Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1937, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Het verzoek is ingediend door het CIZ en betreft de noodzaak van opname in een zorginstelling vanwege ernstig nadeel dat voortvloeit uit de psychogeriatrische aandoening van de betrokkene. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene afhankelijk is van anderen voor haar dagelijkse zorg en dat haar echtgenoot, die zelf ook dementerend is, niet in staat is om de benodigde zorg te bieden. Dit leidt tot verwaarlozing en een aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen verschenen, waaronder de betrokkene, haar echtgenoot en haar kinderen. De rechtbank heeft de zorgen van de casemanager en wijkverpleegkundige gehoord, die bevestigen dat de echtgenoot niet in staat is om voor de betrokkene te zorgen. Ondanks de ambivalentie van de kinderen over de opname, concludeert de rechtbank dat opname noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank verleent de machtiging tot opname en verblijf, die ingaat op 24 december 2024 en geldig is tot 24 juni 2025. De uitvoering van de machtiging is echter uitgesteld tot na de feestdagen, op verzoek van de betrokkene en haar advocaat.