ECLI:NL:RBROT:2024:1296

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
10-199745-23 en 10/179969-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met de dood en poging tot afpersing met gevangenisstraf

Op 14 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, geboren in 1998 en woonachtig op Bonaire. De verdachte was preventief gedetineerd in Detentiecentrum Bonaire. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor meermalen gepleegde bedreiging met de dood en poging tot afpersing. De rechtbank oordeelde dat het noodweerverweer van de verdachte niet kon slagen, omdat hij zich bewust in een criminele situatie had begeven en daarmee culpa in causa had gepleegd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ernstige feiten die angst en onrust in de maatschappij veroorzaakten, en dat hij eerder was veroordeeld. De rechtbank legde een voorwaardelijk strafdeel op om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat deze te complex was voor het strafproces.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10-199745-23 en 10/179969-22
Datum uitspraak: 14 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1998,
woonachtig op Bonaire,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
Detentiecentrum [detentiecentrum01] ,
raadsman mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, waarbij de dagvaarding onder parketnummer 10/179969-22 op de terechtzitting van 22 november 2023 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De teksten van de (gewijzigde) tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank heeft geconstateerd dat in de gewijzigde tenlastelegging met parketnummer 10/179969-22 onder het primair tenlastegelegde ontbreekt de vermelding ‘(art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)’. In de gewijzigde dagvaarding onder het subsidiair tenlastegelegde ontbreekt de vermelding '(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)’. De rechtbank zal voornoemde artikelen tussen haakjes inlezen. Deze omissies geven haar geen aanleiding de dagvaarding nietig te verklaren. De artikelen onder het primaire tenlastegelegde waren reeds genoemd in de oorspronkelijke dagvaarding en de wijziging tenlastelegging bracht daarin evident geen wijziging. Het niet genoemde artikel 285 volgt daarnaast zonder enige twijfel uit de tekst van het subsidiair tenlastegelegde. Ter terechtzitting is over het een ander ook geen misverstand geweest.
De verdachte wordt door het inlezen dan ook niet in zijn belangen geschaad.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/199745-23 onder feit 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/199745-23 onder feit 1 en het onder parketnummer 10/179969-22 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat aan de verdachte een contactverbod zal worden opgelegd met [slachtoffer01] .

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10/199745-23 onder feit 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 10/199745-23 onder feit 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering ten aanzien van parketnummer 10/179969-22 primair
4.3.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat uit het dossier niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden op 11 december 2021, zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Indien de rechtbank daarin niet meegaat, dient de verdachte partieel te worden vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op ‘de koffer’. Bij afpersing moet het gaan om een goed dat aan een ander dan de verdachte toebehoort. Op het moment dat de verdachte, zoals blijkt uit het dossier, vraagt om teruggave van de koffer, gaat het naar de stelling van de verdediging om zijn eigen koffer. Dit geldt onverkort ook voor de vervangingswaarde van de koffer, nu de aangeefster de keuze wordt gelaten.
4.3.2.
Beoordeling
Op 12 december 2021 heeft de aangeefster aangifte gedaan van afpersing. In haar aangifte verklaart zij dat de betreffende koffer op 11 december 2021 rond 08:00 uur is weggenomen en dat zij kort daarna meerdere malen heeft geprobeerd in contact te komen met ‘Europraat’. ‘Europraat’ zou vervolgens omstreeks 09:30 uur hebben teruggebeld. Vervolgens maakt de aangeefster in deze aangifte melding van de bedreigingen van ‘Europraat’, die zij via Snapchat heeft ontvangen. Deze omstandigheden maken dat de rechtbank van oordeel is dat het ten laste gelegde op of omstreeks 11 december 2023 heeft plaatsgevonden. Dit verweer wordt om die reden verworpen.
Het verweer dat ziet op het eigendom van de koffer wordt ook verworpen, omdat uit de verklaringen van de verdachte in het strafdossier volgt dat het niet zijn koffer betrof.
4.3.3.
Conclusie
De verweren worden verworpen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/179969-22 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/199745-23 onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/199745-23
1.
hij op 26 maart 2023 te Rotterdam [slachtoffer02] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door dreigend met een getrokken
opeen vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer02] af te lopen;
Parketnummer 10/179969-22
Primair,
hij op of omstreeks 11 december 2021 in Nederland en/of op Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer01] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 5.000 euro en/of een koffer met inhoud, dat/ die aan een ander dan verdachte toebehoord
e, die [slachtoffer01] heeft toegevoegd:
“Luister, jij gaat vandaag of vijf doezoe tekken of ik ga boyzo je laten ophalen en dan ga jij vandaag dat geld maken” (p. 84) en
“Die doekoe gaat vandaag komen of die koffer gaat vandaag komen” (p. 84) en
“Ik sla jou de tering in of ik schiet op je huis of wat dan ook” (p. 88) en
“Jullie Polo gaat de lucht in” (p. 90) en
“ [straatnaam01] gaat de lucht in” (p. 90),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank leest de tenlastelegging onder parketnummer 10/179969-22 primair verbeterd. Uit de redactie van het verwijt blijkt evident dat de officier van justitie voor ogen heeft gestaan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging. Dat in de tenlastelegging niet is opgenomen de zinssnede ‘terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid’ berust op een kennelijke misslag, terwijl de verbeterde lezing niet strijdig is met de bewoordingen waarin de tenlastelegging van dit feit overigens is gesteld en bovendien beantwoordt aan de kennelijke bedoeling van de steller van de tenlastelegging. De verdachte wordt door deze verbeterde lezing niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/199745-23

1.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Parketnummer 10/179969-22
Primair,
poging tot afpersing, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 10/199745-23 bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep op noodweer toekomt.
Uit het dossier komt naar voren dat [naam01] en [slachtoffer02] (hierna tezamen: de broers) en [naam02] (hierna: [naam02] ) op 26 maart 2023 een afspraak hebben, waarbij de broers kennelijk een partij softdrugs tegen betaling aan [naam02] zouden leveren.
[naam02] voerde de bespreking met de broers en uit het dossier blijkt niet dat de verdachte daarin een rol had. Wanneer de broers en [naam02] een portiek ingaan om de deal kennelijk te sluiten, blijft de verdachte buiten bij de auto. Binnen in het portiek vindt een schietpartij plaats. Wie op wie heeft geschoten, wordt uit het dossier niet duidelijk. [slachtoffer02] en [naam02] beschuldigen elkaar over en weer. Uit het dossier volgt niet dat [naam02] het plan had om de broers te ‘rippen’ en zo de rechtbank daar anders over zou denken, volgt uit niets dat de verdachte hiervan op de hoogte was.
De verdachte heeft niet gezien wat er in het portiek is gebeurd, maar heeft enkel het schieten gehoord. Hierop ziet hij dat [naam02] zwaargewond het portiek verlaat en dat hij door meerdere personen wordt vastgehouden en mishandeld.
De verdachte heeft door vervolgens te dreigen met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voorkomen dat de zwaargewonde [naam02] verder werd mishandeld, waarna de verdachte [naam02] naar het ziekenhuis kon brengen.
Door het tonen van dit op een vuurwapen gelijkende voorwerp zijn de grenzen van de proportionaliteit en subsidiariteit niet overschreden. De gedraging staat in redelijke verhouding tot de ernst van de aanranding van [naam02] .
6.2.
Beoordeling
6.2.1.
Vaststelling van de feiten
Het feitencomplex wordt als volgt door de rechtbank beoordeeld.
Een dag voor de hiervoor genoemde afspraak tussen de broers en [naam02] ontmoeten vijf mannen elkaar op de parkeerplaats van de [naam moskee01] moskee te Rotterdam. [naam03] (hierna: [naam03] ) heeft, op verzoek van de verdachte, deze ontmoeting geregeld. De verdachte, [naam02] en [naam04] (hierna: [naam04] ) wilden een partij hasj gaan kopen van [slachtoffer02] en [naam03] . De deal inhoudende dat er op 26 maart 2023 meer dan 10 kilo hasj door de groep van [slachtoffer02] aan de groep van [naam02] zou worden verkocht is toen besproken.
Op 26 maart 2023 treffen de vijf mannen elkaar zoals gezegd opnieuw. Er ontstaat dan een verschil van mening/een woordenwisseling over de volgorde van de deal. [naam02] vertrekt op enig moment in de auto van de verdachte om geld te halen op de parkeerplaats van de [naam moskee01] moskee en later treffen de mannen elkaar opnieuw. Op enig moment stapt [naam02] uit de auto van de verdachte en stapt in de auto bij [slachtoffer02] . [naam03] doet het omgekeerde. In wat één van de mannen ‘een treintje’ noemt, rijden zij dan richting de woning aan de [adres01] te Rotterdam, waar [naam01] woonachtig is. Beide auto’s worden geparkeerd. Uit camerabeelden volgt dat [naam02] en [slachtoffer02] om 19:03:32 uur uit hun auto stappen en enkele seconden contact maken met de verdachte in zijn auto.
[naam02] en [slachtoffer02] begeven zich daarna naar het portiek van voornoemde woning, omdat zij de deal binnen zouden gaan sluiten. De verdachte is dan bezig met het keren van de auto om deze uiteindelijk neer te zetten naast de portiekwoning van [naam01] .
[naam02] en [slachtoffer02] lopen om 19:04:04 het portiek van voornoemde woning in. [naam01] neemt hen dan mee naar de gezamenlijke kelderruimte met kelderboxen van de bovengelegen acht portiekwoningen. In de kelderruimte staat een rode boodschappentas met daarin 13 kilo hasj.
In de kelderruimte gaat de koop kennelijk niet door, omdat er een schietpartij ontstaat tussen [naam02] en [slachtoffer02] . Beiden verklaren daarover dat de ander begon. Bij deze schietpartij wordt [naam01] dodelijk getroffen. In zijn nabijheid worden (uiteindelijk) een twintigtal hulzen met kaliber 9 mm en .40 aangetroffen. [naam02] en [slachtoffer02] , die als gevolg van de schietpartij schotletsels oplopen en door hun munitie heen raken, komen nadat de schietpartij is afgelopen nog binnenin het portiek met een elkaar in – wat door derden wordt omschreven als – een worsteling terecht.
Al worstelend begeven zij zich op straat. [naam02] komt als eerste naar buiten en [slachtoffer02] hangt aan hem. Dit laatste is om 19:05:31 uur te zien op de camerabeelden. Omdat zij beiden naar de grond gaan tussen twee aldaar geparkeerde auto’s in, verdwijnen zij uit beeld.
De auto van de verdachte rijdt intussen een stukje naar voren waardoor deze niet meer volledig in het beeld van de camera is. Uit de richting van deze auto komt vervolgens een persoon lopen. Dit is [naam03] .
[naam04] en de verdachte stappen hierna eveneens uit.
Om 19:06:07 uur zakt de vering aan de linkerkant (bestuurder) van de auto van de verdachte in en direct hierop wordt hetzelfde waargenomen aan de rechterkant. Hierna rijdt deze auto met hoge snelheid de straat uit om rechtsaf af te slaan de Schiedamseweg op.
De verdachte heeft ter zitting – zakelijk weergegeven – verklaard dat [naam02] een afspraak had voor softdrugs, dat ze daarover zijn gaan discussiëren. [naam02] heeft toen gezegd om achter hen (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer02] en [naam02] ) aan te rijden, omdat hij het niet helemaal vertrouwde. De verdachte heeft dit gedaan. Vervolgens zijn [naam02] en de verkopende partij (de rechtbank begrijpt [slachtoffer02] ) uitgestapt en de woning in gegaan, omdat de transactie daar zou plaatsvinden. Toen de verdachte schoten hoorde, zag hij [naam02] naar buiten komen en twee jongens aan hem hangen, die hem sloegen. Op dat moment heeft hij, de verdachte, ingegrepen. Hij is uit de auto gestapt, heeft een ‘luchtdruk’ gepakt en hij heeft met het luchtdrukpistool zichtbaar in zijn hand tegen de jongens gezegd [naam02] los te laten. De mannen lieten [naam02] hierop los en toen heeft de verdachte ervoor gezorgd dat [naam02] naar het ziekenhuis kon.
6.2.2.
Noodweersituatie/Culpa in causa
Wanneer de uit het dossier blijkende omstandigheden in de aanloop naar en rondom de deal van de partij hasj in ogenschouw worden genomen, kan niet anders worden geconstateerd dan dat de verdachte en de zijne(n) een niet te keren gevaar waartegen zij zich die dag zouden moeten verweren, hebben ingecalculeerd. De verdachte gaat met anderen naar een woning waar zou worden gedeald. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit op zichzelf al risico’s met zich brengt. De verdachte wist ook dat hier risico’s aan waren verbonden. Dat blijkt uit het feit dat [naam02] aan hem heeft gevraagd achter hem aan te rijden, omdat hij het niet helemaal vertrouwde en uit het feit dat de verdachte op de dag van de deal een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich had. Toch heeft de verdachte zich hier willens en wetens mee ingelaten. Dat de verdachte niet wist dat er gedeald zou worden en ‘toevallig’ al enige tijd een luchtdrukwapen in het dashboardkastje van zijn auto had liggen, acht de rechtbank gelet op de voorgaande vaststellingen, ongeloofwaardig.
De verdachte heeft zich aldus met een illegale reden (drugshandel) bewapend en zich met diezelfde illegale reden in een gevaarlijke situatie begeven, waarbij uit het voorgaande volgt dat de verdachte rekening hield of in ieder geval moest houden, met potentieel geweld. Anders gezegd: de verdachte heeft zich willens en wetens in een riskante situatie begeven waarin een reële kans bestond op een gewelddadige confrontatie. De verdachte heeft daarin geen enkele poging gedaan om zich (daags) eerder aan de situatie te onttrekken of om de rechtsorde (vooraf of op het moment zelf) te handhaven op een legitieme wijze, bijvoorbeeld door al eerder of op het moment van de schietpartij de politie te waarschuwen voor een mogelijk (op handen zijnde) conflict binnen het drugsmilieu. De door de verdachte gekozen vorm van ‘zelfverdediging’ behelst in feite eigenrichting binnen het criminele circuit, waarmee hij zichzelf bewust buiten de rechtsorde heeft geplaatst. Onder die omstandigheden is er sprake van culpa in causa en komt de verdachte geen beroep toe op noodweer.
6.3.
Conclusie
Het beroep op noodweer van de verdachte slaagt niet. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging door op klaarlichte dag op de openbare weg een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen. Nadat de vriend van de verdachte in een worsteling raakte met een derde partij die te hulp werd geschoten door omstanders is de verdachte met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand op hen afgekomen. Hij heeft dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond om een einde te maken aan de worsteling en om zijn vriend te kunnen ontzetten.
Door aldus te handelen heeft de verdachte de derde partij en de omstanders angst aangejaagd en inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Dergelijke feiten, gepleegd op de openbare weg en op klaarlichte dag in een woonwijk, veroorzaken daarnaast ernstige gevoelens van angst en onrust in de maatschappij, temeer nu kort daarvoor schoten waren gehoord/gelost.
Ook heeft de verdachte zich meerdere malen schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. De verdachte heeft een ander, een jonge vrouw, voor zijn karretje gespannen. Zij zou voor hem een koffer met daarin illegale goederen naar het buitenland vervoeren. Toen deze koffer nog voor vertrek van haar werd gestolen, heeft de verdachte de jonge vrouw daarvoor verantwoordelijk gehouden en haar meerdere malen verbaal bedreigd. Door middel van vergaande bedreigingen probeerde hij haar te bewegen om hem een geldbedrag van 5000 euro te betalen teneinde het verlies van de koffer te compenseren.
De verdachte heeft haar op een intimiderende en angstaanjagende manier onder druk gezet. Met dit handelen is een ernstig inbreuk gemaakt op haar gevoel van veiligheid. De verdachte heeft hierbij enkel oog gehad voor zijn eigen probleem en niet nagedacht over de gevolgen voor de aangeefster.
De rechtbank rekent de verdachte deze feiten aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
23 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een voorwaardelijk strafdeel op zijn plaats is. De rechtbank constateert dat de verdachte de afgelopen periode meerdere malen verzeild is geraakt in bedenkelijke en gevaarlijke situaties, waarbij sprake is van geweld en ongecontroleerd wapenbezit. Teneinde dit patroon te doorbreken zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om een contactverbod op te leggen met het slachtoffer [slachtoffer01] . Het is niet gebleken dat de verdachte na de bedreigingen nog contact heeft gehad met haar of dat heeft geprobeerd te krijgen. Daarnaast is de rechtbank ook niet gebleken dat [slachtoffer01] thans, bijna twee jaar na haar verzoek daartoe aan de officier van justitie, nog prijs zou stellen op een contactverbod.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer02] ter zake van het onder parketnummer 10/199745-23 onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.500,-- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen. De behandeling van de vordering is gelet op de omstandigheden waaronder het feit is begaan te complex voor het strafproces.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering gelet op het gevoerde noodweerverweer. Subsidiair is betoogd de vordering af te wijzen, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd. Daarnaast stuit het vorderen van een schadevergoeding, gelet op de omstandigheden van dit geval, ook af op de redelijkheid en billijkheid.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij heeft op de dag van de zitting een vordering (gedateerd op 30 januari 2024) ingediend. De benadeelde partij heeft daarin gesteld dat het feit waarvan hij aangifte heeft gedaan tot gevolg heeft gehad dat zij (de rechtbank begrijpt: hij) fysiek en psychisch letsel heeft opgelopen en/of op andere wijze in haar (de rechtbank begrijpt: hem) persoon is aangetast als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Voor de onderbouwing van de psychische schade en/of de ‘aantasting van de persoon op andere wijze’ is in de vordering verwezen naar hetgeen is vermeld in de aangifte en onder het kopje “Gevolgen”. Daaronder staat: “In de nacht van 26 maart 2023 is verzoeker het slachtoffer geworden van een bedreiging met een vuurwapen, een en ander zoals omschreven in de tenlastelegging. Het behoeft geen toelichting om te begrijpen dat een bedreiging met een vuurwapen – onder het uiten van dreigende taal – een forse impact heeft op het geestelijk welzijn van de heer [slachtoffer02] . Het gevolg is onder meer dat hij kampt met gevoelens van onveiligheid, angst en onrust.” De rechtbank acht deze onderbouwing van de gevorderde post van € 2.500 euro te algemeen. Wat de gevolgen van het door de verdachte gepleegde strafbare feit voor de benadeelde partij daadwerkelijk zijn, is voor de rechtbank hierdoor onvoldoende duidelijk, mede gelet overigens op het feit dat de gehele situatie – en de mogelijke psychische impact daarvan – veel groter en complexer was dan de enkele bedreiging door de verdachte, die daar slechts een relatief klein onderdeel van was. Daarbij is de vordering gelet op het verweer van de verdachte te complex voor een behandeling tijdens de strafzaak. Nader onderzoek naar de omvang van de schade zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/199745-23 onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/199745-23 onder 1 en het onder parketnummer 10/179969-22 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer02] niet-ontvankelijk in de vordering (parketnummer 10/199745-23);
de benadeelde partij [slachtoffer02] wordt veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering (parketnummer 10/199745-23) gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. D. van der Sluis en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter, de oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst (gewijzigde) tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/199745-23
1.
hij op of omstreeks 26 maart 2023 te Rotterdam
[slachtoffer02] en/ of overige betrokkenen heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ of met zware mishandeling,
door (dreigend) met een getrokken en/of gericht vuurwapen, althans met een
vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer02] en/of overige betrokkenen af te
lopen
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij, op of omstreeks 8 augustus 2023 te Roermond, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 2271,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende Amfetamine, zijnde Amfetamine
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 10/179969-22
hij op of omstreeks 11 december 2021 te Spijkenisse, gemeente
Nissewaard,
althans in Nederland en/of op Aruba,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/ of bedreiging met geweld
[slachtoffer01] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 5.000 euro
althans
eniggeldbedrag en/of een koffer met inhoud, in elk geval enig
goed, dat/ die geheel of ten dele aan die
[slachtoffer01], althans aan een ander dan
verdachte toebehoord, die
[slachtoffer01]heeft toegevoegd:
“Luister, jij gaat vandaag of vijf doezoe tekken of ik ga boyzo je laten
ophalen en dan ga jij vandaag dat geld maken” (p. 84) en/of
“Die doekoe gaat vandaag komen of die koffer gaat vandaag komen” (p.
84) en/of
“Ik sla jou de tering in of ik schiet op je huis of wat dan ook” (p. 88) en/ of
“Jullie Polo gaat de lucht in” (p. 90) en/ of
“ [straatnaam01] gaat de lucht in” (p. 90),
althans telkens woorden van gelijke aard en/ of strekking;
althans indien en voor zover dit niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 december 2021 te Spijkenisse, gemeente
Nissewaard, althans in Nederland en/of op Aruba,
[slachtoffer01] heeft bedreigd met brandstichting en/ of met enig misdrijf tegen
het leven gericht, althans zware mishandeling door die [slachtoffer01] toe te
voegen:
“Ik sla jou de tering in of ik schiet op je huis of wat dan ook” (p. 88)
en/of
“Jullie Polo gaat de lucht in” (p. 90) en/ of
“ [straatnaam01] gaat de lucht in” (p. 90),
althans telkens woorden van gelijke dreigende aard en/ of strekking;