ECLI:NL:RBROT:2024:13464

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
10-152405-23 vordering TUL VV: 10-083156-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke taakstraf voor brandstichting auto in woonwijk met gevaar voor goederen

Op 24 september 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 maart 2023 opzettelijk brand heeft gesticht aan een personenauto, een Mercedes Benz, in een woonwijk te Rotterdam. De verdachte, geboren in 1998, heeft de auto in brand gestoken door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof, wat leidde tot gedeeltelijke verbranding van de auto en gemeen gevaar voor omliggende woningen en goederen. De officier van justitie eiste een taakstraf van 240 uren, waarvan 120 uren voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandeling voor alcoholproblematiek. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar is en legde een taakstraf op van 240 uren, waarvan 120 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en alcoholverslaving, en besloot af te zien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De verdachte moet zich houden aan verschillende voorwaarden, waaronder deelname aan reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn alcoholverslaving. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte tijdens de proeftijd een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-152405-23
Parketnummer vordering TUL VV: 10-083156-22
Datum uitspraak: 24 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsvrouw mr. I. Saey, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 240 uren, waarvan 120 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling voor alcoholproblematiek en eventueel onderliggende problematiek, meewerken aan het vinden van dagbesteding, monitoring van alcoholgebruik door middel van urinecontroles, begeleid wonen, meewerken aan een cova-training en een intelligentietest (die laatste twee voor zover de reclassering dat nog nodig acht).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 11 maart 2023 te Rotterdam, opzettelijk
brand heeft gesticht aan een personenauto, te weten een Mercedes Benz
(kenteken [kenteken]), toebehorende aan [slachtoffer], immers heeft verdachte toen
aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een
brandbare stof, welke verdachte kort daarvoor op de voor- en achterkant van de
auto had gespoten, dan wel gegooid, ten gevolge waarvan die personenauto gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor die auto en voor zich in die auto bevindende goederen en voor
omliggende woningen en voor een boom, te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft opzettelijk een auto met een brandbare vloeistof overgoten en daarna in brand gestoken. De auto stond geparkeerd in een woonwijk, naast een boom en op enkele meters van de voorgevel van woningen. De verdachte heeft met zijn handelen een gevaarlijke situatie in het leven geroepen. Dit soort feiten hebben een grote impact op de omgeving en veroorzaken gevoelens van onrust, angst en onveiligheid, niet alleen bij de eigenaar van de auto maar ook bij de bewoners van de woonwijk. Daarnaast heeft het feit materiële schade en overlast veroorzaakt. De verdachte heeft zich niet om deze gevolgen bekommerd. Het baart de rechtbank zorgen dat de verdachte, zoals hij heeft verklaard, dit feit heeft gepleegd omdat hij geld nodig had om (onder meer) alcohol te kopen. Hij heeft dus zich slechts laten leiden door zijn eigen financieel gewin en zijn zucht naar alcohol. Bovendien heeft de verdachte het feit gepleegd tijdens de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke veroordeling. Kennelijk heeft die voorwaardelijke veroordeling onvoldoende indruk op hem gemaakt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 27 augustus 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage en aanvulling reclassering
De rechtbank heeft ook gekeken naar het rapport van 10 oktober 2023 dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt en de schriftelijke aanvulling daarop van 23 september 2024 van [naam].
Hieruit volgt onder meer dat de verdachte bekend is met ADHD en ODD. In 2022 is de verdachte opgenomen bij Antes omdat hij psychotisch was. De verdachte is onder behandeling bij Antes en krijgt antipsychotica voorgeschreven die hij vrijwillig inneemt. Er zijn sterke aanwijzingen voor een verstandelijke beperking. De verdachte lijkt niet dan wel onvoldoende in staat om situaties te overzien en te voorzien welke consequenties zijn keuze kan hebben. Omdat de verdachte onvoldoende in staat is om adequaat zijn eigen financiën te beheren, heeft hij een bewindvoerder toegewezen gekregen. De verdachte is woonachtig in de woonvoorziening Maaszicht, waar hij begeleid wordt bij het vergroten van zijn zelfredzaamheid en dagstructuur. Omdat deze woonvoorziening onderdak biedt voor mensen in de leeftijd tot 23 jaar, staat de verdachte op de wachtlijst voor begeleid wonen bij Pameijer. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij bij Maaszicht kan blijven totdat er plek is bij Pameijer. Er is sprake van frequent alcoholgebruik en een bepaalde mate van afhankelijkheid. Er zijn aanwijzingen dat de verdachte zich gemakkelijk op een negatieve wijze laat beïnvloeden. Bepaalde personen uit het sociaal netwerk van de verdachte hebben een negatieve invloed op hem.
Het risico op letsel en op het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Het grootste risico is dat de verdachte alles zal doen om aan geld te komen om zichzelf te voorzien in zijn alcoholverslaving. Het psychosociaal functioneren van de verdachte en zijn sociaal netwerk zijn delictgerelateerd en verhogen de kans op recidive. Mogelijk komt in dit laatste verandering als de verdachte naar een andere woonlocatie gaat verhuizen, maar zijn kwetsbaarheid voor negatieve beïnvloeding blijft aanwezig.
De verdachte staat vanaf 23 juni 2023 onder een schorsingstoezicht van de reclassering. De verdachte is niet altijd afsprakentrouw, maar wel altijd bereikbaar. Hij is netjes in het contact en geeft inzicht in de verschillende leefgebieden.
In het rapport wordt bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, ambulante behandeling en medewerking verlenen aan een intelligentieonderzoek.
Uit de aanvulling volgt dat ook het opleggen van voorwaarden rondom de alcoholverslaving van de verdachte, te weten verplichte deelname aan verslavingszorg en het monitoren van het alcoholgebruik, essentieel is om verdere escalatie en recidive te voorkomen. Omdat de dagbesteding van de verdachte bestaat uit rondhangen met vrienden waarbij ook alcohol wordt genuttigd, wordt ook het opleggen van een voorwaarde ten aanzien van dagbesteding geadviseerd.
De verdachte heeft op de zitting verklaard zich aan alle geadviseerde voorwaarden te willen houden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. In soortgelijke zaken worden doorgaans forse gevangenisstraffen opgelegd. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Vanwege de persoonlijke problematiek van de verdachte wordt hij begeleid en is hij onder behandeling. De rechtbank ziet dat de verdachte met de reclassering op de goede weg is en dat de verdachte zich inzet om zijn leven samen met de hulpverlening de goede kant op de sturen. De rechtbank vindt het van belang dat de verdachte deze lijn kan doorzetten. In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank verder mee dat de verdachte veel spijt heeft van zijn handelen en dat hij hiervoor verantwoordelijkheid heeft genomen. Daarom ziet de rechtbank af van het opleggen van een gevangenisstraf en zal de maximale taakstraf van 240 uur, zoals ook door de officier van justitie is geëist, worden opgelegd. Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen taakstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uur met aftrek, waarvan 120 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 23 augustus 2022 met parketnummer 10-083156-22 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal, vernielingen en mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf van 60 uren, waarvan een gedeelte groot 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 6 september 2022.
8.2.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijk opgelegde taakstraf ten uitvoer zal worden gelegd.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om de proeftijd van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel te verlengen.
8.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van het hiervoor genoemde vonnis van de politierechter en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezenverklaarde feit heeft de verdachte de aan dat vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren,waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
234 (tweehonderdvierendertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
117 dagen;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte, groot
120 (honderdtwintig) uren niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029AK te Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door Antes of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, voor zijn alcoholverslaving en mogelijk onderliggende psychische problematiek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
3. de veroordeelde zal meewerken aan urineonderzoek teneinde zijn alcoholgebruik te monitoren gedurende de proeftijd, zo vaak en zolang de zorgverlener of reclassering dat nodig vindt;
4. de veroordeelde zal gedurende de proeftijd verblijven in een instelling voor begeleid wonen, zoals Maaszicht of Pameijer of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven;
5. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd inspannen voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding;
6. de veroordeelde zal meewerken aan een intelligentieonderzoek, indien en voor zover de reclassering dit nodig vindt;
7. de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie COVA plus of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, indien en voor zover de reclassering dit nodig vindt. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Dit zal mede afhankelijk zijn van de uitkomst van het intelligentieonderzoek. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
30 (dertig) uren, van de bij vonnis van 23 augustus 2022 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde
taakstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. E. IJspeerd en S. Woudman-Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 24 september 2024.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 maart 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk
brand heeft gesticht aan een (personen)auto, te weten een Mercedes Benz
(kenteken [kenteken]), toebehorende aan [slachtoffer], immers heeft verdachte toen
aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met benzine, althans een
brandbare stof, welke verdachte kort daarvoor op de voor- en achterkant van de
auto had gespoten, dan wel gegooid, ten gevolge waarvan die (personen)auto geheel
of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor die auto en/of voor zich in die auto bevindende goederen en/of voor
(een) omliggende woning(en) en/of voor een boom, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen te duchten was.