ECLI:NL:RBROT:2024:13367

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
C/10/690979 / JE RK 24-2656
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het ziekenhuis

Op 19 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2024. De kinderrechter heeft de ouders, de moeder en de vader, als belanghebbenden aangemerkt. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige, die momenteel in het ziekenhuis verblijft. De kinderrechter heeft eerder op 12 december 2024 een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die nu ter beoordeling staan.

Tijdens de zitting op 19 december 2024, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn de ouders, hun advocaat, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig geweest. De Raad heeft verzocht om de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, wat door de kinderrechter is toegewezen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over de minderjarige, die te vroeg is geboren en medische zorg nodig heeft. De ouders hebben zich de afgelopen tijd goed aan de veiligheidsafspraken gehouden, maar er zijn nog steeds zorgen over de thuissituatie en het welzijn van de minderjarige.

De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 24 januari 2025, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te beoordelen. De ouders hebben verweer gevoerd tegen de machtiging tot uithuisplaatsing, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de verlenging noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de ouders zich kunnen vinden in een kortere verlenging, zodat de situatie tegen die tijd opnieuw kan worden bekeken. De beslissing is openbaar uitgesproken en de ouders zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/690979 / JE RK 24-2656
Datum uitspraak: 19 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd in Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder]
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats]
en
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats] ,
ook wel samen te noemen: de ouders,
advocaat: mr. A.H.J. Strak, kantoorhoudende in Rotterdam,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, gevestigd in Dordrecht,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 12 december 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de pleitnotitie van mr. Strak, overhandigd ter zitting.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat, voornoemd;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, [persoon B] .

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft in het ziekenhuis.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft [voornaam minderjarige] bij beschikking van 12 december 2024 voorlopig onder toezicht gesteld tot 12 maart 2025. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in het Albert Schweitzer ziekenhuis verleend tot 9 januari 2025.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Dit verzoek is toegewezen. Daarnaast verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in het Albert Schweitzer Ziekenhuis te verlenen voor de duur van drie maanden. Over de periode van 12 december 2024 tot 9 januari 2025 is al beslist. Er moet nog beslist worden over de periode tot 12 maart 2025.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek en licht het ter zitting als volgt toe. De Raad wil graag dat de voorlopige ondertoezichtstelling wordt gehandhaafd en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] wordt verlengd zodat de rust en continuïteit geborgd kunnen worden. Er was eerder sprake van onrust in het ziekenhuis maar de Raad heeft voorafgaand aan de zitting op de gang met de GI gesproken en begrepen dat de ouders zich de afgelopen tijd goed aan de veiligheidsafspraken hebben gehouden. Dit is positief. Het idee is dat [voornaam minderjarige] op termijn terug naar de ouders gaat; hier dient de GI verder op toe te zien. De Raad gaat desgevraagd akkoord met de suggestie van de kinderrechter om de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een ziekenhuis voor twee weken te verlengen en dan te zien of [voornaam minderjarige] terug naar huis kan keren.

4.De standpunten

4.1.
De GI stemt in met het verzoek van de Raad. De GI wil de ouders complimenteren voor het meewerken aan de gemaakte afspraken. De GI ziet welwillende ouders die het beste met [voornaam minderjarige] voor hebben. Wel acht de GI de verlenging voor de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk. Zo was er eerder sprake van spanning in het ziekenhuis waarna [voornaam minderjarige] is verplaatst. Ook speelt er op dit moment veel in het leven van de ouders en is er sprake van een onrustige thuissituatie. De GI vindt het belangrijk dat de komende periode gekeken wordt naar hoe alles hier omheen ingericht moet worden. Ook dient goed naar het medische aspect rondom [voornaam minderjarige] gekeken te worden. Onbekend is hoe de longziekte van [voornaam minderjarige] zich in de toekomst zal ontwikkelen. [voornaam minderjarige] zal de komende periode in eerste instantie zuurstof mee naar huis krijgen. Hierdoor mogen de ouders thuis niet meer roken, ook niet in de tuin. Ook zal [voornaam minderjarige] in de toekomst mogelijk sondevoeding krijgen. Onderzocht moet worden of de ouders deze zorg kunnen dragen en of de ouders hierdoor niet overbelast worden. De GI gaat ervan uit dat de ouders zich de komende periode aan de veiligheidsafspraken blijven houden en dat dit goed gaat. De moeder is dagelijks in het ziekenhuis aanwezig voor de verzorging van [voornaam minderjarige] . De GI hoopt dat de vader ook vaker in het ziekenhuis aanwezig zal zijn en dat hij thuis zal blijven wanneer hij zich onrustig voelt. Voor de ouders is recent het traject van DwarsDoen gestart en dit is helpend. De GI kan zich vinden in het voorstel van de kinderrechter om de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een ziekenhuis voor twee weken te verlengen en dan te zien of [voornaam minderjarige] langer in het ziekenhuis moet blijven of naar huis kan terugkeren.
4.2.
Door en namens de ouders wordt ter zitting kenbaar gemaakt dat de ouders zich kunnen vinden in de voorlopige ondertoezichtstelling, maar verweer voeren tegen de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een ziekenhuis. De machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] wordt verzocht vanwege zorgen over middelengebruik door de ouders, verwaarlozing van de woning en zorgen over (het ontbreken van) structuur en regelmaat. De moeder ontkent enig middelengebruik gedurende de zwangerschap of daarna. Op eigen initiatief heeft de moeder meerdere urinecontroles gedaan en hierbij was één test positief. Deze test was onjuist maar dit kan niet worden nagegaan omdat het monster was vernietigd. Ook alle urinecontroles van de vader zijn negatief. Er zijn geen zorgen meer over de woning. Het gezin is op 4 oktober 2024 verhuisd. De voorbereiding hiervan, het opleveren van de oude huurwoning en het gereed maken van de nieuwe woning heeft een wissel getrokken op het gezinsleven van de ouders, ook door de zwangerschap en de vroeggeboorte. Ter overbrugging hebben de ouders de kinderen enige tijd ondergebracht bij [persoon C] , de meerderjarige zoon van de moeder, maar sinds het gezin in de nieuwe woning woont is de rust teruggekeerd en is alles op orde.
4.3.
[voornaam minderjarige] is te vroeg geboren op [geboortedatum] 2024. Zij heeft in meerdere ziekenhuizen gelegen. Er is nog onrust ontstaan doordat de vader een beeld zou hebben meegenomen uit het ziekenhuis; dat is dezelfde dag nog teruggebracht. Door nalaten van het ziekenhuis heeft [voornaam minderjarige] blijvende longschade opgelopen. De ouders kunnen [voornaam minderjarige] alleen in de avond gezamenlijk bezoeken omdat de vader nachtdiensten draait en hij de andere kinderen niet alleen kan laten als er geen oppas is. De ouders willen geen overplaatsing van [voornaam minderjarige] naar een ander ziekenhuis, tenzij duidelijk wordt dat zij langere tijd in het ziekenhuis moet blijven.
4.4.
Namens de ouders wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen nu duidelijk is dat [voornaam minderjarige] toch in het ziekenhuis moet blijven. De ouders kunnen zich subsidiair vinden in het voorstel van de rechter om de machtiging met twee weken te verlengen, zodat tegen het einde van die termijn bezien kan worden of [voornaam minderjarige] naar huis kan.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling komt de kinderrechter tot het oordeel dat er nog steeds een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek). De beslissing ten aanzien van de voorlopige ondertoezichtstelling van 12 december 2024 zal daarom in stand blijven. De ouders hebben zich hiertegen niet verzet.
5.2.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de (korte) verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een ziekenhuis noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding. [1] Uit de overlegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat er nog steeds zorgen over [voornaam minderjarige] , haar medische toestand en het (opvoeders)handelen van de ouders zijn. [voornaam minderjarige] is veel te vroeg geboren en er zijn sporen van cocaïne aangetroffen in haar urine. Ook heeft zij longschade. Hierdoor heeft [voornaam minderjarige] langere tijd gespecialiseerde medische zorg nodig. Rondom het verblijf van [voornaam minderjarige] in de ziekenhuizen was door diverse oorzaken veel onrust. Zoals het er nu voorstaat lijkt [voornaam minderjarige] minstens tot half januari 2025 in het ziekenhuis te moeten blijven waar zij de medische zorg krijgt die zij nodig heeft.
5.3.
De ouders hebben een druk gezin, bestaande uit vijf minderjarige kinderen tussen de nul en 14 jaar oud. De oudste twee staan onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond; deze organisatie heeft laten weten dat de scores met betrekking tot onveiligheid hoog zijn en dat sprake is van verwaarlozing. Het gezin is recent verhuisd; de nieuwe woning is nog niet helemaal op orde. Er zijn aanwijzingen dat de moeder middelen gebruikt (heeft); twee ziekenhuizen en de huisarts maken hier melding van. De moeder ontkent. De vader heeft een beeld meegenomen uit een van de ziekenhuizen, zonder zich over de gevolgen van deze actie te bekommeren. Hij lijkt moeite te hebben zijn emoties te reguleren. De afgelopen periode is er onduidelijkheid geweest tussen de ouders en de overige betrokkenen over verwachtingen, afspraken en moeilijkheden in de communicatie. Recent lijkt het beter te gaan en houden de ouders zich aan de veiligheidsafspraken.
5.4.
[voornaam minderjarige] is volledig afhankelijk van de zorg van het ziekenhuis; zij kan voorlopig niet naar huis. Gezien alle onrust, zoals hiervoor beschreven, en de grote kwetsbaarheid van [voornaam minderjarige] acht de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing passend om te voorkomen dat er onduidelijkheid ontstaat over de plek waar [voornaam minderjarige] voorlopig moet verblijven. De machtiging zal – met instemming van alle betrokkenen – worden afgegeven voor een ziekenhuis in het algemeen, zonder een specifiek ziekenhuis te noemen, om een wellicht passende overplaatsing mogelijk te maken. De machtiging zal niet langer dan tot 24 januari 2025 worden afgegeven, opdat voor die tijd opnieuw bezien kan worden of [voornaam minderjarige] naar huis kan. Het restant van het verzoek zal worden aanhouden tot de hierna te vermelden zittingsdatum.
5.5.
De kinderrechter verzoekt de Raad en/of de GI
twee werkdagen vóór de hierna vermelde zittingsdatumeen briefrapportage (met afschrift aan de GI/Raad, de belanghebbenden en hun advocaat) te overleggen over de stand van zaken op dat moment.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
houdt de beslissing van 12 december 2024 in stand;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een ziekenhuis tot 24 januari 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens te beslissen:
6.4.
houdt het verzoek voor het overig verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI, de ouders en hun advocaat in deze zaak zal plaatsvinden op
17 januari 2025 om 10:30 uurin het
gerechtsgebouw aan Wilhelminaplein 100 / 125 in Rotterdam;
6.5.
de zaal zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs;
6.6.
bepaalt dat afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI, de ouders en hun advocaat;
6.7.
verzoekt de Raad
uiterlijk twee werkdagenvoor de hiervoor vermelde zittingsdatum de kinderrechter, met afschrift aan de GI, de ouders en hun advocaat, de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2024 door
mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E.T. van Ringelesteijn als griffier, en op schrift gesteld op 13 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.