ECLI:NL:RBROT:2024:13085

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
C/10/688625 / JE RK 24-2376
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van een minderjarige met gedragsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2024 een beschikking gegeven in het kader van de voorlopige ondertoezichtstelling en spoeduithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], is lange tijd vrijwillig uit huis geplaatst, maar door toenemende zorgen over haar gedrag is zij voorlopig onder toezicht gesteld en met spoed uit huis geplaatst. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de moeder, de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over het gedrag van [voornaam minderjarige], die zelfbepalend en agressief gedrag vertoont en mogelijk seksueel contact heeft gehad met verschillende mannen. Ondanks eerdere pogingen tot hulpverlening is er onvoldoende resultaat geboekt, waardoor de situatie van [voornaam minderjarige] niet meer veilig is. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de beschikking van 2 november 2024 in stand gehouden en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 2 februari 2025, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.

De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat er onderzoek wordt gedaan naar de situatie van [voornaam minderjarige] en dat er passende hulpverlening wordt ingezet.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/688625 / JE RK 24-2376
Datum uitspraak: 12 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over horen op voorlopige ondertoezichtstelling en vervolg spoeduithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. W.A. Berghuis, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de beschikking van de kinderrechter van 2 november 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, mw. [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [persoon B] (
via telefonische verbinding gehoord).
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] uitgenodigd voor een kindgesprek om haar mening kenbaar te maken. De moeder heeft ter zitting aangegeven dat [voornaam minderjarige] telefonisch haar mening aan de kinderrechter wil geven. Vervolgens heeft de kinderrechter ter zitting telefonisch contact gezocht met de crisisopvang waar [voornaam minderjarige] verblijft, maar [voornaam minderjarige] was op dat moment niet bereikbaar.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft op een crisisopvang.
2.3.
Bij beschikking van 2 november 2024 is [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht van de GI gesteld tot 2 februari 2025. Bij die beschikking is ook een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van vier weken. Een beslissing op het verzoek voor het overige is aangehouden.

3.Het (aangehouden) verzoek

De Raad verzoekt een voorlopige ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van drie maanden. Dit verzoek is reeds toegewezen. De Raad verzoekt tevens een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van drie maanden. Over een periode van 4 weken is reeds een beslissing genomen. Nu dient nog te worden beslist over de periode tot 2 februari 2025. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. Er zijn zorgen over het gedrag van [voornaam minderjarige] . Zij loopt veelvuldig weg, vertoont zelfbepalend en agressief gedrag en er is mogelijk sprake van seksueel contact met verschillende mannen, waarbij zij een soa heeft opgelopen die nog niet behandeld is. In het vrijwillig kader is geprobeerd hulpverlening in te zetten, maar dit heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. [voornaam minderjarige] is sinds haar twaalfde vrijwillig uithuisgeplaatst en zij heeft sindsdien op verschillende plekken verbleven. [voornaam minderjarige] verblijft momenteel op een crisisgroep buiten de regio, waar zij passende hulp en 1-op-1 begeleiding ontvangt. De aankomende periode zal zij op haar huidige locatie doorstromen naar een reguliere groep, waar verdere behandeling geboden kan worden.

5.Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt ter zitting het verzoek van de Raad en licht het volgende toe. [voornaam minderjarige] heeft een belast verleden. De eerste dagen bij de groep waar zij nu zit verliepen goed, maar nu is ook gezien dat [voornaam minderjarige] zich verzet en vertoont zij brutaal gedrag. Het contact met de jeugdbeschermer ervaart [voornaam minderjarige] als spannend. Wel wordt gezien dat [voornaam minderjarige] open staat voor ondersteuning van de begeleiders van de crisisgroep.

6.Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder wordt ter zitting ingestemd met het verzoek. Het gaat al langere tijd niet goed met [voornaam minderjarige] . Het klopt wat in het raadsrapport staat. Het is inmiddels niet meer mogelijk dat [voornaam minderjarige] thuis woont, mede door haar problemen met (fysieke) agressie. Sinds haar twaalfde is er gezocht naar hulp en begeleiding voor [voornaam minderjarige] , maar dit is ontoereikend gebleven. Het is positief dat [voornaam minderjarige] buiten de regio Rotterdam is geplaatst, waardoor zij minder bloot wordt gesteld aan triggers die haar kunnen aanzetten tot verkeerde beslissingen. De moeder heeft contact gehad met [voornaam minderjarige] geweest. [voornaam minderjarige] heeft aangegeven de wens te hebben om binnen de regio Rotterdam te worden geplaatst.

7.De beoordeling

7.1.
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling komt de kinderrechter tot het oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:257 Burgerlijk Wetboek (BW)) en dat de uitgesproken voorlopige ondertoezichtstelling, zoals verzocht en ter zitting onweersproken, daarom nog steeds passend en geboden is. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
7.2.
[voornaam minderjarige] is een kwetsbaar meisje met een belast verleden. Er zijn grote zorgen over het gedrag van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] is zelfbepalend, trekt haar eigen plan, laat (fysieke) agressiegedrag richting anderen zien en zij vertoont gedrag dat gevaarlijk is voor haarzelf, onder meer voor haar gezondheid. Zij heeft vermoedelijk seksueel contact met verschillende (onbekende) mannen en zij heeft hierbij een soa opgelopen, waarvoor zij momenteel niet wordt behandeld. Door de gedragsproblemen van [voornaam minderjarige] is zij sinds haar twaalfde vrijwillig uit huis geplaatst. Sindsdien heeft zij op verschillende plekken verbleven, zowel binnen het netwerk als op verschillende open groepen. Ook daar vertoonde [voornaam minderjarige] het voornoemde probleemgedrag, waarmee zij zichzelf en anderen in gevaarlijke situaties bracht. Vanwege de toenemende zorgen is [voornaam minderjarige] op 2 november 2024 voorlopig onder toezicht gesteld en met spoed uit huis geplaatst.
7.3.
Er is lange tijd geprobeerd om hulpverlening binnen het vrijwillig kader in te zetten, maar dit is onvoldoende van de grond gekomen. De moeder en het netwerk zijn erg betrokken, maar onvoldoende in staat gebleken de zorgen over [voornaam minderjarige] weg te nemen. Daarbij sluit [voornaam minderjarige] zich af voor hulpverlening en trekt zij volledig haar eigen plan. Op dit moment is het niet meer mogelijk voor [voornaam minderjarige] om thuis te wonen of in het netwerk te verblijven. Ook Pamaijer heeft aangegeven niet langer opvang te willen en kunnen bieden aan [voornaam minderjarige] . Momenteel verblijft [voornaam minderjarige] op een crisisopvang buiten de regio Rotterdam. De kinderrechter is van oordeel dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is dat haar huidige verblijfsplek wordt gecontinueerd. Voor de komende periode is het van belang dat er onderzoek wordt gedaan naar de situatie van [voornaam minderjarige] en dat er passende hulpverlening wordt ingezet.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
houdt de beschikking van de kinderrechter van 2 november 2024 in stand;
8.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 2 februari 2025;
8.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2024 door J.S. van den Berge, kinderrechter, in aanwezigheid van M.Y.R. Veldkamp als griffier, en op schrift gesteld op 2 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.