ECLI:NL:RBROT:2024:13478

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
10/101531-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld en veroordeling voor poging tot doodslag en diefstal met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal met geweld in vereniging, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte op de hoogte was van de diefstal van de portofoon van de beveiligingsmedewerker. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het medeplegen van poging tot doodslag op de beveiligingsmedewerker, die ernstig letsel had opgelopen door het geweld van de verdachte en zijn medeverdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer, gezien de aard van het geweld dat was gebruikt. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan diefstal met geweld van een telefoon van een andere aangever. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met de medeverdachte en het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugd en gedragsstoornis, en achtte hem in verminderde mate toerekeningsvatbaar. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de beveiligingsmedewerker en Securitas Beveiliging B.V.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/101531-24
Datum uitspraak: 16 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
[naam PI] ,
raadsvrouw mr. M.C.A. Schulpen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 december 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de medeverdachte voor de duur van 1 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 2
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Wettig en overtuigend bewezen is de in vereniging en met geweld gepleegde diefstal van de portofoon van de aangever [slachtoffer 1] dan wel Securitas.
4.1.2.
Beoordeling
Op grond van de bewijsmiddelen is vast komen te staan dat de medeverdachte [medeverdachte] de portofoon van de aangever heeft meegenomen, nadat de verdachten geweld hebben gebruikt tegen de aangever. Niet is komen vast te staan dat de verdachte hiervan wist, terwijl evenmin is gebleken dat hij hierbij enige rol heeft gespeeld. Om die reden kan het (dubbel) opzet op wederrechtelijke toe-eigening van de porotofoon niet wettig en overtuigend worden bewezen.
4.1.3.
Conclusie
Diefstal met geweld in vereniging is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 primair
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat niet kan worden bewezen dat de aangever tegen het hoofd is geschopt. Daarom is geen sprake van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood van de aangever. Subsidiair is aangevoerd dat het dossier onvoldoende informatie bevat om te kunnen vaststellen dat de geweldshandelingen die de verdachte heeft verricht, van een dusdanige kracht waren en/of dat de omstandigheden zodanig waren dat minst genomen een aanmerkelijke kans bestond dat de aangever door het handelen van de verdachte zou komen te overlijden. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken van poging tot doodslag.
4.2.2.
Beoordeling
Vast staat dat op 20 maart 2024 rond 1.00 uur ’s nachts bij het metrostation De Terp in Capelle aan den IJssel een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen enerzijds de aangever [slachtoffer 1] (een beveiligingsmedewerker van Securitas) en anderzijds de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Ook staat vast dat beide verdachten hierbij geweld hebben gebruikt tegen de aangever en dat zij de aangever hebben geschopt, zoals door de beide verdachten is verklaard.
Vooropgesteld wordt dat de verdachten bij de confrontatie met de aangever nauw en bewust hebben samengewerkt. Voor- en nadien waren ze samen in en bij het metrostation. De verdachte begon met het geweld tegen de aangever en riep [medeverdachte] om hulp, waarna beide verdachten fors geweld jegens de aangever hebben gebruikt. Aldus is sprake van medeplegen.
Ter discussie staat of de verdachten de aangever tegen het hoofd hebben geschopt.
De aangever heeft bij de politie verklaard dat de verdachte hem met gebalde vuist tegen het hoofd heeft geslagen. De verdachte sloeg de aangever aan de linkerzijde van zijn hoofd, waardoor de aangever duizelig werd, en vervolgens hard op zijn linkeroog, waardoor zijn contactlens uit zijn oog viel. De aangever heeft verklaard dat de verdachte de medeverdachte riep om te komen helpen, waarna de medeverdachte de aangever van achteren tegen zijn benen, rug en achterhoofd heeft geschopt, waardoor de aangever ten val is gekomen. Toen de aangever op de grond lag, is hij door beide verdachten meermalen tegen het hoofd, voorhoofd en nek geschopt, aldus de aangever. Hierbij is de aangever meermalen buiten bewustzijn geraakt. Ook heeft de medeverdachte de aangever op zijn borst geschopt.
Uit medische verklaringen volgt onder meer dat de aangever (ook) in de ambulance een kortdurende bewustzijnsdaling had en dat op de spoedeisende hulp een tijdelijke verlamming optrad. Ook was sprake van braken, hoofdpijn en kortdurend geheugenverlies, passend bij symptomatologie van hersenletsel. De objectief vastgestelde letsels betreffen: bloeduitstortingen in het oogwit van het linker oog, op het linker jukbeen, frontaal links en onder de schedelspieren (subgaleale bloeding) aan de gehele linkerzijde en rechter achterzijde van het hoofd. Ook was sprake van een bloeding onder het harde hersenvlies (subdurale bloeding), voornamelijk links en rechts aan de voorzijde, en een bloeding onder het spinnenwebhersenvlies (subarachnoïdale bloeding) aan de linkerzijde. Door de deskundigen wordt geconcludeerd dat de bloedingen rondom de hersenen potentieel dodelijk zijn. Het letsel is het gevolg van uitwerkend inwerkend geweld, waarbij het letsel zou kunnen passen bij de in het medisch dossier vermelde toedracht, dat wil zeggen “trappen tegen hoofd en nek”. Uit de latere medische verklaringen wordt niet geheel duidelijk of er fracturen zijn geweest in halswervels dan wel osteofyten. In ieder geval moest de nek van de aangever nadien 12 weken worden gefixeerd. De aangever is 11 dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis. Daarna is hij verwezen naar een revalidatiecentrum, waar hij 20 dagen heeft verbleven. Bij het einde van de behandeling op 23 juli 2024, vier maanden na het incident, had de aangever nog last van draaiduizeligheid en hoofdpijn. De neuroloog heeft geadviseerd om bij het revalidatiecentrum te starten met post-hersenschuddingrevalidatie. De resterende subjectieve klachten worden als restverschijnsel na een hersenschudding beschreven. Op 25 januari 2025 wordt op de polikliniek Oogheelkunde beoordeeld of de ooglens direct of later moet worden behandeld. De aangever is tot op heden arbeidsongeschikt.
De verklaring van de aangever wordt ondersteund door het letsel, zoals dit blijkt uit de diverse medische verklaringen en de toelichting op de vordering van de aangever. De aard en ernst van het letsel wijzen erop dat in ieder geval één van de verdachten de aangever – zoals deze ook heeft verklaard – meermalen en met aanzienlijke kracht (met geschoeide voet) tegen het hoofd heeft geschopt toen hij op de grond lag. De rechtbank stelt voorop dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is. Wanneer op het hoofd fors geweld wordt uitgeoefend, bestaande uit het meermaals met kracht schoppen tegen het hoofd van iemand die – gedeeltelijk buiten bewustzijn – op de grond ligt, bestaat, zo leren de algemene ervaringsregels, de aanmerkelijke kans dat letsel wordt toegebracht dat tot de dood leidt. Het is immers een algemene ervaringsregel dat dit soort geweld kan leiden tot onder meer schedelfracturen, bloedingen onder de schedel en in de hersenen en kwetsuren van onder meer de nekwervels, die de dood kunnen veroorzaken. Dit is in deze zaak niet anders; de beschreven gevolgen van het geweld duiden op een zeer forse geweldsinwerking. Uit de aard van het geschetste handelen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] volgt, naar uiterlijke verschijningsvorm, dat zij deze aanmerkelijke kans ook bewust hebben aanvaard. Dat in dit concrete geval het risico op overlijden volgens een deskundige beperkt was, is een gelukkig toeval dat niet afdoet aan de genoemde algemene ervaringsregels en dat los staat van het handelen van de verdachten. De rechtbank vindt dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de aangever. Gelet op het voorgaande wordt het tot vrijspraak strekkende verweer verworpen.
4.2.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend bewezen is het medeplegen van poging tot doodslag op de aangever.
4.3.
Bewijswaardering feit 3
4.3.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de telefoon van de aangever [slachtoffer 2] heeft weggenomen. Ook is niet bewezen dat de verdachte geweld jegens de aangever heeft gebruikt. De verdachte moet daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2.
Beoordeling
De aangever heeft verklaard dat hij door de verdachte is mishandeld en dat de verdachte zijn telefoon heeft gestolen. Hij heeft ook letsel. Uit de verklaring van getuige [getuige] valt af te leiden dat de verdachte de telefoon van de aangever in zijn bezit heeft gehad. [getuige] heeft ook verklaard dat de verdachte op de dag van de mishandeling een spraakbericht naar de broer van de aangever heeft gestuurd. De uitwerking van dat bericht zit in het dossier en duidt erop dat er tussen de verdachte en de aangever iets vervelends is voorgevallen. Al met al vormt dit voldoende bewijs voor de diefstal met geweld.
4.3.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend bewezen is diefstal met geweld van de telefoon van de aangever.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 20 maart 2024 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
  • meerdere malen, (met kracht) (met gebalde hand) tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geslagen en
  • meerdere malen, althans eenmaal, met kracht met geschoeide voeten tegen de benen en tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geschopt en
  • (vervolgens) meerdere malen, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag met kracht met geschoeide voeten tegen het hoofd en de nek en het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 10 februari 2024 te Rotterdam
op de openbare weg, te weten aan de Albert Schweitzerplaats te Rotterdam
een telefoon (iPhone 11), die aan [slachtoffer 2]
, toebehoorde heeft weggenomen met het
oogmerk om
diehet zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan
tegen voornoemde [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te
maken, door
- meerdere malen, op
het gezicht en op het hoofd van voornoemde
[slachtoffer 2] te slaan en
- met kracht de keel van voornoemde [slachtoffer 2] dicht te
knijpen en
- op het lichaam van
voornoemde [slachtoffer 2] te trappen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van poging tot doodslag;
3.
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. De verdachte heeft samen met zijn mededader buitensporig geweld gebruikt tegen het slachtoffer [slachtoffer 1] , die als beveiliger op metrostation De Terp slechts zijn werk deed. Het slachtoffer heeft ernstig letsel opgelopen, onder meer aan zijn hoofd, waarvan hij tot op de dag van vandaag ernstig last ondervindt en waarvan hij zeer waarschijnlijk ook nog lang last zal houden. Het had bovendien nog veel slechter kunnen aflopen.
Het pleit niet voor de verdachte dat hij probeert om een deel van de verantwoordelijkheid af te schuiven op het slachtoffer, terwijl de verdachte uit het niets de eerste klap heeft gegeven.
Verder heeft de verdachte een kennis op straat met geweld beroofd van een telefoon. Ook uit dit feit blijkt een gebrek aan respect voor andermans lijf en spullen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport dat Reclassering Nederland op 29 november 2024 over de verdachte heeft opgemaakt. Dit rapport houdt – onder meer – het volgende in.
De verdachte heeft een bewogen jeugd gehad, waarbij sprake is geweest van huiselijk geweld. De ouders van de verdachte zijn gescheiden toen hij nog jong was. De verdachte is in een korte periode zijn vader, opa, oma en de moeder van zijn beste vriend verloren. Door het verlies van meerdere naasten is hij de motivatie kwijtgeraakt om verder te studeren. De verdachte werkt als bezorger en wil graag na zijn detentie beginnen aan een BBL-opleiding tot vrachtwagenchauffeur. Ook overweegt hij deel te nemen aan een project in Amsterdam, waarbij jongeren de kans krijgen om aan de slag te gaan als kapper. Het risico op recidive en op letsel wordt ingeschat als hoog. Het risico op onttrekken aan voorwaarden kan niet worden ingeschat. Het psychosociaal functioneren, het middelengebruik en het sociaal netwerk van de verdachte zijn risicofactoren. Een toezicht met bijzondere voorwaarden is geïndiceerd. Het is van belang dat de verdachte begeleiding krijgt bij het vinden en behouden van passende dagbesteding. Ook is het volgen van een behandeling nodig om het risico op recidive te beperken. De verdachte heeft tijdens zijn voorlopige hechtenis de leefstijltraining goed afgerond. De responsiviteit van de verdachte is positief. De verdachte is gemotiveerd voor gedragsverandering en geeft aan mee te willen werken aan een toezicht. Omdat de gewenste voorwaarden door de politierechter al zijn opgelegd bij een eerdere veroordeling onder parketnummer 10/002065-24 en er geen noodzaak wordt gezien voor aanvullende voorwaarden, wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd. Het toezicht is nog niet gestart vanwege de preventieve hechtenis in onderhavige zaak. Er wordt een contactverbod met de medeverdachte [medeverdachte] en het slachtoffer [slachtoffer 1] geadviseerd. Geadviseerd wordt het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Psychiater [naam psychiater] heeft op 15 augustus 2024 een rapport over de verdachte opgemaakt. Psycholoog [naam psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 september 2024. De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten. Deze rapporten houden – kort gezegd – het volgende in.
De verdachte lijdt aan een gedragsstoornis, waardoor hij impulsief handelt en niet goed in staat is om zijn emoties te reguleren. Hij lijkt van nature geen agressieve jongen te zijn. Een opstapeling van omgevingsfactoren in zijn jeugd en een gebrekkige coping maken dat hij door bepaalde invloeden van buitenaf getriggerd raakt. Hierdoor kan hij in sommige situaties plotseling heel boos worden en verliest hij de controle over zijn boosheid. Het lijkt er sterk op dat dit precies is wat er in deze zaak is gebeurd. Dat de verdachte dronken was en had geblowd, is daarvoor waarschijnlijk ook een deel van de verklaring, maar zeker geen excuus.
De psycholoog en psychiater adviseren om de verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Het risico op recidive wordt matig ingeschat. Indien de verdachte erin slaagt om de gestoorde regulatie van agressieve impulsen te verbeteren en het middelengebruik te staken, zullen hierdoor de beschermende factoren blijven bestaan of mogelijk nog verder worden uitgebreid. Daarnaast hangt de prognose ook in grote mate af van de beslissing die de verdachte maakt over zijn toekomst en of hij afstand neemt van zijn antisociale netwerk. Er zijn geen argumenten gelegen in de persoonlijkheid of ontwikkeling van de verdachte die aanleiding geven het minderjarigenstrafrecht toe te passen.
Geadviseerd wordt een gedeeltelijke voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Het is nodig dat de verdachte het gebruik van cannabis gestaakt houdt. Hiervoor dienen controles plaats te vinden van het middelengebruik en, ingeval van een terugval, behandeling. Daarnaast moet de verdachte ambulante behandeling krijgen voor zijn gestoorde emotieregulatie en regulatie van agressieve impulsen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van alle feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank acht het – anders dan de reclassering adviseert – nodig om de bijzondere voorwaarden opnieuw op te leggen. De politierechter heeft aan de bijzondere voorwaarden een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken gekoppeld. De rechtbank vindt – ook vanwege de ernst van de onderhavige feiten en van de gedragsstoornis – dat een grotere stok achter de deur nodig is. De rechtbank zal daarom aan een voorwaardelijk strafdeel dezelfde voorwaarden verbinden. Bovendien vindt de rechtbank het nodig dat de verdachte gedurende een jaar geen contact heeft met de medeverdachte [medeverdachte] . Het lijkt er sterk op dat zij elkaar meeslepen in agressief en kwalijk gedrag. De verdachte heeft ter zitting gezegd dat hij ook vindt dat behandeling en begeleiding nodig zijn om zijn leven een positieve wending te geven. Hij stemt in met de voorgestelde voorwaarden, inclusief het contactverbod.
De officier van justitie heeft een strafeis geformuleerd die er op neerkomt dat de verdachte nog geruime tijd in de gevangenis moet blijven. Die eis is op zich begrijpelijk, maar zou er wel toe kunnen leiden dat de verdachte verder verhardt en dat zijn motivatie om iets van zijn leven te maken, wegebt. Om die reden – en omdat de rechtbank de diefstal van de portofoon niet te bewijzen vindt – zal de rechtbank een lagere onvoorwaardelijke straf opleggen. Die komt er op neer dat de verdachte nog wel een aantal maanden vast blijft zitten, maar dat hij daarna met zichzelf, met de reclassering en met de behandelaren aan de slag kan.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Vordering [slachtoffer 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit [slachtoffer 1] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 13.880,05 aan materiële schade, een vergoeding van € 22.000,- aan immateriële schade en een vergoeding van € 5.000,- aan nader te onderbouwen schade.
De materiële schade bestaat uit de volgende posten:
1. Ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoeding € 762,00
2. Eigen risico 2024 € 375,00
3. Eigen risico 2025 € 375,00
4. Reiskosten € 590,00
5. Verlies aan verdienvermogen € 6.439,55 (2025) / € 3.973,50 (2024)
6. Huishoudelijke hulp € 1.066,00
7. Mantelzorg € 299,00
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De gevorderde vergoeding ten aanzien van immateriële schade is toewijsbaar. De gevorderde vergoeding voor materiële schade kan worden toegewezen, met dien verstande dat de post ‘verlies aan verdienvermogen over 2025’ moet worden gematigd tot een bedrag van € 3000,-. Met hoofdelijke veroordeling en oplegging van de wettelijke rente vanaf 20 maart 2024 en de schadevergoedingsmaatregel. De nader te onderbouwen schade van
€ 5.000,- is te onbepaald en komt niet voor vergoeding in aanmerking.
8.1.2.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de vordering voor materiële schade, moeten de posten ‘eigen risico 2025’ en ‘verlies aan verdienvermogen 2025’ worden afgewezen dan wel moet de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard, nu nog niet vaststaat dat deze kosten zich voordoen. De vordering ten aanzien van immateriële schade moet worden gematigd. De nader te onderbouwen schade moet worden afgewezen dan wel moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, nu deze schade niet is onderbouwd.
8.1.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is genoegzaam onderbouwd. De rechtbank zal de vordering toewijzen, met dien verstande dat de post ‘verlies aan verdienvermogen 2025’ wordt gematigd tot een bedrag van € 3.000,-, nu de omvang van deze schade in 2025 nog niet is vast komen te staan. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Aan de benadeelde partij is door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade toegebracht. De aangever heeft als gevolg van het geweld van de verdachten lichamelijk letsel opgelopen. In de toelichting op het schadevergoedingsformulier en op de zitting is namens de benadeelde partij toegelicht dat hij als gevolg van het handelen van de verdachten te kampen heeft met beperkingen in zowel zijn persoonlijke als professionele leven. De schade zal op dit moment naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 15.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Wat de gevorderde nader te onderbouwen schade van € 5.000,- betreft zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vordering in zoverre onvoldoende is onderbouwd.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 maart 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.
Vordering Securitas Beveiliging B.V.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit Securitas Beveiliging B.V. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 19.867,32 aan materiële schade, bestaande uit loonkosten en kosten voor begeleiding bij arbeidsongeschiktheid.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering is in zijn geheel toewijsbaar, met hoofdelijke veroordeling en oplegging van de wettelijke rente vanaf heden en de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De vordering moet in zijn geheel worden afgewezen dan wel moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering is (o.a. omdat de werkgever mogelijk ook aansprakelijk zou zijn) niet eenvoudig en hoort niet in het strafproces thuis.
8.2.3.
Beoordeling
Vast is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is genoegzaam onderbouwd en zal daarom worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 maart 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Vordering [slachtoffer 2]
Ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd [slachtoffer 2] . Hij vordert een vergoeding van € 800,- aan materiële schade, bestaande uit een iPhone, en een vergoeding van € 2.000,- aan immateriële schade.
8.3.1.
Standpunt officier van justitie
De gevorderde vergoeding voor materiële schade dient te worden geschat op € 500,-, omdat de iPhone niet nieuw was. De gevorderde vergoeding voor immateriële schade moet worden gematigd en worden toegewezen voor een bedrag van € 1.500,-, met oplegging van de wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 en de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.2.
Standpunt verdediging
De vordering moet in zijn geheel worden afgewezen, gelet op het pleidooi tot vrijspraak voor dit feit. Subsidiair moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de vordering niet is onderbouwd.
8.3.3.
Beoordeling
Vast is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De schade wordt door de rechtbank geschat op € 300,-. Voor het resterende deel van de vordering wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Aan de benadeelde partij is door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade toegebracht. De aangever heeft als gevolg van het geweld van de verdachte lichamelijk letsel opgelopen. In het schadevergoedingsformulier heeft de benadeelde partij toegelicht dat hij als gevolg van het handelen van de verdachte te kampen heeft gehad met lichamelijke klachten en nog steeds kampt met angstklachten. De schade zal op dit moment naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 600,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 10 februari 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57, 63, 287 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden op afspraken met de reclassering in Rotterdam, gelegen aan de Marconistraat 2, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
2. de veroordeelde zal zich laten behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Tijdens de behandeling zal aandacht worden besteed aan agressieregulatie en middelengebruik;
3. de veroordeelde zal actief deelnemen aan een gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing (I-respect) of middelengebruik (Leefstijl 24/7). De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider. De training is reeds gestart tijdens de voorlopige hechtenis waarin de veroordeelde momenteel zit;
4. de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
5. de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
6. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met medeverdachte [medeverdachte] (geboren [geboortedatum 2] 2003 te [geboorteplaats 2] ), gedurende 1 (één) jaar na heden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden.
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 25.440,50 (zegge: vijfentwintigduizend vierhonderdveertig euro en vijftig eurocent), bestaande uit € 10.440,50 aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1] te betalen
€ 25.440,50(hoofdsom,
zegge: vijfentwintigduizend vierhonderdveertig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 25.440,50 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
162 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Securitas Beveiliging B.V., te betalen een bedrag van
€ 19.867,32 (zegge: negentienduizend achthonderdzevenenzestig euro en tweeëndertig eurocent),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van Securitas Beveiliging B.V. te betalen
€ 19.867,32(hoofdsom,
zegge: negentienduizend achthonderdzevenenzestig euro en tweeëndertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 19.867,32 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
134 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij Securitas Beveiliging B.V., waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€ 900,- (zegge: negenhonderd euro), bestaande uit € 300,- aan materiële schade en € 600,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] te betalen
€ 900,-(hoofdsom,
zegge: negenhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 900,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
18 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
mr. H. Benaissa, tevens kinderrechter, en mr. P.T. Verweijen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 16 december 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 20 maart 2024 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
[slachtoffer 1]
opzettelijk
van het leven te beroven,
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde hand) in/op/tegen
het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde
[slachtoffer 1] heeft geslagen en/of heeft gestompt en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet(en))
op/tegen het/de been/benen en/of op/tegen het lichaam van voornoemde
[slachtoffer 1] heeft geschopt en/of heeft getrapt en/of
- ( vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op
de grond lag) (met kracht) (met geschoeide voet(en)) in/op/tegen het gezicht en/of
op/tegen het hoofd en/of op/tegen de nek en/of op/tegen het lichaam van
voornoemde [slachtoffer 1] heeft geschopt en/of heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 maart 2024 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten (een) gebroken halswervel(s) en/of (een)
bloeding(en) onder het harde hersenvlies en/of het spinnenweb-hersenvlies en/of
een kneuzing van het ruggenmerg, heeft toegebracht, door
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde hand) in/op/tegen
het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde
[slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet(en))
op/tegen het/de been/benen en/of op/tegen het lichaam van voornoemde
[slachtoffer 1] te schoppen en/of te trappen en/of
- ( vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op
de grond lag) (met kracht) (met geschoeide voet(en)) in/op/tegen het gezicht en/of
op/tegen het hoofd en/of op/tegen de nek en/of op/tegen het lichaam van
voornoemde [slachtoffer 1] te schoppen en/of te trappen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 maart 2024 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
aan [slachtoffer 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde hand) in/op/tegen
het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde
[slachtoffer 1] heeft geslagen en/of heeft gestompt en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet(en))
op/tegen het/de been/benen en/of op/tegen het lichaam van voornoemde
[slachtoffer 1] heeft geschopt en/of heeft getrapt en/of
- ( vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op
de grond lag) (met kracht)(met geschoeide voet(en)) in/op/tegen het gezicht en/of
op/tegen het hoofd en/of op/tegen de nek en/of op/tegen het lichaam van
voornoemde [slachtoffer 1] heeft geschopt en/of heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 20 maart 2024 te Capelle aan den IJssel
op de openbare weg, te weten op/aan/bij het Hollandsch Diep te Capelle aan den
IJssel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon/portofoon (Personal digital assistant), in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of Securitas, in elk geval aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, door
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde hand) in/op/tegen
het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde
[slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet(en))
op/tegen het/de been/benen en/of op/tegen het lichaam van voornoemde
[slachtoffer 1] te schoppen en/of te trappen en/of
- ( vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op
de grond lag) (met kracht) (met geschoeide voet(en)) in/op/tegen het gezicht en/of
op/tegen het hoofd en/of op/tegen de nek en/of op/tegen het lichaam van
voornoemde [slachtoffer 1] te schoppen en/of te trappen,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft
opgelopen, te weten (een) gebroken halswervel(s) en/of (een) bloeding(en) onder
het harde hersenvlies en/of het spinnenweb-hersenvlies en/of een kneuzing van het
ruggenmerg;
3
hij op of omstreeks 10 februari 2024 te Rotterdam
op de openbare weg, te weten op/aan de Albert Schweitzerplaats te Rotterdam
een telefoon (iPhone 11), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen voornoemde [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde hand) in/op/tegen
het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde
[slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen en/of
- ( met kracht) de keel/hals van voornoemde [slachtoffer 2] beet te pakken en/of vast te
houden en/of (vervolgens) de keel/hals van voornoemde [slachtoffer 2] dicht te
knijpen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het lichaam van
voornoemde [slachtoffer 2] te schoppen en/of te trappen.