ECLI:NL:RBROT:2024:13033

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
ROT 23/4481
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitspraak op bezwaar inzake onroerendezaakbelasting niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft eiser de datum van bekendmaking van de uitspraak op bezwaar betwist. De heffingsambtenaar heeft bewijs van verzending van de uitspraak op bezwaar overgelegd, waardoor de rechtbank oordeelt dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. Eiser ontving op 24 december 2022 de uitspraak op bezwaar, maar diende pas op 27 juni 2023 een pro-forma beroepschrift in, wat meer dan vier maanden na de beroepstermijn is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de uitspraak op bezwaar op de juiste wijze heeft bekendgemaakt, en dat de gemaakte werkafspraken tussen de gemachtigde van eiser en de heffingsambtenaar zijn nageleefd. Eiser heeft verzocht om uitstel van de zitting, maar dit verzoek werd afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is, en heeft de zaak niet inhoudelijk beoordeeld. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer op 17 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/4481

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser,

(gemachtigde: mr. A. Bakker),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Papendrecht,

(gemachtigde: mr. L.R. van der Pijl).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 24 december 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak [adres] (de onroerende zaak) op 1 januari 2021 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 1.086.000,- (de beschikking). Met deze waardevaststelling is aan eiser ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Papendrecht voor het belastingjaar 2022 opgelegd (de aanslag).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de waarde van de onroerende zaak gehandhaafd.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van de heffingsambtenaar en [naam], taxateur, deelgenomen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, nu nadere stukken van eiser waren ingekomen, maar deze de rechtbank en de heffingsambtenaar niet hadden bereikt.
1.5.
De heffingsambtenaar heeft na de schorsing op deze stukken gereageerd.
1.6.
Eiser heeft verzocht om op een nadere zitting te worden gehoord.
1.7.
De rechtbank heeft het onderzoek hervat op 5 december 2024. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam], taxateur. De gemachtigde van eiser is, met bericht van verhindering, niet op de zitting verschenen. De gemachtigde van eiser heeft zeer kort voor de zitting gesteld dat hij door persoonlijke omstandigheden niet bij de zitting aanwezig kan zijn en de rechtbank verzocht om de zitting te verplaatsen. De rechtbank heeft geen gevolg gegeven aan dit verzoek, bij gebrek aan een nadere onderbouwing van de persoonlijke, gewichtige redenen die tot uitstel zouden nopen. De rechtbank heeft daarom besloten de zaak op de zitting te behandelen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het beroep van eiser ontvankelijk is.
3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Uit het dossier volgt dat de heffingsambtenaar op 26 februari 2022 de aanslag over het belastingjaar 2022 aan eiser heeft bekendgemaakt. Op 30 maart 2022 heeft eiser hiertegen tijdig bezwaar ingediend. De heffingsambtenaar heeft uitspraak gedaan op het bezwaar van eiser.
4. In geschil is wanneer de uitspraak op bezwaar is bekendgemaakt. Het moment waarop de uitspraak op bezwaar is bekendgemaakt is van belang voor de vraag of eiser ontvankelijk is in zijn beroep.
5. Eiser betoogt dat het beroep ontvankelijk is, omdat de uitspraak op bezwaar – met dagtekening 24 december 2022 – niet eerder dan 16 mei 2023 aan de gemachtigde van eiser is bekendgemaakt. Eiser stelt dat hij ervan uit mocht gaan dat de uitspraak op bezwaar niet eerder aan de gemachtigde van eiser is toegezonden, omdat eiser een verdagingsbesluit (met dagtekening 31 december 2022) van de heffingsambtenaar heeft ontvangen waarin staat dat er nog geen beslissing is genomen op het ingediende bezwaar.
6. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken, gerekend vanaf de dag na die van de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. De beroepstermijn vangt niet aan, zo lang de uitspraak op bezwaar niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Volgens artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van een besluit dat tot een belanghebbende is gericht door toezending aan die belanghebbende.
7. Op grond van artikel 2:14, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan een bericht elektronisch verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
8. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep niet-ontvankelijk. De heffingsambtenaar heeft toegelicht dat er werkafspraken zijn gemaakt tussen de gemachtigde van eiser en de heffingsambtenaar om de uitspraak op bezwaar naar het e-mailadres van de gemachtigde te verzenden. Dat er werkafspraken zijn gemaakt tussen partijen is niet in geschil. Gelet op de gemaakte werkafspraken had de heffingsambtenaar de uitspraak op bezwaar naar het e-mailadres van de gemachtigde mogen verzenden. De heffingsambtenaar heeft een afschrift van de verzonden e-mail, van 24 december 2022 om 15.04 uur, overgelegd alsmede een documentoverzicht van de zaak. In het afschrift van de verzonden e-mail is onder meer opgenomen de verzending van de uitspraak op bezwaar per e-mail, op 24 december 2022 om 15.04 uur. Uit het documentoverzicht van de zaak blijkt het klantnummer van eiser, het aanslagnummer van de aanslag die naar eiser is verstuurd en de tijd van 15:04 uur waarop de uitspraak op bezwaar per e-mail is verstuurd. Hieruit kan genoegzaam worden geconcludeerd dat de uitspraak op bezwaar op 24 december 2022 per e-mail aan de gemachtigde van eiser is verzonden. De rechtbank merkt daarover nog op dat de uitspraak op bezwaar naar het e-mailadres is verstuurd dat ook in het bezwaarschrift en het pro-forma beroepschrift wordt vermeld. Met de verzending van de uitspraak op bezwaar op 24 december 2022 is de uitspraak op bezwaar bekendgemaakt. Dat betekent dat het pro-forma beroepschrift van 27 juni 2023 meer dan vier maanden na het verstrijken van de beroepstermijn is ingediend. Dat eiser omstreeks de datum van de uitspraak op bezwaar ook een verdagingsbesluit van de heffingsambtenaar heeft ontvangen, is geen reden om het niet tijdig indienen van het beroepschrift verschoonbaar te achten. In dit verdagingsbesluit staat immers vermeld dat dit besluit als niet verzonden mag worden beschouwd als eiser in december 2022 alsnog een uitspraak op bezwaar ontvangt. Dat is het geval. Het is de rechtbank verder ook niet gebleken dat de termijnoverschrijding om andere redenen verschoonbaar zou moeten worden geacht.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak daarom niet inhoudelijk. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. de Bloois, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2024.
griffier
rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Den Haag waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.