurder zonder helm op door verbalisant [verbalisant 2] opnieuw gezien. De bestuurder op deze scooter wordt aangehouden en is verdachte.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij de ochtend van de beroving al vroeg op was om een wandeling te maken. Hij kwam een bekende op een scooter tegen en heeft de scooter die dag geleend tot 17:00 uur. Die ochtend heeft hij alleen op de scooter gereden en een uur later is hij aangehouden. Deze verklaring van de verdachte strookt niet met wat hij hierover in zijn eerste verklaring bij de politie heeft gezegd, namelijk dat hij eerst samen met een ander op de scooter zat, maar dat deze persoon is afgestapt. Ook strookt deze verklaring niet met de bevindingen van de verbalisant die de scooter heeft zien rijden met daarop twee personen.
Voorts valt op dat de verdachte meerdere verklaringen heeft afgelegd, waarbij hij steeds wisselend verklaart over (de afspraken met de bekende omtrent) het lenen van de scooter, waarbij niet concreet wordt de persoon van wie hij de scooter zou hebben geleend en zijn verklaring aanpast. Bovendien straalt de telefoon van de verdachte rondom het tijdstip van de beroving aan op de plaats delict. Daarbij blijkt dat ten tijde van de aanhouding van de verdachte alle waardevolle spullen van de aangever, zoals de telefoon en de portemonnee met bankpassen en contant geld, nog in de gestolen scooter aanwezig zijn. Gelet op alle voorgaande omstandigheden, het ontbreken van een plausibele verklaring van de verdachte, het zeer korte tijdsbestek tussen het tijdstip van de beroving van de scooter en het aantreffen van de verdachte op de gestolen scooter met daarin alle spullen van de aangever, maakt dat de rechtbank de alternatieve lezing van verdachte niet geloofwaardig vindt. De rechtbank gaat er vanuit dat het de verdachte is geweest die bij de afpersing van de scooter betrokken was.
Onder verwijzing naar de bewijsmiddelen, zoals deze in bijlage II zijn uitgewerkt, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de beroving van de scooter, zoals ten laste is gelegd.
4.2.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/152630-23 onder 1 primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/152630-23 onder 1 primair ten laste gelegde (beroving scooter) en het onder parketnummer 10/264799-23 (poging overval sigarenboer) ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/152630-23 feit 1 primairhij, op of 22 juni 2023, te Rotterdam, op de openbare weg, te weten het Zwijndrechtsepad, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een bromfiets (bromscooter, met kenteken [kenteken]), dat aan die [slachtoffer 1] toebehoorde door
- een mesdreigend
tetonen aan die [slachtoffer 1] en
- vervolgensmet dit mes zich dreigend aan die [slachtoffer 1] op te dringen en (vervolgens) met dit mes dreigend op die [slachtoffer 1] af te lopen en
- dreigend de woorden toe te voegen "Stap van die scooter af".
Parketnummer 10/264799-23
hij, op 6 oktober 2023, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om sigaretten en vapes die aan [naam sigarenboer] en [slachtoffer 2], toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en
eenandere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- zich dreigend aan die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] heeft opgedrongen en
- tegen die [slachtoffer 3] heeft geschreeuwd en
- dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en
- met dit vuurwapen althans dit voorwerp op de toonbank heeft geslagen
engetikt en
- meermalen dit vuurwapen althans dit voorwerp op en/of in de richting van die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] heeft gericht en (vervolgens) meerdere malen met dit vuurwapen althans dit voorwerp heeft geschoten (terwijl er geen kogel werd afgevuurd), althans de trekker heeft overgehaald althans een handeling met dat vuurwapen althans het voorwerp heeft verricht waardoor een klikgeluid teweeg werd gebracht en
- dreigend een ploertendoder heeft getoond aan die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] en- tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/152630-23 feit 1 primair
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Parketnummer 10/264799-23
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Allereerst heeft de toen dertienjarige verdachte zich samen met een ander, in de ochtend van 22 juni 2023, schuldig gemaakt aan afpersing. Hierbij moest het slachtoffer onder bedreiging van een mes zijn scooter afgeven.
Ongeveer drie maanden later heeft de dan inmiddels veertienjarige verdachte samen met een ander geprobeerd een overval te plegen in een sigarenwinkel, waarbij hij in het bezit was van een (nep)vuurwapen en zijn medeverdachte in het bezit was van een ploertendoder. Terwijl de medeverdachte achter de toonbank probeerde te komen waar een winkelmedewerker stond, sloeg de verdachte met het (nep)vuurwapen op de toonbank. Daarbij heeft de verdachte meerdere malen de trekker van het (nep)vuurwapen overgehaald, waarbij een klikkend geluid te horen was. Vervolgens is de verdachte gevlucht. Omdat de vluchtpoging van de medeverdachte niet lukte, keerde de verdachte terug en heeft hij opnieuw het (nep)vuurwapen op de medewerker(s) gericht en een medewerker tegen het hoofd getrapt.
Met zijn handelen heeft de verdachte de slachtoffers angst aangejaagd en geen enkel respect getoond voor andermans eigendommen. Dergelijk intimiderend en gewelddadig gedrag versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen nog gedurende langere tijd psychische gevolgen van de gebeurtenis ondervinden. Dit blijkt ook uit de toelichting bij de ingediende vorderingen tot schadevergoeding.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor misdrijven.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
GZ-Psycholoog [naam 1]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd
12 september 2023. Daarin staat onder andere dat bij de verdachte sprake is van een posttraumatische stressstoornis, aandachtstekortstoornis (ADHD), zwakbegaafdheid, persoonlijke anamnese met lichamelijke mishandeling als kind (in het verleden), ouder-kind relatieprobleem, geen onderwijs volgt en sprake is van andere problemen verband houdend met de sociale omgeving. Met cognitieve en emotionele overvraging, pestervaringen, het onvoorspelbare bezoek en de uiteindelijke verlating door de vader is een basis gelegd voor een laag zelfbeeld, wantrouwen naar de ander, het gevoel ‘niet goed genoeg te zijn’ en gevoeligheid voor de goedkeuring van een ander. Vanwege zijn ingrijpende voorgeschiedenis in combinatie met zijn aanleg en een laag zelfbeeld is de verdachte kwetsbaarder dan leeftijdsgenoten. Het inlevingsvermogen van de verdachte oogt zorgelijk; hij heeft nog beperkt inzicht op zijn eigen emoties en kan zich beperkt verplaatsen in de gedachten, gevoelens, intenties en het gedrag van de ander. Vanwege de deels ontkennende en deels zwijgende houding ten aanzien van de ten laste gelegde feiten mist een diepgaande dialoog, waardoor er onvoldoende zicht is verkregen op zijn innerlijke drijfveren, belevingen en mogelijke motieven. De psycholoog onthoudt zich daarom van een advies ten aanzien van de mate van toerekenen. De psycholoog adviseert om aan de verdachte een deels voorwaardelijke detentie op te leggen met een proeftijd van twee jaar. Om de kans op recidive te beperken is het nodig om een controlerend kader te hanteren met enkele specifieke voorwaarden. Begeleiding door de jeugdreclassering biedt de mogelijkheid om langere tijd binnen een duidelijke structuur en toezicht te functioneren, intensief ambulante, individuele en systemische behandeling te volgen en onderwijs/zinvolle dagbesteding te volgen.
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 12 juni 2024. Daarin staat onder andere dat risicofactoren worden gezien op nagenoeg alle leefgebieden en dat het recidiverisico hoog is. De verdachte heeft de afgelopen tijd veel meegemaakt en heeft de wens om bij zijn vader in België te gaan wonen. Het is belangrijk dat hij een duidelijk toekomstperspectief heeft en een nieuwe start krijgt. De Raad vindt dat de verdachte een kans moet krijgen om met begeleiding bij zijn vader te gaan wonen. Daarbij is het noodzakelijk aan de vader de juiste opvoedhulp te bieden, indien hij geconfronteerd wordt met opvoedvragen. De Raad heeft verschillende strafadviezen overwogen. Een leer- en een werkstraf zijn niet passend omdat de verdachte behandeling en begeleiding nodig heeft. Verder is de Raad bij het bepalen van het strafadvies geconfronteerd met het dilemma dat de jeugdreclassering niet buiten Nederland kan worden uitgevoerd. Nu het onduidelijk is of alles geregeld is voor het vertrek van de verdachte naar België lijkt voorlopig het gegeven advies van een deels voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden passend.
De Raad adviseert om een deels voorwaardelijke jeugddetentie aan de verdachte op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het al ondergane voorarrest, met daarbij als bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan behandeling, meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een passende dag- en vrijetijdsbesteding en zich onthoudt van direct of indirect contact met de medeverdachten en slachtoffers.
Op de zitting is als
deskundigegehoord [naam 2], jeugdzorgwerker bij de WSS. De laatste terugkoppeling die de WSS heeft gehad van de overheidsinstantie ‘Opgroeien in België’, is dat de lopende ondertoezichtstelling niet kan worden overgenomen. Daarvan moet in België wel melding worden gemaakt. Gisteren heeft de WSS een e-mailbericht ontvangen met daarin vragen over het ouderlijk gezag van de vader. De verdachte is door de vader niet erkend en er is doorgegeven dat de moeder het ouderlijk gezag over de verdachte altijd zelf heeft uitgeoefend. De vader is wel bezig om de verdachte te erkennen. Op sommige momenten gaat het heel goed met de verdachte en laat hij zien zeer gemotiveerd te zijn. De afgelopen periode is het minder goed gegaan, waarbij hij weg liep van Schakenbosch, niet naar school wilde en in bed bleef liggen. Behandeling bij Schakenbosch is buiten de schuld van de verdachte om niet van de grond gekomen. Omdat de verdachte EMDR/traumatherapie nog steeds nodig heeft, heeft de vader dit bij de huisarts al aangevraagd wat direct kan worden ingezet zodra de verdachte in België staat ingeschreven. De WSS volgt het advies van de Raad dat als de verdachte naar België verhuist er een voorwaardelijke straf aan hem zou moeten opgelegd. Indien de verdachte in Nederland blijft wonen, is het advies om aan hem jeugdreclasseringstoezicht op te leggen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank acht heeft geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft gezeten. Ook houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf er rekening mee dat het uitdrukkelijke plan is dat de verdachte zo spoedig mogelijk na zijn vrijlating bij zijn vader in België gaat wonen. Ter terechtzitting is toegezegd dat de verdachte op het moment dat hij in vrijheid wordt gesteld direct door zijn vader zal worden opgehaald en naar België gaat. In België kan geen uitvoering worden gegeven aan toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering, waardoor de rechtbank ook daarin geen aanleiding ziet om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen of om daarbij bijzondere voorwaarden aan de verdachte op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Parketnummer 10/152630-23 onder 1 primair (beroving scooter)
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd
[benadeelde partij 1], ter zake van het onder parketnummer 10/152630-23 onder 1 primair tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 207,50 aan materiële schade en een bedrag van € 1.000,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren, omdat dit onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade stelt de verdediging zich op het standpunt dat het gevorderde bedrag te hoog is en verzoekt om een bedrag van € 500,- toe te wijzen.
8.1.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10/152630-23 onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade aan de scooter is toegebracht. De verbalisant die de verdachte heeft aangehouden, verklaart in het door hem opgemaakte proces-verbaal dat hij de scooter op de grond heeft moeten leggen om de verdachte aan te kunnen houden. Ook bevat het dossier afbeeldingen waarop de lakschade aan de scooter te zien is. De rechtbank acht de vordering daarom genoegzaam onderbouwd en in rechtstreeks verband staan met het door de verdachte gepleegde strafbare feit, en zal deze toewijzen.
Daarnaast is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij ook immateriële schade is toegebracht. Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit en de inbreuk die daarmee is gemaakt op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij, zal deze schade naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Derhalve zal ook voor de verdachte gelden dat indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting is bevrijd.
Op grond van artikel 6:164 Burgerlijk Wetboek kan een gedraging van een kind dat nog geen veertien jaar oud is, niet als een onrechtmatige daad aan hem worden toegerekend. In plaats daarvan is/zijn de ouder(s) aansprakelijk.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 juni 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal/ zullen de ouder(s) van de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.1.4.
Conclusie
De ouder(s) van de verdachte moet(en) hoofdelijk met zijn mededader de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 707,50. Omdat de wet niet de mogelijkheid biedt een schadevergoedingsmaatregel op te leggen ten laste van ouder(s) van een minderjarige, die ten tijde van het tenlastegelegde feit jonger was dan 14 jaar, zal de schadevergoedingsmaatregel niet worden opgelegd.
8.2.
Parketnummer 10/152630-23 onder 2 (verkrachting)
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd
[benadeelde partij 2], ter zake van het onder parketnummer 10/152630-23 onder 2 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 9.849,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging stellen zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.2.2.
Beoordeling
De benadeelde partij [slachtoffer 5] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder parketnummer 10/152630-23 onder 2 ten laste gelegde feit.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
8.3.
Parketnummer 10/264799-23 (poging overval sigarenboer)
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd
[benadeelde partij 3], ter zake van het onder parketnummer 10/264799-23 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 4.358,44 aan materiële schade en van € 750,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijk.
8.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. Zowel ten aanzien van de gevorderde materiële als immateriële schade kan niet eenvoudig worden vastgesteld dat deze schade daadwerkelijk door het bewezen verklaarde feit is veroorzaakt.
8.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de schade onvoldoende een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Ten aanzien van de immateriële schade wordt eveneens verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de benadeelde partij niet lijfelijk tijdens het bewezen verklaarde feit aanwezig was.
8.3.3.
Beoordeling
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu onvoldoende is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij kan de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.3.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/152630-23 onder 2 (verkrachting) ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/152630-23 onder 1 primair (afpersing scooter) en onder parketnummer 10/264799-23 (poging overval winkel) ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 216 (tweehonderd-zestien) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden, zijnde de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk is aan die van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
verklaart de benadeelde partijen
[benadeelde partij 2]en
[benadeelde partij 3]niet-ontvankelijk in de vorderingen;
bepaalt dat de vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde partij 2]en
[benadeelde partij 3]slechts kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de ouder(s) van de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 707,50 (zegge: zevenhonderdzeven euro en vijftig eurocent), bestaande uit € 207,50 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de ouder(s) van de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de ouder(s) van de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. van der Laan-Kuijt, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.C.M. Persoon en J.S. van den Berge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juni 2024.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/152630-23
1.
hij, op of omstreeks 22 juni 2023, te Rotterdam, althans in Nederland, op de openbare weg, te weten het Zwijndrechtsepad,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een bromfiets (bromscooter, met kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n) door
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp te (dreigend) tonen aan die [slachtoffer 1] en/of
- (vervolgens) (met dit mes althans dit voorwerp ) zich dreigend aan die [slachtoffer 1] op te dringen en/of (vervolgens) met dit mes althans dit voorwerp (dreigend) op die [slachtoffer 1] af te lopen en/of
- dreigend de woorden toe te voegen "Stap van die scooter af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 22 juni 2023, te Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, en bromfiets (bromscooter, met kenteken [kenteken]), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
2.
hij, in of omstreeks de periode van 18 juni 2023 tot en met 19 juni 2023 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee, althans in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen) door verdachte
- brengen/houden van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 5] en/of
- brengen/houden van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 5] en/of
- betasten en/of strelen van de billen en/of de borsten en/of hoofd van die [slachtoffer 5] en/of het knijpen in de borsten en/of billen van die [slachtoffer 5] het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- (dreigend) (tijdens de voor nachtrust bestemde uren) (door het geopende raam) binnen dringen van de (slaap)kamer van die [slachtoffer 5], onverhoeds en zonder toestemming van die [slachtoffer 5] en/of - (dreigend) opdringen aan die [slachtoffer 5] en/of
- (dreigend) gebaren een telefoongesprek te beëindigen en/of
- (dreigend) tonen van een mes althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer 5] en/of
- meermalen althans éénmaal plaatsen en houden van dit mes althans dit voorwerpen tegen/voor de keel en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 5]
en/of
- duwen tegen/verplaatsen en/of het positioneren (op het bed) van het lichaam van die [slachtoffer 5] en/of
- (vervolgens) ontkleden van die [slachtoffer 5] en/of
- uit elkaar duwen en/of houden van de be(e)n(en) van die [slachtoffer 5] en/of
- (dreigend) de woorden toevoegen -zakelijk weergegeven - dat die [slachtoffer 5] geen geluid mocht maken anders zou hij, verdachte haar, die [slachtoffer 5] of de familie van die [slachtoffer 5] iets aan doen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer 5] en/of
- vastpakken en/of omhoog trekken van het hoofd van die [slachtoffer 5]
- voorbij gaan aan de(verbale en/of non-verbale) protesten van die [slachtoffer 5] en/of
- plaatsen en houden van zijn, verdachtes, hand(en) voor de mond van die [slachtoffer 5] en/of
- (met zijn, verdachtes, vinger) een snijdende beweging te maken bij de keel van verdachte en/of
- leunen op die [slachtoffer 5] en/of
- feit dat hij (aldus) een voor die [slachtoffer 5] een dreigende situatie heeft doen ontstaan.
Parketnummer 10/264799-23
hij, op of omstreeks 6 oktober 2023, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om sigaretten en/of vapes en/of één of meer goederen van zijn/haar, verdachtes en/of zijn/haar mededader(s) gading, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [naam sigarenboer] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- zich dreigend aan die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] heeft opgedrongen en/of
- (hard) tegen die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] heeft geschreeuwd en/of geroepen en/of
- (dreigend) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en/of
- met dit vuurwapen althans dit voorwerp (op de toonbank) heeft geslagen/getikt en/of
- meermalen althans eenmaal dit vuurwapen althans dit voorwerp op en/of in de richting van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] heeft gericht en/of (vervolgens) meerdere malen althans eenmaal met dit vuurwapen althans dit voorwerp heeft geschoten (terwijl er geen kogel werd afgevuurd), althans de trekker heeft overgehaald althans een handeling met dat vuurwapen althans het voorwerp heeft verricht waardoor een klikgeluid teweeg werd gebracht en/of
- (dreigend) een ploertendoder/pocketstaff heeft getoond aan die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of
- (terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag) tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.