ECLI:NL:RBROT:2024:13306

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
11120107 VZ VERZ 24 5218
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding en transitievergoeding na arbeidsongeschiktheid en ontslag

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], een werknemer, en Innocom (I.T.) B.V., zijn werkgever. [Verzoeker] heeft een verzoek ingediend om veroordeling van Innocom tot betaling van diverse vergoedingen, waaronder een gefixeerde schadevergoeding, een transitievergoeding en vakantiegeld. De zaak is ontstaan na de ziekmelding van [verzoeker] op 18 juni 2021 en de daaropvolgende arbeidsongeschiktheid. Het UWV heeft op 13 juni 2023 geoordeeld dat Innocom onvoldoende heeft gedaan voor de re-integratie van [verzoeker], wat leidde tot een verlenging van de loondoorbetalingsverplichting tot 15 juni 2024. Innocom heeft echter op 12 maart 2024 de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] opgezegd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 november 2024 hebben partijen geprobeerd tot een minnelijke regeling te komen, maar dit is niet gelukt. [Verzoeker] heeft aanspraak gemaakt op een gefixeerde schadevergoeding van € 3.151,22, een transitievergoeding van € 5.020,66, en vakantiegeld over verschillende periodes. Innocom heeft erkend dat zij een transitievergoeding en gefixeerde schadevergoeding moet betalen, maar beroept zich op verrekening van onverschuldigd betaald loon.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat Innocom ten onrechte vakantiedagen heeft afgeschreven tijdens de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker]. De rechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] recht heeft op een bedrag van € 19.416,69 bruto, met verrekening van een bedrag van € 7.437,56 bruto en € 43,20 netto dat [verzoeker] aan Innocom moet terugbetalen. De proceskosten zijn voor rekening van Innocom, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11120107 VZ VERZ 24-5218
datum uitspraak: 6 december 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker] ,
woonplaats: Schiedam,
verzoeker,
gemachtigde: mr. C.M. de Wijs,
tegen
INNOCOM (I.T.) B.V.,
vestigingsplaats: Vlaardingen,
verweerster,
gemachtigde: mr. H. Dekker.
De partijen worden hierna ‘ [verzoeker] ’ en ‘Innocom’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van [verzoeker] (ontvangen op 24 mei 2024), met bijlagen;
  • het verweerschrift van Innocom, met bijlagen;
  • het e-mailbericht van 29 oktober 2024 van [verzoeker] , met producties 10 en 11;
  • de brief van 31 oktober 2024 van [verzoeker] , met productie 12;
  • de brief van 4 november 2024 van Innocom, met producties 8-13;
  • de spreekaantekeningen van [verzoeker] , waarvan alleen de behandelde onderdelen winstuitkering en onverschuldigde betaling.
1.2.
Op 7 november 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [verzoeker] in persoon en de gemachtigde;
  • namens Innocom de heer [persoon A] en mevrouw [persoon B] en de gemachtigde.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden zodat partijen met elkaar konden onderzoeken of zij voor de afwikkeling van deze zaak een minnelijke regeling konden treffen.
1.4.
In de brief van 14 november 2024 heeft de gemachtigde van [verzoeker] de kantonrechter bericht dat partijen geen overeenstemming hebben kunnen bereiken en heeft hij verzocht een beschikking te geven.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1997, is op 6 januari 2020 in dienst getreden bij Innocom in de functie van [naam functie] , tegen laatstelijk salaris van € 2.917,80 bruto exclusief emolumenten. [verzoeker] heeft zich op 18 juni 2021 ziek gemeld.
2.2.
Het UWV heeft op 13 juni 2023 geoordeeld dat Innocom niet genoeg heeft gedaan om [verzoeker] te laten re-integreren en de loondoorbetalingsverplichting verlengd tot 15 juni 2024. Innocom heeft tegen de beslissing van 13 juni 2023 bezwaar gemaakt en op 24 augustus 2023 heeft het UWV het bezwaar van Innocom tegen de verlenging van de loondoorbetaling gegrond verklaard.
2.3.
Bij beschikking van 23 februari 2024 heeft het UWV [verzoeker] een voorschot van zijn WIA-uitkering van € 2.378,58 bruto per maand, exclusief vakantiegeld vanaf 1 maart 2024 toegekend.
2.4.
Op 9 februari 2024 heeft Innocom een ontslagaanvraag op grond van langdurige arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] bij het UWV ingediend. Het UWV heeft op 5 maart 2024 toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op te zeggen.
2.5.
Innocom heeft de arbeidsovereenkomst bij brief van 12 maart 2024 opgezegd per
31 maart 2024.
2.6.
In de beslissing van het UWV van 14 maart 2024 over de WIA uitkering staat voor zover belang het volgende:
“U heeft op 21 maart 2023 een WIA-uitkering aangevraagd.
(…)
U kunt vanaf 16 juni 2023 geen WIA-uitkering krijgen. Uit het oordeel van onze arts en arbeidskundige blijkt dat u het werk dat u deed voordat u ziek werd, vanaf 3 mei 2023 weer kunt doen. Bij uw eigen werkgever of, als u niet meer bij uw eigen werkgever aan de slag kunt, bij een andere werkgever. U bent daarom niet arbeidsongeschikt.
(…)
U heeft een voorschot gekregen terwijl u wachtte op onze beslissing. Dat voorschot beëindigen wij op 1 maart 2024”.
2.7.
[verzoeker] heeft tegen de beslissing van 14 maart 2024 bezwaar gemaakt.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt om Innocom te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 3.151,22 bruto, de transitievergoeding van € 5.020,66 bruto, een bedrag van € 8.934,91 bruto aan vakantie uren over de periode 6 januari 2020 tot en met 17 juni 2023, alsmede een bedrag van € 2.847,64 bruto aan vakantie uren over de periode 18 juni 2023 tot en met 31 maart 2024, een verklaring voor recht dat [verzoeker] recht heeft op de winstuitkering 2023 en 2024, de wettelijke verhoging en de proceskosten.
3.2.
Innocom erkent dat zij een transitievergoeding van € 5.022,66 bruto aan [verzoeker] moet betalen en dat [verzoeker] ook aanspraak maakt op de gefixeerde schadevergoeding van € 3.151,22 bruto. In het kader van de eindafrekening moet aan [verzoeker] het opgebouwde vakantiegeld tot 18 juni 2023 (€ 139,24 bruto) en het verlofsaldo tot die datum (€ 3.485,87 bruto) worden betaald. In totaal is dit een bedrag van € 11.798,99 bruto. Dit bedrag dient te worden verrekend met het onverschuldigd betaalde loon na 18 juni 2023. Dit betreft een totaalbedrag van € 29.750,26 bruto en € 172,80 netto. Als goed werkgever zal Innocom slechts 50% van het betreffende bedrag terugvorderen en verrekenen met de bedragen die [verzoeker] nog van Innocom dient te krijgen. Innocom maakt dus aanspraak op terugbetaling van € 14.961,53 bruto. Na verrekening met het bedrag van € 11.798,99 bruto, moet [verzoeker] nog een bedrag van € 3.162,54 aan Innocom betalen. Voorts betwist Innocom dat [verzoeker] recht heeft op de uitbetaling van het na 18 juni 2023 opgebouwde vakantiegeld en saldo verlofuren en de winstuitkering 2023 en 2024.
3.3.
Op de standpunten van partijen zal, voor zover van belang, in de beoordeling nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Gefixeerde schadevergoeding en transitievergoeding
4.1.
[verzoeker] maakt aanspraak op de gefixeerde schadevergoeding van € 3.151,22 bruto en de transitievergoeding van € 5.020,66 bruto. Innocom heeft niet betwist dat [verzoeker] recht heeft op de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding, maar beroept zich op verrekening.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat partijen het eens zijn over de verschuldigdheid en de hoogte van deze vergoedingen. De kantonrechter oordeelt dan ook dat deze bedragen, behoudens een geslaagd beroep op verrekening, in beginsel toewijsbaar zijn.
Opgebouwd vakantiegeld en verlofsaldo tot 18 juni 2023
4.3.
[verzoeker] maakt aanspraak op 442,41 vakantie uren. Innocom heeft tijdens de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] ten onrechte vakantiedagen in mindering gebracht op het verlofsaldo van [verzoeker] . Het gaat om drie periodes, 12 tot en met 27 augustus 2021 (84 uur), 16 tot en met 27 mei 2022 (64 uur) en 1 tot en met 19 augustus 2022 (108 uur). [verzoeker] stelt dat hij in deze periodes volledig arbeidsongeschikt was, zodat er geen vakantiedagen mochten worden ingehouden. [verzoeker] heeft dus nog recht op een bedrag van € 8.934,91 bruto (inclusief 8% vakantiegeld). Innocom heeft niet betwist dat in het kader van de eindafrekening aan [verzoeker] dient te worden uitbetaald het verlofsaldo tot die datum van 186,41 uur ten bedrage van € 3.485,87 bruto. In de drie bovengenoemde vakantieperiodes heeft Innocom vakantie-uren afgeboekt, omdat er wel re-integratiemogelijkheden waren in het kader van arbeidstherapie.
4.4.
De kantonrechter moet hier beoordelen of de vakantiedagen van [verzoeker] al dan niet ten onrechte door Innocom zijn afgeschreven. Voor de beantwoording van de vraag of Innocom terecht vakantiedagen heeft afgeschreven moet worden vastgesteld of er in die desbetreffende periode sprake is van re-integratiewerkzaamheden of -verplichtingen van [verzoeker] (ECLI:NL:HR:2023:1603). Hierna zal dit voor de verschillende periodes worden beoordeeld.
Verlofsaldo tot en met 18 juni 2023
4.5.
Partijen zijn het erover eens dat het verlofsaldo tot 18 juni 2023 in ieder geval 186,41 uur bedraagt.
Periode 12 tot en met 27 augustus 2021 (84 uur)
4.6.
In het verslag van de arbo-dienst van 11 juli 2021 staat dat [verzoeker] volledig arbeidsongeschikt is wegens ziekte en/of gebrek. Er wordt hier geen melding gemaakt over inzetbaarheid. Ook uit het bijpraatgesprek van 9 augustus 2021 kan niet worden opgemaakt dat er op dat moment sprake was van re-integratiewerkzaamheden. De kantonrechter oordeelt dat Innocom zich niet erop kan beroepen dat [verzoeker] heeft ingestemd om vakantie uren af te schrijven in plaats van ziekte uren. Op de zitting heeft [verzoeker] verklaard dat hij niet wist dat het ook mogelijk was om ziekteverlof op te nemen in plaats van vakantieverlof. Dit betekent dat Innocom ten onrechte vakantiedagen heeft afgeboekt.
Periode 16 tot en met 27 mei 2022 (64 uur)
4.7.
In het verslag van de arbo-dienst van 5 april 2022 staat dat de belastbaarheid onveranderd is. De arbo-arts adviseert 3x per week 1-2 uur werken. Indien dat niet gebeurt, dan adviseert hij om een deskundigenoordeel bij het UWV aan te vragen. [verzoeker] kan zich niet meer herinneren of er uitvoering is gegeven aan dat re-integratieadvies. Innocom heeft op de zitting aangegeven dat er uitvoering is gegeven aan het advies. De kantonrechter oordeelt dat gegeven het advies van de arbo-arts er op dat moment kennelijk sprake was van re-integratie-verplichtingen van [verzoeker] , zodat het vakantieverlof door Innocom terecht is afgeschreven.
Periode 1 tot en met 19 augustus 2022 (108 uur)
4.8.
In het verslag van de arbo-dienst van 24 juni 2022 staat dat [verzoeker] volledig arbeidsongeschikt is wegens ziekte en/of gebrek. Er wordt hier geen melding gemaakt over inzetbaarheid. Op de zitting heeft Innocom verwezen naar het verslag van Ergatis van 20 juli 2022 waaruit re-integratieverplichtingen van [verzoeker] zouden blijken. De kantonrechter kan uit het verslag van Ergatis van 20 juli 2022 alleen opmaken dat er benutbare mogelijkheden zijn, maar daarin is niet concreet gemaakt of en zo ja, welke re-integratiewerkzaamheden in deze verlofperiode zijn verricht. Dit betekent dat Innocom ook in deze periode ten onrechte vakantiedagen heeft afgeboekt.
4.9.
Op basis van het bovenstaande concludeert de kantonrechter dat Innocom ten onrechte 84 en 108 uren als vakantie uren heeft afgeschreven. Dit betekent dat [verzoeker] nog aanspraak maakt op 192 vakantie uren. In totaal maakt [verzoeker] dus aanspraak op 378,41 vakantie uren. Op de zitting heeft [verzoeker] aangegeven dat dit bedrag nog moet worden vermeerderd met 8% vakantiegeld, wat Innocom onvoldoende heeft weersproken, zodat [verzoeker] recht heeft op een bedrag van € 7.642,37 bruto (378,41 x € 18,70 x 1,08).
Onverschuldigde betaling vanaf 18 juni 2023?
4.10.
De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van onverschuldigde betaling en dat [verzoeker] geen recht had op loon na 18 juni 2023, maar dat [verzoeker] niet het gehele loonbedrag aan Innocom hoeft terug te betalen. De kantonrechter oordeelt dat [verzoeker] een percentage van 25% aan Innocom moet terugbetalen. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot die beslissing gekomen is.
4.11.
De kantonrechter overweegt dat als onweersproken vaststaat dat Innocom het loon aan [verzoeker] heeft doorbetaald in de periode van 18 juni 2023 tot en met 31 maart 2024. De loondoorbetalingsverplichting van Innocom is echter per 18 juni 2023 geëindigd door de UWV beschikking van 24 augustus 2023. Daarmee staat ook vast dat Innocom het loon vanaf 18 juni 2023 tot 31 maart 2024 onverschuldigd aan [verzoeker] heeft betaald. De discussie tussen partijen of Innocom achteraf gezien gelet op het oordeel van het UWV verplicht was hem zijn eigen werk aan te bieden en of [verzoeker] daartoe bereid en/of in staat geweest zou zijn, acht de kantonrechter voor dit oordeel niet relevant. De hoofdregel is dat onverschuldigd betaald loon terug moet worden betaald. Een terugvordering kan echter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar of in strijd met het goed werkgeverschap zijn. Op grond van de volgende feiten en omstandigheden oordeelt de kantonrechter dat hiervan sprake is.
  • Het had op de weg van Innocom gelegen om de loondoorbetalingen na ontvangst van de beschikking van 24 augustus 2023 tijdig te staken en [verzoeker] hierover adequaat te informeren. Dit heeft Innocom niet gedaan;
  • Nu Innocom tot februari 2024 geen ontslagaanvraag voor [verzoeker] heeft ingediend en zijn contacten met de bedrijfsarts doorliepen, was het voor [verzoeker] niet evident dat hij geen loon meer behoorde te ontvangen;
  • Indien [verzoeker] het loon volledig zou moeten terugbetalen, zou dat betekenen dat hij in die periode van ruim driekwart jaar geen inkomen heeft gehad, terwijl hij niet in de gelegenheid is geweest dit inkomensverlies op te vangen door middel van het aanvragen van een WW-uitkering;
  • De gevolgen van het volledig moeten terugbetalen van loon zouden geheel bij [verzoeker] worden neergelegd, terwijl beide partijen zijn geconfronteerd met ‘tegenstrijdige’ uitspraken en uitkomsten van het UWV. Enerzijds oordeelt het UWV immers dat [verzoeker] per 3 mei 2023 zijn eigen werk kon doen en anderzijds geeft het UWV een ontslagvergunning vanwege arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] .
4.12.
Omdat [verzoeker] in plaats van een uitkering zijn volledige loon doorbetaald heeft gekregen, heeft hij voordeel gehad van de loondoorbetaling door Innocom. De kantonrechter acht het daarom redelijk dat [verzoeker] een deel van het door Innocom gevorderde bedrag aan haar zal terugbetalen. Rekening houdend met het bovenstaande acht de kantonrechter een percentage van 25% redelijk dat [verzoeker] aan Innocom moet terugbetalen.
4.13.
Partijen zijn het erover eens dat Innocom over de periode van 18 juni 2023 tot 31 maart 2024 een totaalbedrag van € 29.750,26 bruto en € 172,80 netto aan loon onverschuldigd heeft betaald. Gelet op het percentage van 25% moet [verzoeker] een bedrag van
€ 7.437,56 bruto en een bedrag van € 43,20 netto aan Innocom terugbetalen.
Opgebouwd vakantiegeld en verlofsaldo van 18 juni 2023 tot en met 31 maart 2024
4.14.
[verzoeker] stelt dat hij ook recht heeft op vakantie uren over de periode 18 juni 2023 tot 31 maart 2024. Het gaat om een bedrag van € 2.847,64 bruto.
4.15.
Innocom is van mening dat [verzoeker] geen aanspraak maakt op uitbetaling van opgebouwde vakantiegeld en opgebouwde vakantie uren na 18 juni 2023, omdat [verzoeker] na 18 juni 2023 geen recht meer heeft op loon.
4.16.
De kantonrechter oordeelt dat Inncom het volledige loon tot 31 maart 2024 heeft doorbetaald er ook wordt uitgegaan dat [verzoeker] ook recht heeft op de geldwaarde van de opgebouwde vakantie uren na 18 juni 2023 tot 31 maart 2024 van een bedrag van € 2.847,64 bruto (141 x 18,70 x 1,08). Gelet op het oordeel van de kantonrechter dat [verzoeker] een percentage van 25 % aan Innocom moet terugbetalen, betekent dit dat [verzoeker] recht heeft op 75% van het bedrag van € 2.847,64 bruto. Een bedrag van € 2.135,73 bruto zal worden toegewezen.
Winstuitkering 2023 en 2024
4.17.
[verzoeker] maakt aanspraak op de winstuitkering over de jaren 2022 en 2023, die hem in 2023 respectievelijk 2024 hadden moeten worden uitbetaald. Hij voert daarvoor aan dat het in strijd met beginselen van goed werkgeverschap en discriminatie is als zieke werknemers geen recht hebben op een winstuitkering.
4.18.
Innocom stelt zich op het standpunt dat in het van toepassing zijnde handboek van Innocom bepaald is dat er geen automatisch recht is op een winstuitkering en dat gecorrigeerd kan worden als er sprake is van langdurige afwezigheid. Dat past Innocom ook zo toe en daarin is [verzoeker] geen uitzondering. Het een en ander is ook redelijk omdat er in die situatie geen bijdrage wordt geleverd aan de winst en daar dus ook geen extra beloning tegenover hoeft te staan.
4.19.
De kantonrechter oordeelt dat het bij de aanspraak op de winstuitkering gaat om de uitleg van artikel 5.4 van het personeelshandboek. Daarin staat dat uitkering is gebaseerd op een daadwerkelijke bijdrage aan het resultaat van de onderneming. Vaststaat dat [verzoeker] in 2022 en 2023 nauwelijks werkzaamheden heeft verricht, zodat niet kan worden geoordeeld dat [verzoeker] een bijdrage aan het ondernemingsresultaat heeft geleverd. Innocom heeft een discretionaire bevoegdheid om te bepalen welke werknemers in aanmerking komen voor een winstuitkering. Van discriminatie of handelen in strijd met beginselen van goed werkgeverschap is geen sprake. Dit betekent dat [verzoeker] geen aanspraak maakt op de winstuitkering over de jaren 2022 en 2023 en dat de verzochte verklaring voor recht niet toewijsbaar is.
Wettelijke verhoging
4.20.
De door [verzoeker] gevorderde wettelijke verhoging is niet toewijsbaar over de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding. De wettelijke verhoging is wel toewijsbaar over het toewijsbare bedrag voor het saldo aan vakantie uren. Gegeven de omstandigheden ziet de kantonrechter aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot 15%.
Beroep op verrekening
4.21.
Innocom heeft een beroep op verrekening gedaan van het aan haar toekomende bedrag terzake de onverschuldigde betaling met hetgeen zij in het kader van de eindafrekening nog aan [verzoeker] verschuldigd is. De kantonrechter volgt [verzoeker] niet in zijn stelling dat het beroep op verrekening moet worden afgewezen, omdat de vordering van Innocom niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. Het beroep op verrekening wordt gehonoreerd.
4.22.
[verzoeker] maakt – samengevat – aanspraak op de volgende bedragen:
Transitievergoeding € 5.020,66 bruto
Gefixeerde schadevergoeding € 3.151,22 bruto
Vakantie uren tot 18 juni 2023 + wettelijke verhoging € 7.642,37 bruto + € 1.146,35 bruto
Vakantie uren na 18 juni 2023 + wettelijke verhoging € 2.135,73 bruto + € 320,36 bruto
Totaal € 19.416,69 bruto
4.23.
Innocom maakt – samengevat – aanspraak op terugbetaling van de volgende bedragen:
Onverschuldigd betaald loon
  • 25% van € 29.750,26 bruto € 7.437,56 bruto
  • 25% van € 172,80 netto € 43,20 netto
4.24.
Innocom wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 19.416,69 bruto met verrekening van een bedrag van € 7.437,56 bruto en € 43,20 netto.
Proceskosten
4.25.
De proceskosten komen voor rekening van Innocom, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt. De kantonrechter begroot de kosten die Innocom aan [verzoeker] moet betalen op € 706,- aan griffierecht, € 814,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dit is totaal € 1.655,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als de uitspraak wordt betekend. De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.26.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard omdat [verzoeker] dat heeft gevraagd en Innocom daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Innocom om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 19.416,69 bruto met verrekening van een bedrag van € 7.437,56 bruto en € 43,20 netto;
5.2.
veroordeelt Innocom in de proceskosten, die aan de kant van [verzoeker] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.655,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat deze beschikking is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
821