ECLI:NL:RBROT:2024:13425

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
C/10/672236 / JE RK 24-123 en C/10/539119 / FA RK 17-9538
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en omgangsregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 maart 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2017, en de uitoefening van het omgangsrecht. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar, tot 22 maart 2025, en de behandeling van het verzoek tot vaststelling van een definitieve omgangsregeling aangehouden. De zaak betreft twee verzoeken: één van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West om de ondertoezichtstelling te verlengen, en één van de vader om een omgangsregeling vast te stellen. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken, waarbij zij haar zorgen over de omgang en de hulpverlening naar voren heeft gebracht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende vooruitgang is geboekt in de omgang tussen de vader en de minderjarige, en dat de ouders hulp nodig hebben om een goede omgangsregeling te realiseren. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat beide ouders hun verantwoordelijkheid nemen en inzicht krijgen in hun eigen handelen, om zo het belang van de minderjarige voorop te stellen. De kinderrechter heeft de hoop uitgesproken dat de ouders, met de inzet van hulpverlening, stappen kunnen zetten in de omgang.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/672236 / JE RK 24-123 en C/10/539119 / FA RK 17-9538
Datum uitspraak: 7 maart 2024
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling en uitoefening van het omgangsrecht
in de zaken van
t.a.v. het verzoek met zaaknummer C/10/672236 / JE RK 24-123
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt in deze zaak als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M. Mook, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. H. van Straten, kantoorhoudende te Tiel.
en
t.a.v het verzoek met zaaknummer C/10/539119 / FA RK 17-9538
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. H. van Straten, kantoorhoudende te Tiel,
tegen
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M. Mook, kantoorhoudende te Rotterdam,
de kinderrechter merkt in deze zaak als belanghebbende aan:
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
de kinderrechter merkt in deze zaak als informant aan:
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verloop van de procedures

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • de tussenbeschikking (met zaaknummer C/10/539119 / FA RK 17-9538) van deze rechtbank van 19 april 2023, en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het verzoekschrift van de GI met bijlagen (ingeschreven onder het zaaknummer C/10/672236 / JE RK 24-1230), binnengekomen bij de rechtbank op 17 januari 2024;
  • het aanvullend rapport van de GI, binnengekomen bij de rechtbank op 24 januari 2024;
  • het aanvullend bijzonderheden formulier van de GI, binnengekomen bij de rechtbank op 5 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, [persoon B] .

2.De feiten

2.1.
De moeder heeft het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 22 maart 2023 [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 22 maart 2024.
2.4.
Bij beschikking van 27 oktober 2021 is een voorlopige omgangsregeling tussen de vader en [voornaam minderjarige] vastgesteld die inhoudt dat zij eenmaal per twee weken anderhalf uur onder begeleiding van de moeder omgang hebben, telkens met een half uur uit te breiden, onder gelijktijdige afbouw van de aanwezigheid van de moeder met eerst een kwartier, dan een half uur, vervolgens een uur en tenslotte gedurende de hele omgang. Zodra de vader [voornaam minderjarige] een hele dag zonder begeleiding van de moeder bij zich heeft gehad, kan worden overgegaan naar een weekend per veertien dagen van zaterdag 09:30 uur tot zondag 17:00 uur, zonder overnachting. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden, in afwachting van schriftelijk bericht van partijen over het verloop van de omgangsregeling.
2.5.
Bij beschikking van 19 april 2023 is vervolgens een voorlopige omgangsregeling tussen de vader en [voornaam minderjarige] vastgesteld van eenmaal per veertien dagen gedurende anderhalf uur onder begeleiding en regie van de GI. De GI krijgt de ruimte om de omgangsregeling uit te breiden naar gelang de hulpverlening positief verloopt. De kinderrechter heeft de behandeling van de zaak met betrekking tot de definitieve omgangsregeling binnen de ondertoezichtstelling nogmaals aangehouden in afwachting van het resultaat van de hulpverlening aan partijen.
3.
Het verzoek
Het verzoek met zaaknummer C/10/672236 / JE RK 24-123
3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Het verzoek met zaaknummer C/10/539119 / FA RK 17-9538
3.2.
De vader verzoekt (na wijziging) een regeling van de uitoefening van het omgangsrecht (hierna: omgangsregeling) vast te stellen, waarbij [voornaam minderjarige] één weekend per veertien dagen bij hem verblijft van zaterdag 9.30 uur tot zondag 17.00 uur en de helft van alle vakanties en waarbij de [voornaam minderjarige] in beginsel ook bij hem zal overnachten.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. De ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] is in maart 2023 uitgesproken met als doelen de inzet van passende hulp en het doen van onderzoek naar de mogelijkheden voor uitbreiding van de omgang tussen de vader en [voornaam minderjarige] . Gestart is met begeleide bezoekmomenten bij de kinderboerderij en Monkey Town. Tijdens deze omgangsmomenten heeft een incident plaatsgevonden, waarbij de veiligheid van [voornaam minderjarige] niet kon worden gewaarborgd. De omgangsmomenten vinden sindsdien plaats op het kantoor van de GI. De omgang verloopt wisselend. De spanning tussen [voornaam minderjarige] en de vader kan hoog oplopen als [voornaam minderjarige] bepaalde dingen vraagt of aangeeft. [voornaam minderjarige] vraagt dan bijvoorbeeld waarom de vader hem niet lief vindt. Het lukt de vader op die momenten niet om het onderwerp te parkeren en reageert hij uit boosheid. De GI heeft het gezin aangemeld voor FS (hierna: FS). FS gaat aan de slag met speltherapie, met het begeleiden van de bezoeken en met het traject Parallel Solo Ouderschap (hierna: PSO). Het traject PSO is vooralsnog niet doorgegaan, omdat de ouders geen overeenstemming hebben bereikt over het gezamenlijke doel. De opbouw van de omgang ging voor de moeder te snel, nu de huidige omgang niet altijd goed verloopt. Na een gesprek met de moeder en een schriftelijke aanwijzing vanuit de GI, heeft de moeder ingestemd met de hulpverlening als de stappen van de uitbreiding kleiner worden gemaakt. De GI vertrouwd erop dat beide ouders de komende periode, in het belang van [voornaam minderjarige] , willen meewerken aan het hulpverleningstraject. In reactie op de opmerking van de moeder dat het contact met de huidige jeugdbeschermer niet goed is, geeft de GI aan dat in januari 2024 een klachtgesprek heeft plaatsgevonden. In dit gesprek zijn alle zaken uitgesproken en is besproken dat partijen de oude punten van onvrede achterlaten en de samenwerking weer aangaan.
4.2.
Door en namens de vader is naar voren gebracht dat de vader achter het verzoek van de GI staat. De vader heeft met teleurstelling kennisgenomen van de intrekking van het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing. De moeder frustreert stelselmatig de omgang. De vader heeft inmiddels zeven omgangsmomenten gemist door het toedoen van moeder, waardoor het niet lukt om uit te breiden. Ook het hulpverleningstraject van FS is opgeschort, omdat de moeder niet toe wil werken naar onbegeleide omgang. [voornaam minderjarige] krijgt geen emotionele toestemming van de moeder voor een onbelast contact met de vader. Tijdens de omgangsmomenten komt door de opmerkingen van [voornaam minderjarige] sterk naar voren dat hij negatief wordt beïnvloed door de moeder. Ook wordt hij belast met volwassen zaken. De omgang komt hierdoor onder druk te staan. De vader acht het risico groot dat zonder het gedwongen kader er geheel geen omgang meer zal zijn. Hij hoopt dat door de inzet van hulpverlening uiteindelijk kan worden toegewerkt naar onbegeleide omgang. De vader wil graag van start met FS, zodat ook hij uitleg krijgt over wat hij moet verbeteren voor de omgang.
4.2.1.
Wat betreft het verzoek tot vaststelling van een definitieve omgangsregeling verzoekt de vader tot aanhouding van het verzoek voor de duur van de ondertoezichtstelling. De vader en de moeder moeten eerst de mogelijkheid krijgen om de omgangsregeling met kleine stappen uit te breiden, zeker nu de moeder een voorzichtig positief geluid laat horen.
4.3.
Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Binnen het gedwongen kader is het afgelopen jaar niet veel gebeurd. Voorafgaand aan de ondertoezichtstelling was er al hulp vanuit het wijkteam. Dat is gestopt, waarna onvoldoende hulp is geboden door de GI. De omgang verloopt hierdoor nog steeds niet goed. De omgang moet worden begeleid door een derde partij, maar dat is tot op heden niet gebeurd. Het contact wordt vaak door vervangers van de GI begeleid, hetgeen niet bevorderlijk is voor [voornaam minderjarige] . Daarnaast is de hulpverlening vanuit FS stopgezet, omdat de ouders niet hetzelfde doel voor ogen hebben. De moeder is van oordeel dat de ouders ook zonder een overeenstemmend doel kunnen worden begeleid. De moeder heeft verzocht om een nieuw hulpverleningstraject, omdat zij graag hulp wil bij hoe zij [voornaam minderjarige] moet opvangen of hoe [voornaam minderjarige] de gebeurtenissen moet verwerken. Door bovenstaande misverstanden is de omgang niet goed op gang gekomen. De GI wil de frequentie van de omgang uitbreiden. De moeder heeft bij de GI aangegeven dat zij eerst de duur per omgangsmoment wil uitbreiden, omdat [voornaam minderjarige] uit zijn doen is na het contact. Met deze wens van de moeder is niets gedaan. Het contact met de nieuwe jeugdbeschermer verloopt moeizaam. De moeder krijgt geen reactie op vragen, wordt niet teruggebeld en krijgt na een omgangsoment geen terugkoppeling over het verloop. De moeder maakt zich ondertussen zorgen over de stressklachten die [voornaam minderjarige] vertoont rondom de omgang met de vader. Over de omgangsmomenten die niet doorgaan brengt de moeder naar voren dat zij het contact niet wil frustreren, maar dat [voornaam minderjarige] soms ziek is of er soms geen planning is gemaakt. Het afgelopen jaar is weinig concreets gebeurd en geen vooruitgang geboekt. Ondertussen lijdt [voornaam minderjarige] onder de verplichte bezoeken. De moeder staat op voor de belangen van [voornaam minderjarige] en wenst daarom dat de omgang stopt en dat het verzoek van de GI en het verzoek van de vader worden afgewezen.

5.Informatie van de Raad

5.1.
De Raad brengt naar voren dat iedereen mee lijkt te willen werken aan onbegeleide omgang als stip op de horizon, maar dat de weg daar naartoe ingewikkeld is. De ouders zijn blind voor positieve acties van de andere ouder, waardoor [voornaam minderjarige] klem zit tussen de vader en de moeder. De Raad uit zijn zorgen over het welzijn van [voornaam minderjarige] . Hij moet de twee werelden tussen de ouders overbruggen en daar moet hij hulp bij krijgen. De Raad is voorstander een verlenging van de ondertoezichtstelling, zodat er een start kan worden gemaakt met de hulpverlening van FS.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
6.2.
De ouders zijn het vertrouwen in elkaar volledig kwijt en zijn blind voor de positieve acties van de ander, zoals ook de Raad naar voren brengt. Ook ter zitting hebben de ouders het enkel gehad over de fouten die de ander heeft gemaakt. Door deze houding lukt het hen niet om positieve stappen te zetten en verbetert de omgang niet. [voornaam minderjarige] zit klem tussen beide ouders en krijgt niet de ruimte voor onbelast contact met de vader. Enerzijds begrijpt de kinderrechter de frustratie van de vader dat de omgang niet goed op gang komt en dat de omgangsmomenten soms negatief verlopen, maar de vader toont onvoldoende inzicht in zijn eigen handelen. De manier waarop hij reageert tijdens de omgangsmomenten is schadelijk voor [voornaam minderjarige] en zorgt er mede voor dat er geen vooruitgang wordt geboekt binnen de omgang. De vader moet gaan inzien dat hij niet verantwoordelijk is voor het handelen van de moeder, maar wel voor zijn eigen emoties. Anderzijds begrijpt de kinderrechter dat de moeder zich zorgen maakt over de omgang. Uit de stukken komt naar voren dat ook de GI worstelt met het vormgeven van een prettig en veilig contact. De kinderrechter acht het echter ongeloofwaardig dat de moeder niet negatief praat over de vader in het bijzijn van [voornaam minderjarige] . De manier waarop [voornaam minderjarige] zich uit richting de vader en de uitspraken die hij tijdens de omgang doet zijn daarvoor te extreem. De moeder moet [voornaam minderjarige] bewust emotioneel steunen in de omgang. Door te vragen om afwijzing van beide verzoeken miskent de moeder het belang voor [voornaam minderjarige] van een onbelast contact met beide ouders. Dit staat haaks op het standpunt van de moeder dat zij haar medewerking zal verlenen aan een uitbreiding van de omgang. De ouders hebben hulp nodig om een goede omgangsregeling vorm te geven.
6.3.
Door de houding van beide partijen acht de kinderrechter de ondertoezichtstelling noodzakelijk. Het risico is groot dat de omgang zonder hulpverlening niet verbetert en op den duur zelfs verdwijnt. Het is van groot belang dat een betrokken jeugdbeschermer de passende hulpverlening op een meer structurele en dwingende manier aanbiedt. Het moet worden voorkomen dat een van de ouders zich kan onttrekken aan de hulp en daarmee het proces blokkeert. Daarnaast ligt er een grote verantwoordelijkheid bij de vader én de moeder om hun houding te verbeteren. Zij moeten inzicht krijgen in hun eigen handelen en niet telkens wijzen naar de fouten van de ander. Ook ter zitting is door de vader en de moeder enkel gesproken over het handelen van de andere ouder. Het belang van [voornaam minderjarige] dient voorop te staan. Ingeval de ouders hun verantwoordelijkheid hierin niet nemen, zorgt hun eigen handelen er mede voor dat de bedreiging in de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] alsmaar vergroot. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat het de ouders lukt om het belang van [voornaam minderjarige] voorop te zetten en, mede door de inzet van de hulpverlening, stappen te zetten in de omgang.
6.4.
Gelet op het bovenstaande verlengd de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
6.5.
De behandeling van het verzoek tot vaststellen van een definitieve omgangsregeling wordt nogmaals aangehouden. Binnen de ondertoezichtstelling zullen eerst de verdere stappen gezet moeten worden, voordat een definitieve omgangsregeling kan worden vastgesteld. Gelet op de aflooptermijn van de ondertoezichtstelling op 22 maart 2025, houdt de rechtbank de behandeling van de zaak aan tot 1 februari 2025, in afwachting van het resultaat van de hulpverlening aan partijen binnen de ondertoezichtstelling.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 22 maart 2025;
7.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen
7.3.
bepaalt dat de behandeling van de zaak (met zaaknummer C/10/539119 / FA RK 17-9538) met betrekking tot de definitieve omgangsregeling wordt aangehouden tot
1 februari 2025 pro forma, met het verzoek aan de GI en aan de advocaten om de rechtbank te informeren over het verloop van de hulpverlening aan partijen en hun verdere processuele wensen kenbaar te maken.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2024 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. B. de Pater als griffier, en op schrift gesteld op 22 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.