Op 17 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, [naam moeder] en [naam vader], belast zijn met het ouderlijk gezag over de kinderen, die momenteel bij hun grootmoeder moederszijde verblijven. De kinderrechter heeft eerder, op 9 april 2024, de ondertoezichtstelling verlengd tot 10 januari 2025 en op 31 oktober 2024 een machtiging verleend voor uithuisplaatsing tot dezelfde datum.
De gecertificeerde instelling heeft op 11 november 2024 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing met zes maanden te verlengen. Tijdens de zitting op 17 december 2024, die met gesloten deuren plaatsvond, waren de moeder en de grootmoeder telefonisch aanwezig, terwijl de vader niet verscheen. De kinderrechter heeft de zorgen over de kinderen, waaronder de verlatingsangst van [voornaam minderjarige 2], meegewogen in zijn oordeel.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd tot 10 juli 2025.