ECLI:NL:RBROT:2024:13

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
10/185420-23 en 10/241590-22 (TUL)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het laten ontploffen van zwaar vuurwerk in een woonwijk met gemeen gevaar voor goederen

Op 3 januari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 juli 2023 in Hellevoetsluis een ontploffing heeft veroorzaakt door zwaar vuurwerk (cobra) aan te steken bij een geparkeerde bestelbus. De verdachte, geboren in 1989 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, heeft het feit bekend. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een verlenging van de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, met gemeen gevaar voor goederen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en verlengde de proeftijd van een eerdere veroordeling met 1 jaar. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft ook de voorwaarden van de voorwaardelijke straf gewijzigd, waarbij de verdachte zich moet laten behandelen voor zijn psychische problemen en middelengebruik.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/185420-23; 10/241590-22 (TUL)
Datum uitspraak: 3 januari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. [naam PI] , locatie [locatie] ,
raadsvrouw mr. D.S. Lösing, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 december 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Aandewiel heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • partiële vrijspraak van het ten laste gelegde gemeen gevaar voor één of meer woningen/panden/percelen gelegen naast/nabij de bestelbus aan de [adres 2] ;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • verlenging van de proeftijd van de bij vonnis van 2 februari 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met de duur van 1 jaar, evenals het wijzigen van de bijzondere voorwaarden van deze opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf in de voorwaarden zoals door Fivoor reclassering zijn geadviseerd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het primair ten laste gelegde is door de verdachte bekend, zij het dat de verdediging partiële vrijspraak heeft bepleit van het door de ontploffing veroorzaakte gevaar voor andere goederen dan de bestelbus. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard als hierna vermeld.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 5 juli 2023 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee,
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht op een geparkeerde bestelbus, geparkeerd staande nabij de [adres 2] te Hellevoetsluis, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk zwaar (professioneel) vuurwerk aangestoken, ten gevolge waarvan een ontploffing heeft plaatsgevonden en voornoemde bestelbus is beschadigd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde bestelbus te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in de nachtelijke uren een explosief laten afgaan in een woonwijk in Hellevoetsluis, door een stuk zwaar knalvuurwerk (cobra) bij een bestelbus tot ontploffing te brengen. Dit is een zeer ernstig strafbaar feit. Rotterdam en haar omgeving worden al langere tijd geteisterd door aanslagen met geïmproviseerde explosieven. Een dergelijke aanslag is uiterst bedreigend en beangstigend voor de eigenaar van de desbetreffende bestelbus. Ook leidt zo’n ontploffing voor omwonenden in het bijzonder en in algemene zin in de samenleving tot onrust en gevoelens van angst en onveiligheid. De verdachte heeft bijgedragen aan deze zeer intimiderende vorm van geweld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van eenzelfde delict. Uit het strafblad blijkt wel dat verdachte eerder is veroordeeld in verband met gewelds- en vermogensdelicten en dat het onderhavige delict is begaan gedurende een proeftijd.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ Fivoor heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 november 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een delictpatroon aan geweldsdelicten. Zowel psychische problemen, financiën en middelengebruik van de verdachte zijn hierbij delictgerelateerde factoren. De verdachte is al meerdere keren klinisch opgenomen geweest, maar nimmer voor langere tijd. Hierdoor hebben deze opnamen niet geleid tot voldoende behandeling en recidivebeperking. De verdachte is gediagnosticeerd met een ziekteangststoornis (zorgmijdend type) en PTSS, waarbij hij middelen gebruikt om zijn angstgevoelens te dempen. Voor behandeling gericht op deze diagnoses heeft de verdachte tot op heden onvoldoende open gestaan. Onverwerkte gebeurtenissen leiden tot angstklachten, welke hij dempt met alcohol en cocaïne. Zijn middelengebruik leidt vervolgens tot financiële problemen en een gebrek aan dagbesteding, met delictpleging als gevolg.
Eerder dit jaar is de verdachte in het kader van een schorsende voorwaarde klinisch opgenomen geweest in FPA de Mare. Deze opname heeft echter slechts een maand geduurd wegens gebrek aan motivatie. De verdachte heeft de kans gekregen om abstinentie middels ambulante behandeling en begeleiding vol te houden. Dit is hem niet gelukt en hij is teruggevallen in middelengebruik.
De reclassering is van mening dat een langdurige klinische opname opnieuw moet worden ingezet, omdat ambulante behandeling momenteel niet toereikend genoeg lijkt. Tijdens een klinische opname kan de reeds gestarte diagnostiek gericht op ADHD worden afgemaakt, kan de verdachte ingesteld worden op de juiste medicatie en kan hij onverwerkte gebeurtenissen gaan verwerken door middel van behandeling. De reclassering heeft hier reeds een indicatie voor aangevraagd. Als dit positief wordt afgerond kan de verdachte opnieuw terecht bij het Ambulant Centrum van Fivoor om de ambulante behandeling voort te zetten. Daarnaast is het van belang dat de verdachte een dagbesteding vindt en meewerkt aan het afnemen van urinecontroles.
De reclassering acht de risico’s op recidive en letsel hoog en het risico op onttrekken aan voorwaarden gemiddeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de positieve proceshouding van de verdachte op de zitting.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 7.500,- aan materiële schade en een vergoeding van € 45.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren vanwege onvoldoende onderbouwing van de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
8.3.
Beoordeling
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Beoordeling van de vordering vergt nader debat en onderbouwing waarvoor dit strafgeding zich niet leent. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 2 februari 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van poging tot afpersing en ter zake van mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 472 dagen, waarvan een gedeelte groot 360 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 17 februari 2023.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de proeftijd van de vordering te verlengen met een jaar en de bijzondere voorwaarden te wijzigen in de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door Fivoor reclassering.
9.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank ziet daar echter vanaf en zal de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf verlengen met één jaar nu Fivoor reclassering heeft geadviseerd het huidige reclasseringstoezicht te laten doorlopen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 2 februari 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 jaar;
wijzigt de voorwaarden verbonden aan de bij vonnis van 2 februari 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf in de voorwaarden dat die komen te luiden als volgt:
de veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Marconistraat 2 in Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich opnemen in een forensische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start op het moment dat er een opnamedatum bekend is en het vonnis onherroepelijk is. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
de veroordeelde laat zich behandelen door Ambulant Centrum Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra de klinische opname positief is beëindigd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter,
en mrs. L.W. Louwerse en J.P.E. Mullers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 5 juli 2023 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht aan/op een geparkeerde bestelbus, geparkeerd staande op/of nabij de [adres 2] te Hellevoetsluis, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk zwaar (professioneel) vuurwerk aangestoken, in elk geval open vuur in aanraking gebracht met dit vuurwerk en dit vuurwerk op voornoemde bestelbus gegooid, in elke geval op/bij deze bestelbus doen belanden ten gevolge waarvan een ontploffing heeft plaatsgevonden en/of voornoemde bestelbus is beschadigd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
- voornoemde bestelbus en/of andere voertuigen en/of één of meer woningen/panden/percelen (en/of de aanwezige goederen in deze woningen/panden/percelen) gelegen naast/nabij voornoemde bestelbus aan de [adres 2] , in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
subsidiair:
hij op of omstreeks 5 juli 2023 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een bestelbus, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.