ECLI:NL:RBROT:2024:13223

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
11170772 CV EXPL 24-16018
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K.L. Bezuijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde zorgpremie en beoordeling van incassokosten

In deze zaak vordert VinkVink Zorgverzekering (Menzis Zorgverzekering N.V.) betaling van een onbetaalde zorgpremie van € 126,94 van gedaagde, die zelf procedeert. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat zij al heeft betaald. De procedure omvat een dagvaarding, antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde in verzuim is geraakt door de premie voor september 2023 niet tijdig te betalen. VinkVink heeft haar eis verminderd na betaling van de hoofdsom door gedaagde, en eist nu alleen nog wettelijke rente van € 4,33 en buitengerechtelijke incassokosten van € 48,40. De kantonrechter wijst de incassokosten af omdat VinkVink niet heeft aangetoond dat gedaagde de aanmaning heeft ontvangen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. De kantonrechter veroordeelt gedaagde tot betaling van de wettelijke rente en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11170772 CV EXPL 24-16018
datum uitspraak: 6 december 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
VinkVink Zorgverzekering (Menzis Zorgverzekering N.V.),
vestigingsplaats: Wageningen,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘VinkVink’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 28 mei 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de repliek met daarin een vermindering van eis, met bijlagen;
  • de dupliek, met bijlagen.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is verzekerd bij VinkVink. Voor deze zorgverzekering moet [gedaagde] in 2023 maandelijks € 126,94 aan premie betalen. Het bedrag moet vooruit worden betaald.

3.Het geschil

3.1.
VinkVink eist samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 179,67 met rente;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 126,94, rente van € 4,33 (berekend tot en met 28 mei 2024) en buitengerechtelijke incassokosten van € 48,40 (inclusief btw).
3.2.
VinkVink baseert de eis op het volgende. [gedaagde] is voor zorgkosten verzekerd bij VinkVink en moet daarom maandelijks premie betalen. [gedaagde] heeft haar premie voor de maand september 2023 niet betaald.
3.4.
[gedaagde] is het niet eens met de eis. [gedaagde] betwist dat zij de nota en andere facturen en aanmaningen heeft ontvangen. Zij voert aan dat zij na het uitbrengen van de dagvaarding een bedrag van € 131,27 heeft betaald aan VinkVink, maar dat van dit betaalde bedrag € 4,33 is teruggestort op haar rekening.
3.3.
VinkVink heeft haar eis bij repliek verminderd met € 126,94 omdat [gedaagde] de initieel geëiste hoofdsom op 17 juni 2024 heeft betaald. Na de vermindering van eis, eist VinkVink samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 52,73;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de rente van € 4,33 (berekend tot en met 28 mei 2024) en buitengerechtelijke incassokosten van € 48,40 (inclusief btw).

4.De beoordeling

Hoofdsom

4.1.
Vast staat dat de initieel geëiste hoofdsom door [gedaagde] op 17 juni 2024 is betaald. VinkVink heeft haar eis in verband met die betaling verminderd. De kantonrechter hoeft daarom alleen nog te oordelen over de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten. Voor het vaststellen van de hoogte van de rente en de buitengerechtelijke incassokosten is de oorspronkelijke hoofdsom wel van belang. Nu [gedaagde] € 126,94 heeft betaald, zal van deze hoofdsom worden uitgegaan.
Rente
4.2.
De vraag is of VinkVink aanspraak kan maken op wettelijke rente. Op grond van artikel 6:119 BW is een partij wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag van verzuim.
4.3.
Vast staat dat [gedaagde] maandelijks € 126,94 aan premie moet betalen en dit niet op tijd heeft gedaan voor september 2023, waardoor zij in verzuim is geraakt, omdat zij de premie voorafgaand aan de betreffende maand moet betalen. Zij heeft die premie pas op 17 juni 2024 betaald. Uit de door [gedaagde] overgelegde schermafbeeldingen van een chatgesprek tussen [gedaagde] en de klantenservice van VinkVink, blijkt dat de klantenservice van VinkVink erkent dat [gedaagde] € 4,33 bovenop de oorspronkelijke hoofdsom van € 126,94 heeft overgemaakt en dat vervolgens € 4,33 door VinkVink is teruggestort. Hoewel de kantonrechter deze terugbetaling niet kan vaststellen op basis van de door [gedaagde] overgelegde betalingsafschriften, doet een eerdere betaling en terugstorting niet af aan het feit dat [gedaagde] de € 4,33 aan rente aan Vink Vink verschuldigd is en (alsnog) moet betalen. De geëiste wettelijke rente van € 4,33 wordt daarom toegewezen.
Incassokosten
4.4.
De vraag is of VinkVink aanspraak kan maken op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Dat moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 lid 6 BW. Op basis daarvan kan VinkVink aanspraak maken op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten als zij [gedaagde] heeft aangemaand om de hoofdsom zonder bijkomende kosten alsnog te betalen binnen een termijn van veertien dagen na de dag van ontvangst van die aanmaning. Daarbij geldt dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring (zoals een aanmaning, waarin een veertiendagentermijn wordt aangezegd conform artikel 6:96 lid 6 BW) om werking te hebben, de geadresseerde moet hebben bereikt, tenzij het niet bereiken het gevolg is van een voor rekening en risico van de geadresseerde komende omstandigheid.
4.5.
VinkVink stelt dat zij op 20 februari 2024 een aanmaning (een zogenoemde veertiendagenbrief) naar het e-mailadres van [gedaagde] heeft verzonden, die voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. [gedaagde] betwist echter dat zij deze aanmaning heeft ontvangen.
4.6.
Gelet op de betwisting van [gedaagde] had het op de weg van VinkVink gelegen om haar stelling dat [gedaagde] de aanmaning van 20 februari 2024 heeft ontvangen, nader te onderbouwen. Dat heeft VinkVink niet gedaan. Op basis van de door VinkVink overgelegde stukken kan de kantonrechter niet vaststellen of de aanmaning ook daadwerkelijk naar het e-mailadres van [gedaagde] is verstuurd en door haar is ontvangen. VinkVink heeft dan ook onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde] de aanmaning heeft ontvangen en dat aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW is voldaan. De geëiste incassokosten van € 48,40 (inclusief btw) worden daarom afgewezen.
P
roceskosten
4.7.
[gedaagde] stelt dat zij rauwelijks is gedagvaard. Zij heeft de betalingsherinneringen niet ontvangen en had wel betaald indien deze door haar ontvangen waren. Gelet op de stellingen van [gedaagde] had het op de weg van VinkVink gelegen te onderbouwen dat [gedaagde] deze herinneringen wel heeft ontvangen. Dat heeft VinkVink niet gedaan. Op basis van de door VinkVink overgelegde stukken kan de kantonrechter niet vaststellen of de herinneringen ook daadwerkelijk naar het e-mailadres van [gedaagde] zijn verstuurd en door haar zijn ontvangen. De conclusie is dan ook dat [gedaagde] rauwelijks is gedagvaard. In de omstandigheid dat partijen ieder deels ongelijk krijgen ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat zij ieder de eigen proceskosten dragen. Dat betekent dat zij geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij heeft gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VinkVink te betalen de € 4,33 aan wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW;
5.2.
bepaalt dat de partijen de eigen proceskosten dragen;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.L. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
64266