In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 augustus 2024 een beschikking gegeven over de adoptie van een meerderjarige dochter door haar adoptiefmoeder. De adoptief dochter, geboren in 1983, heeft tijdens haar minderjarigheid bij verzoekster gewoond. De biologische moeder van de adoptief dochter is in 1988 overleden, en de biologische vader heeft ingestemd met het adoptieverzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptief dochter ten tijde van de indiening van het verzoek meerderjarig was, wat in principe een obstakel vormt voor adoptie volgens artikel 1:228 BW. Echter, de rechtbank heeft geoordeeld dat er zeer bijzondere omstandigheden zijn die een terzijdestelling van deze bepaling rechtvaardigen, met name het belang van de adoptief dochter en verzoekster bij het vestigen van een familierechtelijke band. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de afwijzing van het adoptieverzoek een ongeoorloofde inmenging zou zijn in het gezinsleven van de betrokkenen, zoals beschermd door artikel 8 EVRM. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie toegewezen en de geboortegegevens van de adoptief dochter vastgesteld, waarbij de geslachtsnaam van de adoptief dochter is vastgesteld als de dubbele geslachtsnaam van haar biologische vader en verzoekster. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.