ECLI:NL:RBROT:2024:13105

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
616314 KG RK 24-358
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof tot tenuitvoerlegging van een Surinaams vonnis in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 december 2024 een beschikking gegeven waarin verlof wordt verleend voor de tenuitvoerlegging van een Surinaams vonnis van 11 december 2018. Dit vonnis, dat in kracht van gewijsde is gegaan, betreft een veroordeling van de verweerster tot betaling van € 546.250,-. De rechtbank oordeelt dat het verweer van de verweerster onvoldoende onderbouwd is en dat haar feitelijke handelen wijst op een zuivere aanvaarding van de nalatenschap. De verweerster, die de dochter is van de oorspronkelijk schuldenaar, heeft betoogd dat zij de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard en dat het beslag op haar bankrekening onrechtmatig is. De rechtbank stelt echter vast dat de beneficiaire aanvaarding geen invloed heeft op de executie van het vonnis, aangezien de verweerster jarenlang beheer- en beschikkingsdaden heeft verricht. De rechtbank benadrukt dat het vonnis van de Surinaamse rechter definitief en uitvoerbaar is, en dat het niet is toegestaan om de juistheid van de Surinaamse beslissing te onderzoeken. De rechtbank wijst het verzoek tot verlof tot tenuitvoerlegging toe en veroordeelt de verweerster in de proceskosten en beslagkosten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/616314/ KG RK 21-358
Beschikking van de rechtbank van 16 december 2024
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te Zoetermeer,
verzoekster,
advocaat mr. N. van Collem te Zoetermeer,
tegen
[verweerster],
wonende te Rotterdam,
verweerster,
advocaat mr. A.J.F. Gonesh te Den Haag,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de tussenbeschikking van 8 juli 2021 en de daarin genoemde stukken;
  • de aanvullende producties van verzoekster;
  • de mondelinge behandeling van 21 oktober 2024;
  • de spreekaantekeningen van mr. Van Collem.

2.De nadere beoordeling

2.1.
De rechtbank stelt voorop dat in de tussenbeschikking van 8 juli 2021 zowel het woord voorzieningenrechter als het woord rechtbank is gebruikt. Bedoeld is om beschikking als rechtbank te geven en hetzelfde geldt voor de beslissing die nu wordt gewezen.
2.2.
Het gaat in deze zaak om een verzoek tot het verkrijgen van verlof tot tenuitvoerlegging van een Surinaams vonnis van 11 december 2018 (‘het vonnis’), een en ander op grond van artikel 985 Rv en de overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en authentieke akten in burgerlijke zaken. Verzoekster heeft aanvullend verzocht om verweerster te veroordelen tot betaling van de beslagkosten die € 1.181,24 bedragen.
2.3.
Eerste voorwaarde voor verlofverlening is, gelet op artikel 2 van het verdrag, dat tegen het vonnis in Suriname geen gewoon rechtsmiddel meer kan worden aangewend. Dat is het geval. Het Hof van Justitie van Suriname heeft op 16 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep en het vonnis van de kantonrechter van 11 december 2018 bevestigd. Partijen hebben de schriftelijke vastlegging van dat vonnis op 26 juli 2024 ontvangen. Tegen de uitspraak van het Hof van Justitie van Suriname staat geen gewoon rechtsmiddel meer open, zodat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. De Surinaamse gerechten die vonnis hebben gewezen worden beschouwd als gerechten die bevoegd waren dat te doen in de zin van het verdrag, zodat ook aan de tweede voorwaarde voor verlofverlening is voldaan.
2.4.
Verlofverlening kan alleen worden geweigerd als dat in strijd is met de openbare orde van Nederland. In het kader van de beoordeling van het verzoek is het op grond van het verdrag niet toegestaan om een onderzoek te doen naar de juistheid van de in Suriname gegeven beslissing.
2.5.
Tegen de achtergrond van het hiervoor geschetste toetsingskader worden de verweren beoordeeld.
2.6.
Verweerster – de dochter is van de oorspronkelijk schuldenaar van verzoekster die in het vonnis op eigen naam is veroordeeld tot betaling van € 546.250,- – heeft betoogd dat zij de nalatenschap van haar vader beneficiair heeft aanvaard. Volgens haar is executie van het vonnis in strijd met de regels van vereffening. Bij beneficiaire aanvaarding kan een schuldeiser zich slechts verhalen op de goederen van de nalatenschap en niet op het privévermogen van een erfgenaam. Verweerster wijst erop dat zij ten tijde van het openvallen van de nalatenschap minderjarig was. Naar Surinaams recht heeft dat als automatisch gevolg gehad dat de nalatenschap beneficiair werd aanvaard. Volgens verweerster zijn er geen aanwijzingen dat zij beheer- of beschikkingsdaden heeft verricht die een zuivere aanvaarding van de nalatenschap impliceren. De vereffening van de nalatenschap is pas recent gestart, met als doel een boedelbeschrijving en inventarisatie van de schulden en baten. Tot slot betoogt verweerster dat het beslag op haar privébankrekening onrechtmatig is, omdat zij niet met haar privévermogen aansprakelijk is voor schulden van de nalatenschap. Het beslag doorkruist bovendien de recent gestarte vereffeningsprocedure.
2.7.
Volgens verzoekster heeft de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap geen invloed op de executie van het vonnis. Daar komt bij dat verweerster na het overlijden van haar vader jarenlang beheer- en beschikkingsdaden verricht, onder meer door het incasseren van huurinkomsten uit een pand in Den Haag en het beheren van de nalatenschap. Dat betekent dat de nalatenschap zuiver aanvaard is.
2.8.
De rechtbank overweegt het volgende.
Het vonnis is bekrachtigd door het Hof van Justitie van Suriname en heeft daardoor kracht van gewijsde. Het vonnis is daarmee definitief en rechtstreeks uitvoerbaar. Het werkt rechtstreeks tegenover verweerster als, in dat vonnis, veroordeelde partij.
Het verweer inzake de beneficiaire aanvaarding had in de Surinaamse procedure gevoerd moeten worden en als dat niet gedaan is, komt dat voor rekening en risico van verweerster. Datzelfde geldt voor de vereffening, als dat al een reden was om, bijvoorbeeld, de beslissing in hoger beroep daarvoor aan te houden. De rechtbank herhaalt dat het haar niet is toegestaan om een onderzoek te doen naar de juistheid van de in Suriname gegeven beslissing(en). Nu deze verweren geen hout snijden en overigens niets (voldoende onderbouwd) is gesteld dat het oordeel rechtvaardigt dat verlof tot tenuitvoerlegging kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van Nederland, moet het verzoek worden toegewezen.
Ten overvloede wordt nog overwogen dat het beslag op de bankrekening van verweerster een uitvloeisel van haar, door de gerechten in Suriname vastgestelde, positie als schuldenaar is en dat verweerster onvoldoende gemotiveerd betwist heeft dat zij al jarenlang beheer- en beschikkingsdaden verricht in de vorm van het incasseren van huurinkomsten uit een tot de nalatenschap behorend pand in Den Haag. Dat feitelijke handelen staat haaks op haar stellingen over beneficiaire aanvaarding.
2.9.
Verweerster wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten die worden begroot op € 1.360,00 (€ 132,00 griffierecht en € 1.228,00 salaris advocaat (2 punt x tarief II)). De gevorderde beslagkosten, waarvoor het Surinaamse vonnis geen titel biedt, worden eveneens toegewezen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verleent verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van het vonnis van de kantonrechter te Paramaribo van 11 december 2018, bekrachtigd door het Hof van Justitie van Suriname op 16 februari 2024, waarbij verweerster is veroordeeld tot betaling van
€ 546.250,00, vermeerderd met rente en kosten zoals in dat vonnis bepaald;
3.2.
veroordeelt verweerster tot betaling aan verzoekster van de proceskosten en de beslagkosten die worden begroot op respectievelijk € 1.360,00 en € 1.181,24;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2024.
3500/2009