ECLI:NL:RBROT:2024:13371

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
FT RK 24-184
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van een besloten vennootschap na niet nakomen betalingsregeling

Op 12 juni 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure. Het verzoekschrift tot faillietverklaring was ingediend door twee besloten vennootschappen, die als verzoeksters optraden tegen een verweerder die in financiële problemen verkeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeksters summierlijk bewijs hebben geleverd van hun vorderingsrecht en dat de verweerder in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. De procedure begon op 11 maart 2024 en na verschillende zittingen en het aanhouden van de behandeling om een betalingsregeling te treffen, bleek dat de verweerder niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van pluraliteit van schuldeisers en dat de vorderingen van de verzoeksters opeisbaar waren. De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek tot faillietverklaring toegewezen en de verweerder in staat van faillissement verklaard. Tevens zijn er een rechter-commissaris en een curator benoemd. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 12 juni 2024
VONNIS op het op 11 maart 2024 ingekomen verzoekschrift, met bijlage(n), van:
1.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster 1]
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verzoekster sub 1,
2.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster 2] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verzoekster sub 2,
hierna tezamen te noemen verzoeksters,
advocaat mr. E.T. van den Hout,
strekkende tot faillietverklaring van:
[verweerder],
wonende te [adres 1]
[woonplaats] ,
tevens handelend onder de naam:
[bedrijf 1] ,
[bedrijf 2] ,
kantoorhoudende te [adres 2]
,
verweerder.

1.De procedure

De rechtbank heeft de behandeling van het ingekomen verzoekschrift bepaald op
9 april 2024.
De rechtbank heeft op 14 maart 2024 aanvullende stukken van verweerder en op 8 april 2024 aanvullende stukken van verzoeksters ontvangen.
Ter zitting van 9 april 2024 zijn in raadkamer verschenen en gehoord:
  • mr. A. Sarokhani, advocaat van verzoeksters;
  • [verweerder] , verweerder.
De rechtbank heeft op de zitting van 9 april 2024 de behandeling van het verzoek aangehouden tot 23 april 2024 om verweerder in de gelegenheid te stellen met verzoeksters een regeling te treffen.
De rechtbank heeft op 22 april 2024 aanvullende stukken van verzoeksters ontvangen.
Ter zitting van 23 april 2024 zijn in raadkamer verschenen en gehoord:
  • mr. G. Janssen, advocaat van verzoeksters;
  • [verweerder] , verweerder.
De rechtbank heeft op de zitting van 23 april 2024 vastgesteld dat het verweerder niet is gelukt om met verzoeksters een regeling te treffen. Verzoeksters hebben niet op het voorstel van verweerder gereageerd. De rechtbank heeft daarom de behandeling van het verzoek nogmaals aangehouden. De behandeling van het verzoek is aangehouden tot 28 mei 2024.
De rechtbank heeft op 27 mei 2024 aanvullende stukken van verweerder ontvangen.
De rechtbank heeft op verzoek van verzoeksters de behandeling van het verzoek – zonder mondelinge behandeling – aangehouden tot 11 juni 2024.
De rechtbank heeft op 10 juni 2024 aanvullende stukken van verzoeksters ontvangen.
Ter zitting van 11 juni 2024 zijn in raadkamer verschenen en gehoord:
  • mr. J. Janssen, advocaat van verzoeksters;
  • [verweerder] , verweerder.
Op de zitting van 11 juni 2024 is gebleken dat het verweerder niet is gelukt om met verzoeksters een regeling te treffen. De rechtbank heeft de uitspraak vervolgens bepaald op 12 juni 2024.

2.De beoordeling

Bevoegdheid
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerder in Nederland ligt.
Beoordelingskader
Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen, indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers, terwijl tenminste één vordering opeisbaar is.
Bestaan vorderingsrecht en pluraliteit van schuldeisers
De rechtbank stelt vast dat verweerder het bestaan van het vorderingsrecht van verzoekster sub 1 en van verzoekster sub 2 niet heeft betwist. De rechtbank is dan ook van oordeel dat van het vorderingsrecht van verzoeksters en daarmee ook van pluraliteit van schuldeisers summierlijk is gebleken. Beide vorderingsrechten zijn, uit hoofde van vervallen facturen, bovendien opeisbaar.
Faillissementstoestand
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank voorts vast dat voldoende aannemelijk is geworden dat verweerder de vordering van verzoeksters onbetaald laat. Verweerder heeft geprobeerd om met verzoeksters een betalingsregeling te treffen. Zo heeft verweerder aan verzoekster sub 1 en verzoekster sub 2 een betalingsregeling van € 100,00 per maand en daarna van € 150,00 per maand voorgesteld, maar verzoeksters zijn hiermee niet akkoord gegaan. Nu geen betalingsregeling tot stand is gekomen en verweerder niet in staat is de vordering van verzoeksters (ineens) te betalen, is de rechtbank van oordeel dat summierlijk is gebleken van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat verweerder in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.
Een en ander leidt er toe dat de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring zal toewijzen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart [verweerder] voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. B.A. Cnossen, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. M.L. Dost, advocaat te Rotterdam;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt, rechter, en in aanwezigheid van
mr. C. Hulsegge, griffier, in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024 te 10:00 uur. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.