ECLI:NL:RBROT:2024:13381

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
C/10/664956 / FA RK 23-6436
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van meerderjarige adoptie onder bijzondere omstandigheden met terzijdestelling van dwingendrechtelijke bepalingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 augustus 2024 een beschikking gegeven over de adoptie van een meerderjarige dochter door haar adoptiefmoeder. De adoptief dochter, geboren in 1983, heeft tijdens haar minderjarigheid bij verzoekster gewoond. De biologische moeder van de adoptief dochter is in 1988 overleden, en de biologische vader heeft ingestemd met het adoptieverzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptief dochter ten tijde van de indiening van het verzoek meerderjarig was, wat in principe een obstakel vormt voor adoptie volgens artikel 1:228 BW. Echter, de rechtbank heeft geoordeeld dat er zeer bijzondere omstandigheden zijn die een terzijdestelling van deze bepaling rechtvaardigen, met name het belang van de adoptief dochter en verzoekster bij het vestigen van een familierechtelijke band. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de afwijzing van het adoptieverzoek een ongeoorloofde inmenging zou zijn in het gezinsleven van de betrokkenen, zoals beschermd door artikel 8 EVRM. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie toegewezen en de geboortegegevens van de adoptief dochter vastgesteld, waarbij de geslachtsnaam van de adoptief dochter is vastgesteld als de dubbele geslachtsnaam van haar biologische vader en verzoekster. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/664956 / FA RK 23-6436
Beschikking van 19 augustus 2024 over de adoptie
in de zaak van:
[verzoekster], hierna: verzoekster,
wonende te Den Haag,
advocaat mr. E.P.J. Appelman te Alkmaar,
in welke zaak belanghebbenden zijn:
- [naam dochter] , hierna: de adoptief dochter,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
- [naam vader] , hierna: de biologische vader,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] te [land] ,
- de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag,
zetelende te Den Haag, hierna de ambtenaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 05 september 2023;
  • het bericht van de ambtenaar van 11 december 2023;
  • de berichten van verzoekster van 12 januari 2024 en 7 juni 2024.
1.2.
Partijen hebben afgezien van een mondelinge behandeling. De rechtbank ziet geen aanleiding om een mondelinge behandeling te gelasten en zal de zaak op de stukken afdoen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De adoptief dochter is geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] , [geboorteland] , als kind van de biologische vader en [moeder] (hierna: de biologische moeder).
2.2.
De biologische moeder is in 1988 in Iran overleden.
2.3.
De adoptief dochter heeft tijdens haar minderjarigheid bij verzoekster gewoond.
2.4.
Verzoekster en de adoptief dochter hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.De beoordeling

3.1.
Verzoekers verzoekt:
  • de adoptie van de adoptief dochter uit te spreken;
  • vaststelling van hun verklaring dat de adoptief dochter de dubbele geslachtsnaam [achternaam vader] [achternaam verzoekster] zal hebben;
  • vaststelling van de geboortegegevens van de adoptief dochter.
3.2.
De biologische vader stemt in met het verzoek tot adoptie.
3.3.
De adoptief dochter heeft schriftelijk verklaard dat zij het eens is met het verzoek.
3.4.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:228 lid 1 sub a BW is een voorwaarde voor adoptie onder meer dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is. Vaststaat dat de adoptief dochter ten tijde van de indiening van het inleidend verzoekschrift meerderjarig was, zodat niet is voldaan aan de in artikel 1:228 lid 1 sub a BW gestelde voorwaarde van minderjarigheid. Hieruit volgt dat adoptie van de adoptief dochter door verzoekster op grond van nationale regelgeving niet mogelijk is.
3.5.
Vervolgens ligt aan de rechtbank ter beoordeling voor of een afwijzing van het verzoek om adoptie in dit geval een ongeoorloofde inmenging in het gezins- of familieleven van de adoptief dochter en/of verzoekster, als bedoeld in artikel 8 EVRM, met zich brengt en een terzijdestelling van artikel 1:228 lid 1 sub a BW rechtvaardigt. Slechts wanneer sprake is van zeer bijzondere omstandigheden is een terzijdestelling van voormelde dwingendrechtelijke (nationale) bepaling gerechtvaardigd.
3.6.
Hoewel adoptie door de wetgever primair wordt gezien als een maatregel van kinderbescherming, gaat adoptie in haar effecten verder dan voor het doel van kinderbescherming vereist is. Bovendien grijpt zij in in het afstemmingsrecht, in het bijzonder waar zij familierechtelijke betrekkingen tot stand brengt tussen de adoptiefouder(s) en hun bloed- en aanverwanten enerzijds, en het adoptiefkind en zijn eventuele echtgenoot en nakomelingen anderzijds, welke betrekkingen ook na het meerderjarig worden van het kind blijven bestaan en nog kunnen ontstaan. Daarnaast worden de familierechtelijke banden met bestaande familieleden beëindigd. Betrokkenen kunnen bij het ontstaan van de hiervoor bedoelde familierechtelijke betrekkingen ook tijdens die meerderjarigheid nog belang hebben, ook al kan de adoptie wegens de bereikte meerderjarigheid niet meer het karakter van een maatregel van kinderbescherming hebben. De wet voorziet niet in een (andere) manier waarop die familiebanden na de bereikte meerderjarigheid nog zouden kunnen ontstaan.
3.7.
Vooropgesteld wordt dat artikel 8 EVRM niet de strekking heeft een recht op adoptie te garanderen. Het enkele feit dat adoptie niet mogelijk is zonder dat wordt voldaan aan de door de nationale wet voor adoptie gestelde eisen, kan daarom in beginsel niet worden aangemerkt als een ongeoorloofde inbreuk in de zin van artikel 8 EVRM. Aan artikel 8 EVRM kan wel het recht op de bescherming van het tussen ouders en een door hen geadopteerd kind bestaand gezinsleven worden ontleend, maar niet het recht om een kind te adopteren zonder dat wordt voldaan aan de door de wet voor adoptie gestelde eisen en voorwaarden (vgl. HR 30 juni 2000, nr. R 99/181, NJ 2001, 103). Die voorwaarden zijn bovendien van openbare orde. Het buiten toepassing laten van zo'n voorwaarde kan daarom slechts plaatsvinden als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
3.8.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van dergelijke bijzondere omstandigheden. Gebleken is dat de adoptief dochter geen band met haar biologische moeder heeft en ook niets van haar biologische moeder kan verwachten, omdat haar biologische moeder al in 1988 is overleden. De adoptief dochter is vanaf 1994 af en aan door verzoekster opgevoegd en verzorgd. Verzoekster en de adoptief dochter hebben een zeer hechte band opgebouwd. De adoptief dochter onderschrijft de belangrijke plek die verzoekster in haar leven inneemt. Vanwege het verdriet van het overlijden van haar biologische moeder vocht de adoptief dochter tijdens haar minderjarigheid onbewust tegen haar gevoelens voor verzoekster als moederfiguur. Toen de adoptief dochter net achttien jaar oud was geworden onderzocht zij de mogelijkheid tot adoptie, maar zij kwam tot de ontdekking dat deze mogelijkheid was komen te vervallen. Dit was een grote teleurstelling voor beiden. Ondanks dat adoptief dochter inmiddels gewend was geraakt aan eenzaamheid, was dit een harde klap voor haar en ontstond het diepe besef dat zij “nergens bij hoorde”. Gebleken is dat verzoekster alsnog een verzoek tot adoptie van adoptief dochter heeft ingediend, omdat zij beiden de vurige hoop hebben dat zij alsnog een daadwerkelijke familierechtelijke band met elkaar krijgen. Hoewel de vader van de adoptief dochter inmiddels weer in haar leven is, heeft adoptief dochter continue het besef dat zij niets van verzoekster is en dat levert een bron van ergernis en verdriet op. De rechtbank ziet dat verzoekster een ouderrol heeft vervuld en nog steeds vervult. Hoewel adoptie in dit geval niet meer het karakter heeft van een maatregel van kinderbescherming, is de rechtbank gelet op het voorgaande van oordeel dat verzoekster en adoptief dochter een zwaarwegend belang hebben bij het vestigen van een familierechtelijke betrekking, alsmede bij de juridische bevestiging van de emotionele band die zij met elkaar hebben en van het gevoel dat zij tot één familie behoren. De rechtbank stelt daarnaast vast dat de biologische ouders het verzoek niet hebben tegengesproken.
3.9.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval sprake is van zeer bijzondere omstandigheden die een terzijdestelling van artikel 1:228, eerste lid, sub a BW rechtvaardigen, voor zover die bepaling vereist dat het te adopteren kind ten tijde van de indiening van het verzoek tot adoptie minderjarig is. Onder de hiervoor vermelde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat afwijzing van het verzoek tot adoptie van adoptief dochter door verzoekster een ongeoorloofde inmenging in het recht op familie- en gezinsleven, als bedoeld in artikel 8 EVRM, meebrengt. Ook aan de verdere voorwaarden voor adoptie wordt voldaan, zodat het verzoek kan worden toegewezen.
3.10.
Adoptief dochter heeft verklaard dat zij een dubbele geslachtsnaam wens te verkrijgen, te weten dat zij de geslachtsnaam “ [achternaam vader] [achternaam verzoekster] " zal gaan dragen.
3.11.
Gebleken is dat adoptief dochter in het buitenland is geboren. De ambtenaar heeft te kennen gegeven dat van adoptief dochter geen geboorteakte is opgenomen in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag. De geboortegegevens van de adoptief dochter zullen daarom conform het verzoek worden vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:25c lid 3 in verbinding met lid 1 BW. De rechtbank volgt het advies van de ambtenaar om de geboortegegevens van de adoptief dochter vast te stellen zonder vermelding van haar biologische ouders, omdat uit de overgelegde stukken niet is gebleken hoe deze dienen te luiden.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt uit de adoptie van de adoptief dochter door verzoekster;
4.2.
stelt de navolgende geboortegegevens van de adoptief dochter vast:
geslachtsnaam : [achternaam vader]
voornamen : [voornaam]
geboortedatum : [geboortedatum] 1983
geboorteplaats : [geboorteplaats]
geboorteland : [geboorteland]
geslacht : vrouwelijk
en gelast de inschrijving daarvan in het register van geboorten van de gemeente
’s-Gravenhage;
4.3.
gelast de toevoeging van een latere vermelding van adoptie aan de akte van geboorte;
4.4.
stelt vast dat verzoekers hebben verklaard dat de adoptief dochter de geslachtsnamen [achternaam vader] [achternaam verzoekster] zal hebben;
4.5.
gelast de griffier een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag, op voet van het bepaalde in artikel 1:20e lid 1 BW.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Siemons, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. N.A.J.M. Rasenberg, griffier, op 19 augustus 2024.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.