ECLI:NL:RBROT:2024:13285

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
11329757 VV EXPL 24-476
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontruimingsvordering wegens gebrek aan spoedeisend belang in kort geding

In deze zaak, die zich afspeelt in Rotterdam, heeft de Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: Woonstad) een kort geding aangespannen tegen Myrtax Bewindvoering B.V. (hierna: Myrtax) en [naam 1], die onder bewind staat. Woonstad vordert de ontruiming van de woning van [naam 1], omdat zij meent dat hij zich als huurder niet goed gedraagt en ernstige overlast veroorzaakt. De eis is gebaseerd op twee geweldsincidenten waarbij [naam 1] betrokken zou zijn geweest, wat volgens Woonstad de veiligheid van omwonenden in gevaar brengt. [naam 1] betwist de vordering en stelt dat er geen spoedeisend belang is voor Woonstad om de ontruiming te eisen.

Tijdens de zitting op 25 november 2024 is de zaak besproken. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Woonstad niet voldoende feiten heeft aangedragen die aantonen dat er sprake is van een spoedeisend belang. De kantonrechter concludeert dat Woonstad de uitkomst van een bodemprocedure kan afwachten, waarin de ontbinding van de huurovereenkomst kan worden gevraagd. De kantonrechter wijst de vordering van Woonstad af en oordeelt dat er geen dringende redenen zijn om in te grijpen in het gebruiksrecht van [naam 1].

Daarnaast heeft de kantonrechter bepaald dat Woonstad de proceskosten moet betalen, omdat zij ongelijk heeft gekregen. De kosten zijn begroot op € 678,00, inclusief de kosten voor de gemachtigde van Myrtax. Dit vonnis is uitgesproken door mr. F. Aukema-Hartog op 9 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11329757 VV EXPL 24-476
datum uitspraak: 9 december 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeff,
tegen
Myrtax Bewindvoering B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[naam 1],
woonplaats: Doetinchem,
verweerster, die de procedure heeft overgenomen van [naam 1],
gemachtigde: mr. V.T.E. Kuijpers.
De partijen worden hierna “Woonstad”, “Myrtax” en “[naam 1]” genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 8 oktober 2024, waarmee [naam 1] is gedagvaard, met bijlagen;
  • de mail van 1 november 2024 van Woonstad, waaruit blijkt dat Myrtax de procedure van [naam 1] heeft overgenomen;
  • de mail van 22 november 2024 van Woonstad, met één bijlage;
  • het antwoord van Myrtax, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van Woonstad.
1.2.
Op 25 november 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [naam 2] namens Woonstad met de gemachtigde van Woonstad en [naam 1] met mr. Kuijpers.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[naam 1] huurt sinds 30 september 2013 een woning van Woonstad. [naam 1] staat onder bewind. De eis van Woonstad in dit kort geding strekt ertoe dat [naam 1] de woning ontruimt, vooruitlopend op de ontbinding van de huurovereenkomst tussen Woonstad en [naam 1]. Woonstad baseert haar eis op haar standpunt dat [naam 1] ernstig tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichting zich als goed huurder te gedragen doordat hij structureel ernstige overlast veroorzaakt en door zijn betrokkenheid bij twee geweldsincidenten, die gericht waren tegen de onderbuurman, die ook een huurder van Woonstad was, en inmiddels is verhuisd vanwege het gedrag van [naam 1]. Woonstad stelt dat zij zich genoodzaakt ziet om op te treden om het woongenot en veiligheid van omwonenden te garanderen.
[naam 1] is het niet eens met de eis. Hij vindt dat de eis afgewezen moet worden, omdat Woonstad volgens hem geen spoedeisend belang heeft bij de eis. Bovendien betwist hij dat hij structureel overlast veroorzaakt en dat er sprake zou zijn van een onveilige situatie doordat hij in de woning verblijft. Meer specifiek ontkent hij betrokkenheid bij het tweede door Woonstad gestelde geweldsincident.
Juridisch kader kort geding
2.2.
Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten.
De kantonrechter wijst de vordering bij gebrek aan spoedeisend belang af
2.3.
De kantonrechter wijst de ontruimingsvordering af bij gebrek aan spoedeisend belang en licht dit als volgt toe.
Naar het oordeel van de kantonrechter is niet gebleken dat Woonstad zoveel spoed heeft bij haar ontruimingsvordering dat van haar niet gevergd kan worden dat zij een bodemprocedure start om de ontbinding van de huurovereenkomst te vragen en de uitkomst van die procedure afwacht. Doorslaggevend voor dit oordeel is dat de kantonrechter vindt dat onvoldoende feiten en/of omstandigheden zijn gesteld of gebleken op basis waarvan geconcludeerd zou kunnen worden dat [naam 1] niet meer getolereerd kan worden in de woning en het complex waar de woning deel van uitmaakt.
Wat in ieder geval duidelijk is geworden in deze zaak is dat [naam 1] onenigheid had met zijn onderbuurman, waarbij hij deze buurman uitschold en briefjes met dreigende taal in de brievenbus van die buurman deed. De onenigheid heeft in ieder geval tot één geweldsincident geleid in december 2023. [naam 1] is voor zijn betrokkenheid daarbij strafrechtelijk veroordeeld. De betreffende onderbuurman is in juli 2024 verhuisd. Dat deze verhuizing een direct gevolg is van de onenigheid met [naam 1] heeft Woonstad weliswaar gesteld, maar niet nader onderbouwd en is door Myrtax betwist. Woonstad heeft op de zitting desgevraagd aangegeven dat zij geen klachten over [naam 1] heeft ontvangen sinds de verhuizing van de onderbuurman. Er zijn naar het oordeel van de kantonrechter verder geen feiten en/of omstandigheden gebleken waaruit geconcludeerd kan worden dat [naam 1] zonder meer een gevaar vormt voor omwonenden of personeel van Woonstad. De kantonrechter ziet gelet op één en ander niet in waarom via een kort geding zo spoedig mogelijk ingegrepen zou moeten worden in het gebruiksrecht van [naam 1].
Woonstad moet de proceskosten betalen
2.4.
De proceskosten komen voor rekening van Woonstad, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die Woonstad aan Myrtax moet betalen op € 543,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 678,00. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eis van Woonstad af;
3.2.
veroordeelt Woonstad in de proceskosten, die aan de kant van Myrtax worden begroot op € 678,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
757