4.2.2.Beoordeling
Vaststaande feiten en omstandigheden
De verdachte werkte op 2 en 3 maart 2022 bij Hutchison Ports ECT Delta (hierna: ECT) als medewerker planning en aansturing. Daartoe had hij toegang tot geautomatiseerde computersystemen van ECT waarmee onder andere containers die waren gelost op de terminal van ECT konden worden gevolgd en opdrachten tot het plaatsen en verplaatsen van die containers konden worden gegeven.
Op 3 maart 2022 om 00:38 uur is de container met nummer [containernummer 1] (hierna: de broncontainer) gelost op het haventerrein van ECT. De broncontainer is vanuit Ecuador naar Nederland vervoerd aan boord van het schip ‘Cartagena Expresss’. In deze broncontainer bevond zich 1.434,10 kilogram cocaïne. Door middel van de zogenoemde ‘switch-methode’ is de cocaïne op het haventerrein naar een andere container verplaatst. De cocaïne is namelijk vanuit de broncontainer naar de, in dezelfde stack (278) geplaatste, container met nummer [containernummer 2] (hierna: de switchcontainer) verplaatst. Het uithalen en verplaatsen van de cocaïne is daarbij gedaan door een aantal personen die in een ‘lege’ container met nummer [containernummer 3] (hierna: de Trojaanse container) het haventerrein waren binnengekomen welke container ook in hetzelfde stack (278) was geplaatst.
Op verschillende tijdstippen tussen 2 maart 2022 om 23:34 uur en 3 maart 2022 om 04:34 uur zijn met het persoonlijke ECT-account van de verdachte handelingen verricht ten aanzien van de hiervoor genoemde drie containers (de bron-, switch- en Trojaanse container). Zo zijn met dat account de containers en de machines die de containers verplaatsen meerdere keren bevraagd en bekeken en zijn er meerdere handelingen verricht om de containers te verplaatsen, waardoor zij dicht bij elkaar in de buurt kwamen te staan. In totaal zijn in voornoemde periode met het account van de verdachte bevragingen en meer dan 48 handelingen verricht ten aanzien van de betreffende containers.
Niet ter discussie staat dat de betreffende handelingen zijn verricht met het ECT-account van de verdachte en dat degene die deze handelingen heeft verricht dit kennelijk heeft gedaan om het voor anderen mogelijk te maken handelingen te verrichten die gericht zijn op het verder in Nederland brengen van de ingevoerde cocaïne.
Betrokkenheid van de verdachte
De vraag die voorligt, is of het de verdachte is geweest die de handelingen ten aanzien van de containers via zijn persoonlijke ECT-account heeft verricht. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en motiveert dit als volgt.
De verdachte was, zoals gezegd, werkzaam bij ECT als medewerker planning en aansturing. Hij had in de nacht van 2 op 3 maart 2022 dienst en was werkzaam vanaf werkplek 3 (waterzijde). Zijn dienst ving aan om 23.00 uur.
Uit de door ECT verstrekte gegevens aangaande de verrichte handelingen met de containers alsmede uit het onderzoek naar het persoonlijke ECT-account van de verdachte volgt dat vanaf 2 maart 2022 om 23:17 uur tot en met 3 maart 2022 om 07:10 uur het ECT-account van de verdachte was ingelogd op de werkplek ‘ [accountnaam 1] ’. Deze werkplek komt overeen met de werkplek waar de verdachte de nacht van 2 op 3 maart 2022 heeft gewerkt. Aan deze inlog werd het nummer “ [accountnaam 2] ” gekoppeld en dit nummer bleef de gehele nachtdienst van de verdachte terugkomen bij elke opdracht die werd gegeven met het account van de verdachte.
Bij elke nieuwe inlog zou voornoemd VPD nummer zijn veranderd. In de nacht van 2 op 3 maart 2022 veranderde het nummer echter niet, wat inhoudt dat er voor de betrokken handelingen geen tweede inlog is geweest met het account van de verdachte.
Gelet op het voorgaande en de verklaring van de verdachte dat hij bij aanvang van zijn dienst op zijn werkplek heeft ingelogd op zijn ECT-account, concludeert de rechtbank dat het de verdachte is geweest die de handelingen ten aanzien van de betrokken bron- switch- en Trojaanse container heeft verricht. Een tweede inlog heeft immers niet plaatsgevonden.
Dat een andere werknemer op de werkplek van de verdachte de desbetreffende handelingen heeft verricht, op de momenten dat de verdachte van zijn werkplek was, wordt weersproken door de bewijsmiddelen. De handelingen waar het om gaat hebben gedurende de hele nacht plaatsgevonden en niet – zoals de verdediging stelt – in drie op zichzelf staande tijdsblokken. Dit betekent dat de verdachte, in het door de verdediging geschetste scenario, nagenoeg de gehele nachtdienst van zijn werkplek moet zijn geweest. Uit de verklaringen van de collega’s van de verdachte, die met hem die nacht in dezelfde werkruimte waren, volgt dat daarvan geen sprake is geweest. De verdachte heeft zelf gedurende de nacht achter zijn computer gezeten en is hoogstens weg geweest voor een kop koffie of toiletbezoek.
Dat een andere medewerker het account van de verdachte zou hebben ‘overgenomen’, zonder een tweede inlog, kan niet zonder dat de verdachte dit op zijn werkplek zou hebben opgemerkt en dat is niet gebleken.
Medeplegen
Door het, via het geautomatiseerde systeem van ECT, volgen en bij elkaar in de buurt brengen van de bron-, switch- en Trojaanse container en het onttrekken van de broncontainer aan douanecontrole, heeft de verdachte een wezenlijke en cruciale rol gehad bij het verder invoeren van de cocaïne door middel van de ‘switch-methode’. Door de containers in hetzelfde containerstack te plaatsen was het immers mogelijk voor de uithalers de cocaïne van de broncontainer naar de switchcontainer te verplaatsen.
Daarbij moet de verdachte gelet op de modus operandi nauw en bewust hebben samengewerkt met een ander of anderen, zoals een persoon of personen die de cocaïne naar Nederland hebben laten vervoeren.
Opzet
Met betrekking tot het verweer dat de verdachte geen opzet had op de invoer van cocaïne, dat hij niet wist of kon weten dat het om cocaïne ging, wordt het volgende opgemerkt.
De verdachte heeft de containers waar het in deze zaak om gaat in de gaten gehouden en ervoor gezorgd dat deze bij elkaar werden geplaatst. Dit is geen gebruikelijke gang van zaken en kan geen ander doel hebben gehad dan dat de broncontainer niet gecontroleerd zou worden en dat illegale goederen uit die broncontainer via de switchcontainer onopgemerkt van het haventerrein naar elders zouden kunnen worden gebracht. De verdachte heeft hieraan bewust meegewerkt.
De broncontainer was afkomstig uit Ecuador, Zuid Amerika. Het is een feit van algemene bekendheid dat de Rotterdamse haven een plek is waar op grote schaal via containers uit Zuid-Amerika cocaïne wordt binnengebracht. De verdachte werkte al geruime tijd bij ECT en dat bedrijf en zijn medewerkers zijn bij uitstek bekend met het risico dat via containers cocaïne wordt ingevoerd in de Rotterdamse haven.
Er was dus een aanmerkelijke kans dat de illegale goederen die vanuit de containers vanaf het haventerrein moesten worden gebracht cocaïne betrof. De verdachte moet dit hebben geweten en heeft door niettemin te handelen zoals hij heeft gedaan die kans welbewust aanvaard. Er is dus minst genomen sprake van voorwaardelijk opzet
De gevoerde verweren worden verworpen.