In deze zaak, die zich afspeelt in Rotterdam, heeft de Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: Woonstad) een kort geding aangespannen tegen Myrtax Bewindvoering B.V. (hierna: Myrtax) en [naam 1], die onder bewind staat. Woonstad vordert de ontruiming van de woning van [naam 1], omdat zij meent dat hij zich als huurder niet goed gedraagt en ernstige overlast veroorzaakt. De eis is gebaseerd op twee geweldsincidenten waarbij [naam 1] betrokken zou zijn geweest, wat volgens Woonstad de veiligheid van omwonenden in gevaar brengt. [naam 1] betwist de vordering en stelt dat er geen spoedeisend belang is voor Woonstad om de ontruiming te eisen.
Tijdens de zitting op 25 november 2024 is de zaak besproken. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Woonstad niet voldoende feiten heeft aangedragen die aantonen dat er sprake is van een spoedeisend belang. De kantonrechter concludeert dat Woonstad de uitkomst van een bodemprocedure kan afwachten, waarin de ontbinding van de huurovereenkomst kan worden gevraagd. De kantonrechter wijst de vordering van Woonstad af en oordeelt dat er geen dringende redenen zijn om in te grijpen in het gebruiksrecht van [naam 1].
Daarnaast heeft de kantonrechter bepaald dat Woonstad de proceskosten moet betalen, omdat zij ongelijk heeft gekregen. De kosten zijn begroot op € 678,00, inclusief de kosten voor de gemachtigde van Myrtax. Dit vonnis is uitgesproken door mr. F. Aukema-Hartog op 9 december 2024.