ECLI:NL:RBROT:2024:13479

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
10/101480-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag en diefstal van portofoon met geweld tegen beveiliger metrostation De Terp

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte betrokken was bij een gewelddadig incident op 20 maart 2024 bij metrostation De Terp in Capelle aan den IJssel. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag op een beveiligingsmedewerker, die tijdens zijn werk werd aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte meermalen met kracht tegen het hoofd van de aangever hebben geschopt, terwijl deze op de grond lag. De aangever heeft hierdoor ernstig letsel opgelopen, waaronder hersenletsel, en is langdurig arbeidsongeschikt geraakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 359 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor diefstal van een portofoon van de aangever, die hij na het geweldsincident heeft weggenomen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de beveiligingsmedewerker, toegewezen voor een schadevergoeding van € 25.440,50, en de vordering van Securitas Beveiliging B.V. voor € 19.867,32. De rechtbank heeft de toepassing van het jeugdstrafrecht gerechtvaardigd, gezien de jonge leeftijd van de verdachte en de mogelijkheden voor pedagogische beïnvloeding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/101480-24
Datum uitspraak: 16 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
[naam PI] ,
raadsman mr. P.R. van de Water, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 december 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, het meewerken aan middelencontrole en een contactverbod met de medeverdachte voor de duur van 1 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat niet kan worden bewezen dat de aangever tegen het hoofd is geschopt. Subsidiair is aangevoerd dat van een poging tot doodslag geen sprake is, nu – als er al naar het hoofd is getrapt – onduidelijk is hoe dit zou zijn gebeurd, welk schoeisel er werd gedragen en hoe vaak en hoe hard er zou zijn getrapt. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken van poging tot doodslag.
4.1.2.
Beoordeling
Vast staat dat op 20 maart 2024 rond 1.00 uur ’s nachts bij het metrostation De Terp in Capelle aan den IJssel een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen enerzijds de aangever [slachtoffer] (een beveiligingsmedewerker van Securitas) en anderzijds de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Ook staat vast dat beide verdachten hierbij geweld hebben gebruikt tegen de aangever en dat zij de aangever hebben geschopt, zoals door beide verdachten is verklaard.
Vooropgesteld wordt dat de verdachten bij de confrontatie met de aangever nauw en bewust hebben samengewerkt. Voor- en nadien waren ze samen in en bij het metrostation. [medeverdachte] begon met het geweld tegen de aangever en riep de verdachte om hulp, waarna beide verdachten fors geweld tegen de aangever hebben gebruikt. Aldus is sprake van medeplegen.
Ter discussie staat of de verdachten de aangever tegen het hoofd hebben geschopt.
De aangever heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte] hem met gebalde vuist tegen het hoofd heeft geslagen. [medeverdachte] sloeg de aangever aan de linkerzijde van zijn hoofd, waardoor de aangever duizelig werd, en vervolgens hard op zijn linkeroog, waardoor zijn contactlens uit zijn oog viel. De aangever heeft verklaard dat [medeverdachte] de verdachte riep om te komen helpen, waarna de verdachte de aangever van achteren tegen zijn benen, rug en achterhoofd heeft geschopt, waardoor de aangever ten val is gekomen. Toen de aangever op de grond lag, is hij door beide verdachten meermalen tegen het hoofd, voorhoofd en nek geschopt, aldus de aangever. Hierbij is de aangever meermalen buiten bewustzijn geraakt. Ook heeft de verdachte de aangever op zijn borst geschopt.
Uit medische verklaringen blijkt onder meer dat de aangever (ook) in de ambulance een kortdurende bewustzijnsdaling had en dat op de spoedeisende hulp een tijdelijke verlamming optrad. Ook was sprake van braken, hoofdpijn en kortdurend geheugenverlies, passend bij symptomatologie van hersenletsel. De objectief vastgestelde letsels betreffen: bloeduitstortingen in het oogwit van het linker oog, op het linker jukbeen, frontaal links en onder de schedelspieren (subgaleale bloeding) aan de gehele linkerzijde en rechter achterzijde van het hoofd. Ook was sprake van een bloeding onder het harde hersenvlies (subdurale bloeding), voornamelijk links en rechts aan de voorzijde, en een bloeding onder het spinnenweb-hersenvlies (subarachnoïdale bloeding) aan de linkerzijde. Door de deskundigen wordt geconcludeerd dat de bloedingen rondom de hersenen potentieel dodelijk zijn. Het letsel is het gevolg van uitwerkend inwerkend geweld, waarbij het letsel zou kunnen passen bij de in het medisch dossier vermelde toedracht, dat wil zeggen “trappen tegen hoofd en nek”. Uit de latere medische verklaringen wordt niet geheel duidelijk of er fracturen zijn geweest in halswervels dan wel osteofyten. In ieder geval moest de nek van de aangever nadien 12 weken worden gefixeerd. De aangever is 11 dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis. Daarna is hij verwezen naar een revalidatiecentrum, waar hij 20 dagen heeft verbleven. Bij het einde van de behandeling op 23 juli 2024, vier maanden na het incident, had de aangever nog last van draaiduizeligheid en hoofdpijn. De neuroloog heeft geadviseerd om bij het revalidatiecentrum met post-hersenschuddingrevalidatie te starten. De resterende subjectieve klachten worden als restverschijnsel na een hersenschudding beschreven. Op 25 januari 2025 wordt op de polikliniek Oogheelkunde beoordeeld of de ooglens direct of later moet worden behandeld. De aangever is tot op heden arbeidsongeschikt.
De verklaring van de aangever wordt ondersteund door het letsel, zoals dit blijkt uit de diverse medische verklaringen en de toelichting op de vordering van de aangever. De aard en ernst van het letsel wijzen er op dat in ieder geval één van de verdachten de aangever – zoals deze ook heeft verklaard – meermalen en met aanzienlijke kracht (met geschoeide voet) tegen het hoofd heeft geschopt toen hij op de grond lag. De rechtbank stelt voorop dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is. Wanneer op het hoofd fors geweld wordt uitgeoefend, bestaande uit het meermaals met kracht schoppen tegen het hoofd van iemand die – gedeeltelijk buiten bewustzijn – op de grond ligt, bestaat, zo leren de algemene ervaringsregels, de aanmerkelijke kans dat letsel wordt toegebracht dat tot de dood leidt. Het is immers een algemene ervaringsregel dat dit soort geweld kan leiden tot onder meer schedelfracturen, bloedingen onder de schedel en in de hersenen en kwetsuren van onder meer de nekwervels, die de dood kunnen veroorzaken. Dit is in deze zaak niet anders; de beschreven gevolgen van het geweld duiden op een zeer forse geweldsinwerking. Uit de aard van het geschetste handelen van de verdachte en [medeverdachte] volgt, naar uiterlijke verschijningsvorm, dat zij deze aanmerkelijke kans ook bewust hebben aanvaard. Dat in dit concrete geval het risico op overlijden volgens een deskundige beperkt was, is een gelukkig toeval dat niet afdoet aan de genoemde algemene ervaringsregels en dat los staat van het handelen van de verdachten. De rechtbank vindt dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de aangever. Gelet op het voorgaande wordt het tot vrijspraak strekkende verweer verworpen.
4.1.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend bewezen is het medeplegen van poging tot doodslag op de aangever.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte de portofoon/PDA (hierna: de PDA) niet heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, maar als gevolg van een vergissing; hij dacht dat het zijn eigen telefoon was.
4.2.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat de verdachte de PDA van de aangever na het onder feit 1 bewezen verklaarde geweldsincident heeft gepakt en meegenomen. Dat hij dat per ongeluk deed, omdat hij dacht dat dit zijn telefoon was, is volstrekt onaannemelijk. Uit de camerabeelden blijkt namelijk dat de verdachte zijn eigen telefoon in de ene hand en de PDA in de andere hand heeft. Door de PDA van de aangever zonder diens toestemming mee te nemen, heeft de verdachte de portofoon gestolen. De rechtbank acht niet bewezen dat het door de verdachte gebruikte geweld, zoals bewezenverklaard onder feit 1, ten dienste heeft gestaan van het stelen van de PDA. De rechtbank komt dan ook niet tot een bewezenverklaring van een diefstal met geweld, maar wel tot bewezenverklaring van een eenvoudige diefstal.
4.2.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend bewezen is diefstal van een portofoon.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 20 maart 2024 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk
van het leven te beroven,
  • meerdere malen, (met kracht) (met gebalde hand) tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en
  • meerdere malen, althans eenmaal, met kracht met geschoeide voeten tegen de benen en tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft geschopt en
  • (vervolgens) meerdere malen, terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag met kracht met geschoeide voeten tegen het hoofd en de nek en het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 20 maart 2024 te Capelle aan den IJssel
een portofoon (Personal digital assistant), die
aan [slachtoffer] of Securitas, toebehoorde heeft weggenomen met het
oogmerk om
diehet zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van poging tot doodslag;
2.
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. De verdachte heeft samen met zijn mededader buitensporig geweld gebruikt tegen het slachtoffer [slachtoffer] , die als beveiliger op metrostation De Terp slechts zijn werk deed. Het slachtoffer heeft ernstig letsel opgelopen, onder meer aan zijn hoofd, waarvan hij tot op de dag van vandaag ernstig last ondervindt en waarvan hij zeer waarschijnlijk ook nog lang last zal houden. Het had bovendien nog veel slechter kunnen aflopen.
Het pleit niet voor de verdachte dat hij probeert om een deel van de verantwoordelijkheid af te schuiven op het slachtoffer, terwijl hij en zijn mededader het slachtoffer hebben belaagd en aangevallen. De rechtbank houdt er bij de strafoplegging wel rekening mee dat de verdachte bij de gewelddadigheden een kleinere rol heeft gespeeld dan zijn medeverdachte. Hij heeft zich laten meeslepen door zijn vriend.
Verder heeft de verdachte de PDA van de beveiliger gestolen. Dit getuigt van een gebrek aan respect voor andermans spullen. Bovendien heeft hij daardoor het slachtoffer, dat in hulpeloze toestand achterbleef, een middel ontnomen om hulp in te roepen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De rechtbank heeft gelet op het rapport dat Reclassering Nederland op 31 juli 2024 over de verdachte heeft opgemaakt. Dit rapport houdt – samengevat – het volgende in.
De verdachte heeft ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. De ouders van verdachte zijn gescheiden toen hij jong was. Toen hij 17 jaar was, is zijn moeder overleden. In 2023 is het been van zijn vader geamputeerd; zijn vader is hierdoor rolstoelafhankelijk geworden. De verdachte ondersteunt zijn vader en zijn oma, die aan beginnende dementie lijdt.
Er zijn enige indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht, maar hierover kan geen definitief advies worden gegeven. Om te beoordelen of sprake is van beperkte handelingsvaardigheden is er tijdens het onderzoek een screening voor intelligentie en licht verstandelijke beperking (SCIL) afgenomen. De verdachte scoort op de grenswaarde, wat een mogelijke indicatie is voor vervolgonderzoek naar het cognitief functioneren. In het overleg met de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) komt naar voren dat de verdachte door ingrijpende levensgebeurtenissen op jonge leeftijd belast is en dat er een stagnatie kan zijn in zijn ontwikkeling. De verdachte komt jong over, maar wekt wel de indruk zelfstandig te zijn. Dit kan ook zo zijn omdat de omstandigheden dit van hem eisen. Tijdens onderzoek komt naar voren dat de verdachte beïnvloedbaar is. De aard van de tenlastelegging laat enige impulsiviteit en het slecht inschatten van de risico’s van eigen handelen zien. Ten aanzien van de pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden komt naar voren dat de verdachte thuiswonend is en ook ontvankelijk lijkt te zijn voor ondersteuning of beïnvloeding door volwassenen. Tegelijkertijd vervult hij momenteel zelf ook een verzorgende en ondersteunende rol in de thuissituatie. Er komen geen op de voorgrond liggende contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht naar voren.
Op basis van de jonge leeftijd van de verdachte en de ernst van het ten laste gelegde is het wenselijk dat er bijzondere voorwaarden worden opgelegd. Er worden voldoende mogelijkheden voor gedragsbeïnvloeding gezien. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, een (tijdelijk) contactverbod met de medeverdachte en het meewerken aan middelencontrole. De verdachte heeft gezegd bereid te zijn om mee te werken aan eventuele bijzondere voorwaarden.
Het recidiverisico en risico op letsel worden op dit moment als laag tot laaggemiddeld ingeschat, omdat de verdachte niet eerder veroordeeld is voor een geweldsdelict en de verdachte geen pro-criminele houding heeft. De kans op onttrekken aan voorwaarden kan op dit moment niet worden ingeschat. De verdachte is niet eerder begeleid in een verplicht kader.
Op 9 december 2024 heeft Reclassering Nederland een aanvullend advies uitgebracht. Dit rapport houdt – samengevat – het volgende in.
Met de beschikbare informatie kan niet worden geadviseerd of toepassing van het jeugdstrafrecht wenselijk is. Wel wordt begeleiding door de volwassenenreclassering passend geacht. Er zijn enige indicaties betreffende beperkte handelingsvaardigheden en pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden. Voor toepassing van het jeugdstrafrecht zijn geen contra-indicaties naar voren gekomen, zoals criminele levensstijl, antisociale persoonlijkheidsproblematiek en/of psychopathie. Er zijn vragen over het cognitief functioneren naar aanleiding van de SCIL. De Raad geeft in overweging om de uitkomsten van de SCIL-afname tijdens een eventueel reclasseringstoezicht nader te onderzoeken middels verdiepingsdiagnostiek. Informatie vanuit de casemanager van het [naam PI] , waar de verdachte in voorlopige hechtenis zit, laat zien dat de verdachte zich enerzijds redt op de groep, maar dat men ziet ook “een jonge, beïnvloedbare jongen die zich groot en stoer wil voordoen op de afdeling”.
Mevrouw [persoon A] , werkzaam als reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, heeft op de terechtzitting de voornoemde rapporten nader toegelicht.
Zij heeft verklaard dat er argumenten zijn vóór en tegen toepassing van het jeugdstrafrecht. De verdachte lijkt zelfredzaam, maar is jong en beïnvloedbaar. Indien het jeugdstrafrecht wordt toegepast, is het wenselijk om de verdachte wel te laten begeleiden door de volwassenenreclassering, omdat de verdachte zorgtaken heeft en werkt. De volwassenreclassering kan hem daar het beste bij ondersteunen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
7.4.1.
Toepassing jeugdstrafrecht
Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 20 jaren had bereikt. De rechtbank stelt voorts vast dat in de genoemde rapportages geen (eenduidig) advies omtrent de toepassing van het jeugdstrafrecht wordt gegeven.
De rechtbank is op grond van de rapporten en het besprokene ter zitting van oordeel dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. Uit de beschikbare informatie blijkt dat er nog mogelijkheden tot pedagogische beïnvloeding zijn. De verdachte woont nog thuis en lijkt beïnvloedbaar; dit blijkt ook uit zijn rol bij het onderhavige geweld en uit de berichten uit [naam PI] , waar hij zich staande probeert te houden door zich groter voor te doen. De Raad stelt ook dat zijn ontwikkeling is verstoord door wat hij heeft meegemaakt.
7.4.2.
Straf
De toepassing van het jeugdstrafrecht is van invloed op de strafmaat. Bij de ernst van de feiten past jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Met de reclassering en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een substantieel voorwaardelijk strafdeel nodig is om de verdachte op het goede pad te brengen en te houden. De rechtbank zal daaraan de voorgestelde bijzondere voorwaarden koppelen (kort gezegd: begeleiding, behandeling, middelencontrole en een contactverbod met de medeverdachte [medeverdachte] ). De rechtbank vindt het contactverbod nodig, omdat het er sterk op lijkt dat de verdachte en [medeverdachte] elkaar meeslepen in agressief en kwalijk gedrag.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Vordering [slachtoffer]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit [slachtoffer] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 13.880,05 aan materiële schade, een vergoeding van € 22.000,- aan immateriële schade en een vergoeding van € 5.000,- aan nader te onderbouwen schade.
De materiële schade bestaat uit de volgende posten:
1. Ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoeding € 762,00
2. Eigen risico 2024 € 375,00
3. Eigen risico 2025 € 375,00
4. Reiskosten € 590,00
5. Verlies aan verdienvermogen € 6.439,55 (2025) / € 3.973,50 (2024)
6. Huishoudelijke hulp € 1.066,00
7. Mantelzorg € 299,00
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De gevorderde vergoeding ten aanzien van immateriële schade is toewijsbaar. De gevorderde vergoeding voor materiële schade kan worden toegewezen, met dien verstande dat de post ‘verlies aan verdienvermogen over 2025’ moet worden gematigd tot een bedrag van € 3.000,-. Met hoofdelijke veroordeling en oplegging van de wettelijke rente vanaf 20 maart 2024 en de schadevergoedingsmaatregel. De nader te onderbouwen schade van
€ 5.000,- is te onbepaald en komt niet voor vergoeding in aanmerking.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De vordering tot vergoeding van immateriële schade moet worden gematigd. Het bedrag voor ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoeding van € 35,- per dag is aan de hoge kant, gelet ook op de aard van de opname. De kosten voor huishoudelijke hulp valt onder verplaatste schade, nu de familie dit voor het slachtoffer heeft opgepakt. De inkomensschade voor 2025 moet worden gematigd, nu niet met zekerheid kan worden gezegd dat deze schade zich in 2025 zal voordoen. De nader te onderbouwen schade is niet nader onderbouwd. Voor de overige posten refereert de verdediging zich.
8.1.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is genoegzaam onderbouwd. De rechtbank zal de vordering toewijzen, met dien verstande dat de post ‘verlies aan verdienvermogen 2025’ wordt gematigd tot een bedrag van € 3.000,-, nu de omvang van deze schade in 2025 nog niet is vast komen te staan. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Aan de benadeelde partij is door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade toegebracht. De aangever heeft als gevolg van het geweld van de verdachten lichamelijk letsel opgelopen. In de toelichting op het schadevergoedingsformulier en op de zitting is namens de benadeelde partij toegelicht dat hij als gevolg van het handelen van de verdachten te kampen heeft met beperkingen in zowel zijn persoonlijke als professionele leven. De schade zal op dit moment naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 15.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Wat de gevorderde nader te onderbouwen schade van € 5.000,- betreft, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vordering in zoverre onvoldoende is onderbouwd.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 maart 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.
Vordering Securitas Beveiliging B.V.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit Securitas Beveiliging B.V. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 19.867,32 aan materiële schade, bestaande uit loonkosten en kosten voor begeleiding bij arbeidsongeschiktheid.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering is in zijn geheel toewijsbaar, met hoofdelijke veroordeling en oplegging van de wettelijke rente vanaf heden en de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich.
8.2.3.
Beoordeling
Vast is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is genoegzaam onderbouwd en niet weersproken en zal daarom worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 maart 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer] een schadevergoeding betalen van
€ 25.440,50. De verdachte moet de benadeelde partij Securitas Beveiliging B.V. een schadevergoeding betalen van € 19.867,32.
Dit alles vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregelen als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 287 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 359 (driehonderd negenenvijftig) dagen;
bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
90 (negentig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden op afspraken met Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
2. de veroordeelde zal zich laten behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na aanmelding en beschikbaarheid. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
3. de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en softdrugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
4. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met medeverdachte [medeverdachte] (geboren [geboortedatum 2] 2004 te [geboorteplaats 2] ), gedurende 1 (één) jaar na heden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer] , te betalen een bedrag
van € 25.440,50 (zegge: vijfentwintigduizend vierhonderdveertig euro en vijftig eurocent), bestaande uit € 10.440,50 aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 25.440,50(hoofdsom,
zegge: vijfentwintigduizend vierhonderdveertig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 25.440,50 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
0 dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Securitas Beveiliging B.V., te betalen een bedrag van
€ 19.867,32 (zegge: negentienduizend achthonderdzevenenzestig euro en tweeëndertig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van Securitas Beveiliging B.V. te betalen
€ 19.867,32(hoofdsom,
zegge: negentienduizend achthonderdzevenenzestig euro en tweeëndertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 19.867,32 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
0 dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij Securitas Beveiliging B.V., waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
mr. H. Benaissa, tevens kinderrechter, en mr. P.T. Verweijen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 16 december 2024.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 20 maart 2024 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde hand) in/op/tegen
het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde
[slachtoffer] heeft geslagen en/of heeft gestompt en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet(en))
op/tegen het/de been/benen en/of op/tegen het lichaam van voornoemde
[slachtoffer] heeft geschopt en/of heeft getrapt en/of
- ( vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, (terwijl voornoemde [slachtoffer] op
de grond lag) (met kracht) (met geschoeide voet(en)) in/op/tegen het gezicht en/of
op/tegen het hoofd en/of op/tegen de nek en/of op/tegen het lichaam van
voornoemde [slachtoffer] heeft geschopt en/of heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 maart 2024 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten (een) gebroken halswervel(s) en/of (een)
bloeding(en) onder het harde hersenvlies en/of het spinnenweb-hersenvlies en/of
een kneuzing van het ruggenmerg, heeft toegebracht, door
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde hand) in/op/tegen
het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde
[slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet(en))
op/tegen het/de been/benen en/of op/tegen het lichaam van voornoemde
[slachtoffer] te schoppen en/of te trappen en/of
- ( vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, (terwijl voornoemde [slachtoffer] op
de grond lag) (met kracht) (met geschoeide voet(en)) in/op/tegen het gezicht en/of
op/tegen het hoofd en/of op/tegen de nek en/of op/tegen het lichaam van
voornoemde [slachtoffer] te schoppen en/of te trappen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 maart 2024 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde hand) in/op/tegen
het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde
[slachtoffer] heeft geslagen en/of heeft gestompt en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet(en))
op/tegen het/de been/benen en/of op/tegen het lichaam van voornoemde
[slachtoffer] heeft geschopt en/of heeft getrapt en/of
- ( vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, (terwijl voornoemde [slachtoffer] op
de grond lag) (met kracht)(met geschoeide voet(en)) in/op/tegen het gezicht en/of
op/tegen het hoofd en/of op/tegen de nek en/of op/tegen het lichaam van
voornoemde [slachtoffer] heeft geschopt en/of heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 20 maart 2024 te Capelle aan den IJssel
op de openbare weg, te weten op/aan/bij het Hollandsch Diep te Capelle aan den
IJssel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon/portofoon (Personal digital assistant), in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of Securitas, in elk geval aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, door
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde hand) in/op/tegen
het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde
[slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet(en))
op/tegen het/de been/benen en/of op/tegen het lichaam van voornoemde
[slachtoffer] te schoppen en/of te trappen en/of
- ( vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, (terwijl voornoemde [slachtoffer] op
de grond lag) (met kracht) (met geschoeide voet(en)) in/op/tegen het gezicht en/of
op/tegen het hoofd en/of op/tegen de nek en/of op/tegen het lichaam van
voornoemde [slachtoffer] te schoppen en/of te trappen,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft
opgelopen, te weten (een) gebroken halswervel(s) en/of (een) bloeding(en) onder
het harde hersenvlies en/of het spinnenweb-hersenvlies en/of een kneuzing van het
ruggenmerg.