ECLI:NL:RBROT:2024:13395

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
C/10/691146 / FA RK 24-9338
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1937, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Het verzoek is ingediend door het CIZ en betreft de noodzaak van opname in een zorginstelling vanwege ernstig nadeel dat voortvloeit uit de psychogeriatrische aandoening van de betrokkene. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene afhankelijk is van anderen voor haar dagelijkse zorg en dat haar echtgenoot, die zelf ook dementerend is, niet in staat is om de benodigde zorg te bieden. Dit leidt tot verwaarlozing en een aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen verschenen, waaronder de betrokkene, haar echtgenoot en haar kinderen. De rechtbank heeft de zorgen van de casemanager en wijkverpleegkundige gehoord, die bevestigen dat de echtgenoot niet in staat is om voor de betrokkene te zorgen. Ondanks de ambivalentie van de kinderen over de opname, concludeert de rechtbank dat opname noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank verleent de machtiging tot opname en verblijf, die ingaat op 24 december 2024 en geldig is tot 24 juni 2025. De uitvoering van de machtiging is echter uitgesteld tot na de feestdagen, op verzoek van de betrokkene en haar advocaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/691146 / FA RK 24-9338
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 24 december 2024 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1937, [geboorteplaats] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. R.H.P. Feiner te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 16 december 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de machtiging van het CIZ;
  • het toegewezen indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 21 februari 2023;
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam 1] specialist ouderengeneeskunde, van 9 december 2024;
  • de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 10 december 2024;
  • de relevante politiegegevens van betrokkene;
  • een brief van [naam 2] , klinisch geriater, van 7 april 2021;
  • een brief van [naam 3] , specialist ouderengeneeskunde, van 25 november 2024;
  • een brief van [naam 4] , zoon van betrokkene, van 19 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 december 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • de echtgenoot van betrokkene;
  • [naam 4] , oudste zoon van betrokkene;
  • [naam 5] , jongste zoon van betrokkene;
  • [naam 6] , casemanager, verbonden aan Humanitas;
  • [naam 7] , wijkverpleegkundige, verbonden aan Careyn.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van deze psychogeriatrische aandoening tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken blijkt dat betrokkene afhankelijk is van anderen wat betreft haar invulling van de dag, persoonlijke verzorging, medicatie-inname en eten en drinken. Hiernaast is door haar achteruitgang van mobiliteit en afnemende conditie een grote kans op valgevaar ontstaan. Eveneens is betrokkene niet in staat om te vragen om professionele hulp. Betrokkene dwaalt binnen- en buitenshuis, waarvan tweemaal een politiemelding is gemaakt. Het is herhaald voorgekomen dat zij gekleed in slechts een vest aankwam bij de dagbesteding en dat zij onvoldoende gekleed de voordeur van haar woning opendeed. De echtgenoot van betrokkene is dementerend en lijkt achteruit te gaan. Hij weigert vaak de zorg voor betrokkene, met verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang als gevolg. Maaltijden door de thuiszorg verzorgd, worden regelmatig door hem geweigerd. Hij maakt soms alleen eten voor zichzelf klaar, waarbij hij betrokkene onbewust vergeet, waardoor zij meerdere kilo’s is afgevallen. Betrokkene is zelf niet meer in staat maaltijden te maken of op te warmen.
De echtgenoot van betrokkene is vanuit zijn eigen problematiek, al dan niet in combinatie met alcoholgebruik, soms agressief naar betrokkene. Volgens de onafhankelijke psychiater is er nog geen handgemeen voorgekomen, maar de kans hiertoe is wel reëel. De echtgenoot heeft zo een grote rol in het veroorzaken en in stand houden van het ernstig nadeel, omdat hij de nodigde zorg voor betrokkene – mogelijk onbewust – afhoudt.
Tijdens de mondelinge behandeling bevestigen de casemanager en de wijkverpleegkundige de grote zorgen. De echtgenoot van betrokkene is niet meer in staat voor haar te zorgen, maar beseft dat zelf niet. Hij ziet niet de noodzaak van hulp vanuit de thuiszorg en houdt om die reden die hulp af en belemmert die zelfs. Betrokkene is niet meer in staat zelfstandig een maaltijd te gebruiken en moet daarbij dus worden geholpen. Thuishulp is niet in staat die hulp permanent aan te bieden.
2.3.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat er sprake is van wisselend verzet vanuit betrokkene. Zij geeft soms aan opgenomen te willen worden en een andere keer twijfelt zij. De oudste zoon stelt dat de problematiek van betrokkene ondervangen kan worden door andere, minder ingrijpende vormen van zorg dan een opname en verwoordt daarmee – zo begrijpt de rechtbank – ook het standpunt van de echtgenoot. Hij herkent zich niet in de toelichting van de wijkverpleegkundige en geeft aan dat de zorg anders georganiseerd zou kunnen worden, zo dat betrokkene wel thuis kan blijven wonen, bijvoorbeeld door uitbreiding van de dagbesteding naar meer, maar kortere dagen.
De jongste zoon erkent de achteruitgang van betrokkene, maar is ambivalent in zijn standpunt over een opname.
2.4.
Anders dan de oudste zoon van betrokkene is de rechtbank van oordeel dat de opname en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Uit de overgelegde stukken blijkt dat betrokkene 24 uur per dag zorg, begeleiding en toezicht in de nabijheid op een gesloten afdeling nodig heeft, om veilig te kunnen wonen en goed verzorgd te kunnen worden. In een instelling kan worden voorkomen dat de zorg die zij nodig heeft, afgehouden wordt door haar echtgenoot.
2.5.
De rechtbank ziet geen mogelijkheden de zorg in de thuissituatie uit te breiden tot een niveau waarin sprake is van 24-uurs verzorging. Zo dat al mogelijk zou zijn, belet de houding van de echtgenoot een adequate uitvoering van die zorg.
2.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. Namens betrokkene wordt verzocht om de machtiging op een later moment in te laten gaan, in elk geval na de kerstdagen van 2024. De rechtbank volgt het standpunt van de advocaat, in die zin dat de machtiging wordt verleend per heden, maar dat afgesproken wordt dat de uitvoering van de machtiging niet zal plaatsvinden voor 1 januari 2025. Betrokkene en haar partner zijn meer dan 65 jaar gehuwd en al die tijd samen geweest. De rechtbank is van oordeel dat een opname plaatsvindend direct in aansluiting op de mondelinge behandeling op kerstavond, zonder dat is gesteld of gebleken dat daartoe een dringende noodzaak bestaat en zonder dat de betrokkenen die opname hebben kunnen voorbereiden, niet passend is. Dat er een bed voor betrokkene beschikbaar is, maakt dat niet anders.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging ingaat op 24 december 2024 en geldt tot en met 24 juni 2025.
Deze beschikking is op 24 december 2024 mondeling gegeven door mr. J. van Driel, rechter, in tegenwoordigheid van T.E.J. Pieters, griffier, en op 7 januari 2025 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.