ECLI:NL:RBROT:2024:13448

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
C/10/681182 / KG ZA 24-588
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie en vaccinaties in kort geding

Op 10 juli 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam in kort geding uitspraak gedaan over de vervangende toestemming voor een vakantie naar Egypte en vaccinaties voor een minderjarige. De man, eiser in conventie, verzocht om toestemming om met zijn minderjarige kind naar Egypte te reizen, terwijl de vrouw, gedaagde in conventie, dit weigerde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de man een spoedeisend belang had bij zijn verzoek, aangezien de reis op korte termijn gepland was. De rechtbank overwoog dat het in het algemeen in het belang van een minderjarige is om op vakantie te kunnen gaan met een ouder. De voorzieningenrechter concludeerde dat de reis naar Egypte, ondanks het feit dat het kind niet gevaccineerd is, geen onaanvaardbaar risico met zich meebracht. De vrouw had onvoldoende gecommuniceerd met de man over de vaccinatie van hun kind, wat bijdroeg aan de problematiek. De vordering van de vrouw om vervangende toestemming voor vaccinatie te verlenen werd afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/681182 / KG ZA 24-588
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 10 juli 2024 op grond van artikel 29a Rv
Tegenwoordig:
mr. A.C. Siemons, voorzieningenrechter,
en mr. J. Veldthuis, griffier.
In de zaak van:
[eiser], hierna: de man,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.E. Gout de Kreek te Geervliet,
t e g e n
[gedaagde], hierna: vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.S. Franken te Den Haag.
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
Partijen en hun advocaten zijn door de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding gehoord, hebben hun standpunten toegelicht en over en weer gereageerd op elkaars standpunten. Vervolgens is op de vorderingen met toepassing van artikel 29a Rv als volgt beslist.

1.De feiten

1.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
1.2.
Zij zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] .
1.3.
De ouders oefenen het gezag over de minderjarige gezamenlijk uit.
1.4.
Bij beschikking van 14 november 2016 is de regeling van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken bepaald op vier achtereenvolgende dagen bij de man en drie opeenvolgende dagen bij de vrouw.

2.De gronden van de beslissing in conventie en reconventie

2.1.
Op vorderingen is op 10 juli 2024 mondeling beslist, omdat een zodanig spoedeisend belang bestond bij de beslissing dat een volledige schriftelijke uitwerking daarvan niet kon worden afgewacht.
2.2.
Vervangende toestemming vakantie Egypte
2.2.1.
Het gaat om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of de man, ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. De voorzieningenrechter vindt dat dit het geval is nu de man op korte termijn met de minderjarige op vakantie wil naar Egypte.
2.2.2.
Hoewel blijkens de tekst van de wet en de wetsgeschiedenis vervangende toestemming bij verzoekschrift moet worden gevraagd aan de kinderrechter, zal de man, om proceseconomische redenen en vanwege het spoedeisend karakter van de zaak toch in zijn vordering worden ontvangen, waarop de voorzieningenrechter tevens in zijn hoedanigheid van kinderrechter zal beslissen. Op grond van artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
2.2.3.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.2.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het in het algemeen in het belang van een minderjarigen wordt geacht om op vakantie te kunnen gaan met een ouder. Het gaat in dit kort geding om de vraag of de vrouw terecht weigert om toestemming te verlenen aan de man om met de minderjarige in de zomervakantie naar Egypte te reizen. Bij beantwoording van die vraag dient het belang van de minderjarige voorop te staan.
2.2.5.
De voorzieningenrechter ziet zich gesteld voor de vraag of de reis naar Egypte een zodanig risico inhoudt dat die reis strijdig is met het belang van de minderjarige, die niet is gevaccineerd. Vooropgesteld; de voorzieningenrechter is van oordeel dat het niet in het belang van de minderjarige is om ongevaccineerd door het leven te gaan. Terzijde: de voorzieningenrechter is ook van oordeel dat een beslissing wel of niet te vaccineren door de ouders behoort te worden genomen, en niet dient te worden overgelaten aan de minderjarige zelf, die zowel de risico’s als de voordelen niet goed kan overzien. Vast staat echter dat beide ouders de situatie van het niet gevaccineerd zijn van de minderjarige al ruim elf jaar laten voortbestaan zonder daar actie op te ondernemen of gevolgen aan te verbinden, en met de minderjarige volop deelnemen aan het leven, festivals en reizen daaronder begrepen. In dat licht bezien is de voorzieningenrechter van oordeel dat een reis naar een vijf sterren resort in Egypte niet een zodanig extra risico oplevert, dat de vrouw terecht haar toestemming juist dáárvoor weigert. De voorzieningenrechter zal daarom de gevraagde vervangende toestemming verlenen.
2.2.6.
De voorzieningenrechter constateert dat dit probleem is ontstaan omdat de ouders volstrekt onvoldoende met elkaar communiceren over dit onderwerp. Dat blijkt onder meer omdat de man niet op de hoogte was van het feit dat de reis van de vrouw naar Thailand niet doorging vanwege de weigering van de man van reizigersvaccinaties voor de minderjarige. De ouders doen er goed aan hierover, tijdig, goed met elkaar te communiceren.
2.3.
Vervangende toestemming deelname Rijksvaccinatieprogramma
2.3.1.
De voorzieningenrechter wijst de vordering van de vrouw, om aan haar vervangende toestemming te verlenen voor het laten vaccineren van de minderjarige volgens de beslisboom voor inhaalschema’s van het Rijksvaccinatieprogramma 2024 af bij gebrek aan spoedeisend belang. De vrouw stelt een zodanig spoedeisend belang ook niet. De vrouw zal hiervoor een bodemprocedure moeten starten.
2.4.
Proceskosten
2.4.1.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in conventie en reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing in conventie en reconventie

De voorzieningenrechter:
3.1.
verleent aan de man vervangende toestemming om met de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] , in de periode van 16 juli tot en met 23 juli 2024 naar Marsa Alam (Egypte) te reizen en daar te verblijven;
3.2.
bepaalt dat de vervangende toestemming onder 3.1. strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de vrouw;
3.3.
wijst af de vordering van de vrouw om aan haar vervangende toestemming te verlenen voor het laten vaccineren van de minderjarige volgens de beslisboom voor inhaalschema’s Rijksvaccinatieprogramma 2024;
3.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de voorzieningenrechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend op 10 juli 2024.