In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2024 een beschikking gegeven in het kader van de voorlopige ondertoezichtstelling en spoeduithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], is lange tijd vrijwillig uit huis geplaatst, maar door toenemende zorgen over haar gedrag is zij voorlopig onder toezicht gesteld en met spoed uit huis geplaatst. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de moeder, de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over het gedrag van [voornaam minderjarige], die zelfbepalend en agressief gedrag vertoont en mogelijk seksueel contact heeft gehad met verschillende mannen. Ondanks eerdere pogingen tot hulpverlening is er onvoldoende resultaat geboekt, waardoor de situatie van [voornaam minderjarige] niet meer veilig is. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de beschikking van 2 november 2024 in stand gehouden en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 2 februari 2025, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.
De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat er onderzoek wordt gedaan naar de situatie van [voornaam minderjarige] en dat er passende hulpverlening wordt ingezet.