ECLI:NL:RBROT:2024:13474

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
10.078774.24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel binnendringen van een persoon in staat van verminderd bewustzijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel binnendringen van een persoon die zich in een staat van verminderd bewustzijn bevond. De verdachte, geboren in 1994, werd bijgestaan door raadsman mr. V.T.E. Kuijpers. De officier van justitie, mr. E.M. Blanken, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 119 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 september 2023 seks heeft gehad met de aangeefster, die op dat moment dronken was en niet in staat was om weerstand te bieden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde en dat hij misbruik heeft gemaakt van haar kwetsbare situatie. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 120 dagen op, waarvan 119 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uur. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die bestond uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.078774.24
Datum uitspraak: 31 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1994,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. V.T.E. Kuijpers, advocaat te Capelle aan den IJssel.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Kortgezegd wordt hij ervan beschuldigd dat hij seks heeft gehad met aangeefster [slachtoffer] terwijl hij wist dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Blanken heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde in die zin dat er bij aangeefster sprake was van een verminderd bewustzijn;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 200 uur en een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 119 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken omdat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Tussen de verklaring van aangeefster zoals zij deze heeft afgelegd tijdens het informatief gesprek zeden van 17 september 2023 en haar aangifte van 27 september 2023 enerzijds en de e-mail van aangeefster van 7 november 2023 anderzijds zitten enorme verschillen. De verklaringen van aangeefster zijn daardoor onvoldoende betrouwbaar om een bewezenverklaring op te baseren. Daar staat tegenover de verklaring van de verdachte waarin hij uitgebreid heeft verteld wat er is gebeurd.
4.2.
Beoordeling
Op 16 september 2023 heeft de verdachte seks gehad met aangeefster. De vraag die moet worden beantwoord is of aangeefster op dat moment in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde en zo ja, of de verdachte daar wetenschap van had. De rechtbank acht niet bewezen dat sprake was van een staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht. Wat de staat van “verminderd bewustzijn” betreft moet worden gedacht aan situaties tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van een persoon in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan seksuele verlangens van een ander (Kamerstukken II 2001/02, 27745, nr. 6, p. 22).
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. De verdachte en aangeefster zijn – na een bruiloft op de avond van 15 september 2023 – samen met getuige [naam getuige] en zijn vriendin in een auto gestapt en vertrokken richting het huis van aangeefster. Aangeefster had die avond geblowd en was dronken. Aangeefster zat samen met de verdachte op de achterbank. Onderweg naar huis heeft aangeefster meermalen overgegeven. Ook heeft zij op enig moment in haar broek geplast. Bij haar huis aangekomen kon aangeefster niet zelfstandig op haar benen staan en moest zij bij het lopen (van trappen) naar haar woning worden ondersteund door de verdachte en getuige [naam getuige] . Getuige [naam getuige] heeft aangeefster neergezet aan een tafeltje bij de buren van aangeefster. Aangeefster zag er gesloopt uit, haar lichaam hing slap op de tafel en ze zat voorovergebogen, aldus getuige [naam getuige] . De verdachte en getuige [naam getuige] hebben aangeefster geholpen de woning binnen te komen. Vervolgens is aangeefster gaan douchen. Kort daarna hebben de betreffende seksuele handelingen plaatsgevonden. De aangeefster had hier de volgende dag geen herinneringen van.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster ongeloofwaardig zijn omdat zij teveel van elkaar verschillen. De rechtbank ziet dat aangeefster in eerste instantie weinig herinneringen had aan wat er was gebeurd en dat zij later meer kon vertellen. Dit houdt kennelijk verband met de toestand waarin zij die avond verkeerde en/of duidt erop hoeveel inspanning het haar kostte om zich voor de geest te halen wat er was gebeurd. In de loop der tijd zijn er in de verklaringen dingen aangevuld die in de herinnering van aangeefster zouden zijn gebeurd. Zo spreekt zij na verloop van tijd van gemeenschap op de bank en over meer specifieke seksuele handelingen. Of die herinneringen juist zijn weet de rechtbank niet en kan in het midden blijven. Voor de beoordeling van deze zaak is van belang dat vast komt te staan dat aangeefster tijdens de seks in een verminderde staat van bewustzijn was en dat de verdachte daar wetenschap van had op dat moment.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat bij aangeefster sprake was van een verminderd bewustzijn en dat verdachte dat ook wist. De verdachte heeft verklaard dat aangeefster dronken was. Bovendien kan de staat waarin aangeefster verkeerde hem niet zijn ontgaan, nu hij vanaf het moment van het in de auto stappen tot het moment van de seksuele handelingen bij aangeefster is geweest. Dat de staat van aangeefster tussen het moment waarop zij haar woning betrad en het moment waarop de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden zodanig is verbeterd dat verdachte meende of mocht menen dat het aanzienlijk beter met haar ging is overigens niet gebleken of aannemelijk geworden.
4.2.1.
Conclusie
Het tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij omstreeks 15 september 2023 te Rotterdam, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het binnen brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes, vingers en penis in de vagina van die [slachtoffer] en
- het aanraken en/of betasten van de vagina van die [slachtoffer] en
- het aanraken en likken en in de mond brengen van de tepels van die [slachtoffer] en
- het betasten en/of aanraken van de borsten van die [slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
Verdachte heeft seks gehad met aangeefster terwijl zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Hij heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Daarnaast heeft hij het vertrouwen dat zij in hem had geschonden. Juist op het moment dat hij haar veiligheid moest garanderen heeft hij misbruik van haar gemaakt. Slachtoffers van dergelijke feiten ondervinden vaak langdurig psychisch nadelige gevolgen. Dat geldt ook voor het slachtoffer in deze zaak, zoals blijkt uit de door haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring en de toelichting op de gevorderde immateriële schadevergoeding. De gevolgen voor haar zijn groot.
Bij de strafoplegging kijkt de rechtbank niet alleen naar de gevolgen voor het slachtoffer, maar ook naar de specifieke omstandigheden in deze zaak en naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Verdachte had naar het oordeel van de rechtbank voorzichtiger moeten zijn, omdat hij wist dat hij met een vrouw te maken had die een aanzienlijke hoeveelheid alcohol had gedronken en bovendien had geblowd, waardoor zij er (uiteindelijk) bijzonder slecht aan toe was. Verdachte heeft zich daarvan geen rekenschap gegeven en heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid die zich voordeed en de staat waarin het slachtoffer verkeerde, zonder verantwoordelijkheid te nemen voor de mogelijke consequenties van zijn handelen.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Alles afwegende acht de rechtbank de straf zoals deze door de officier van justitie is geëist passend en geboden. Dat betekent dat de rechtbank aan de verdachte een taakstraf oplegt voor de duur van 200 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 119 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Het voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.319,21 aan materiële schade en een vergoeding van € 7.500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de materiële schade, tot toewijzing van de immateriële schade tot een bedrag van € 3.000,00 en tot het niet-ontvankelijk verklaren van het overige deel van de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, omdat de verdachte vrijgesproken dient te worden. De vordering is inhoudelijk niet betwist.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet (gemotiveerd) is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 16 september 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 8.319,21, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 243 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 119 (honderdnegentien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 8.319,21 (zegge: achtduizend driehonderdnegentien euro en eenentwintig eurocent), bestaande uit
€ 5.319,21 (zegge: vijfduizend driehonderdnegentien euro en eenentwintig eurocent)aan materiële schade en
€ 3.000,00 (zegge: drieduizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 8.319,21(
zegge: achtduizend driehonderdnegentien euro en eenentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 8.319,21 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
76 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. H. Wielhouwer en J.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. Tchang, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 september 2023 te Rotterdam, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het binnen brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes, vingers en/of penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het aanraken en/of betasten en/of likken van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het aanraken en/of likken en/of in de mond brengen van de tepels van die [slachtoffer] en/of
- het betasten en/of aanraken van de borsten van die [slachtoffer] .