ECLI:NL:RBROT:2024:13485

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
C/10/689083 / JE RK 24-2440
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 17 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, [naam moeder] en [naam vader], belast zijn met het ouderlijk gezag over de kinderen, die momenteel bij hun grootmoeder moederszijde verblijven. De kinderrechter heeft eerder, op 9 april 2024, de ondertoezichtstelling verlengd tot 10 januari 2025 en op 31 oktober 2024 een machtiging verleend voor uithuisplaatsing tot dezelfde datum.

De gecertificeerde instelling heeft op 11 november 2024 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing met zes maanden te verlengen. Tijdens de zitting op 17 december 2024, die met gesloten deuren plaatsvond, waren de moeder en de grootmoeder telefonisch aanwezig, terwijl de vader niet verscheen. De kinderrechter heeft de zorgen over de kinderen, waaronder de verlatingsangst van [voornaam minderjarige 2], meegewogen in zijn oordeel.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd tot 10 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/689083 / JE RK 24-2440
Datum uitspraak: 17 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2020 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2020 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[grootmoeder mz],
hierna te noemen de grootmoeder moederszijde (hierna mz), wonende in [woonplaats 3] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 11 november 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, die telefonisch aan de zitting heeft deelgenomen;
  • de grootmoeder mz, die telefonisch aan de zitting heeft deelgenomen;
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [persoon A] .
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven bij de grootmoeder mz.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 april 2024 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 10 januari 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 31 oktober 2024 een machtiging verleend [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de grootmoeder mz tot 10 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden. Ook verzoekt de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij de grootmoeder mz te verlengen voor de duur van zes maanden. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter zitting heeft de GI het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven inmiddels een geruime tijd bij hun grootmoeder mz en hebben contact met de vader en de moeder. De vader bezoekt de kinderen bij de grootmoeder vaderszijde en deze bezoeken worden begeleid door Agathos. De moeder bezoekt de kinderen bij de grootmoeder mz. Het perspectief van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ligt momenteel bij de grootmoeder mz. Uiteindelijk zal er worden toegewerkt naar een gedeeld opvoederschap tussen de ouders en de grootmoeder mz. Inmiddels is pleegzorg betrokken. Ook zal er worden gekeken naar een overdracht naar het vrijwillig kader.

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
De moeder heeft ter zitting (telefonisch) het volgende meegedeeld. De moeder verzet zich niet tegen het verzoek van de GI. Het gaat goed met de moeder en zij is blij dat zij haar kinderen kan zien. De moeder hoopt in de toekomst dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij haar kunnen worden teruggeplaatst.

5.De informant

5.1.
De grootmoeder mz heeft ter zitting (telefonisch) het volgende aangegeven. Zij voert geen verweer tegen het verzoek van de GI. Hoewel het goed gaat met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij de grootmoeder mz, zijn er nog steeds zorgen. [voornaam minderjarige 2] heeft last van verlatingsangst. Als [voornaam minderjarige 2] hier last van krijgt, dan kalmeert de grootmoeder mz haar. Om het weekend gaan [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] naar de grootmoeder vz en dan vinden de bezoeken tussen de vader en de kinderen plaats. De moeder ziet [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] elke woensdagmiddag voor de duur van één uur. De opvoeding van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] valt de grootmoeder mz zwaar. De grootmoeder mz hoopt dat de band tussen de ouders wordt hersteld, zodat de ouders de zorg- en opvoedingstaken uiteindelijk weer op zich kunnen nemen. Daarnaast hoopt de grootmoeder mz dat de financiering van pleegzorg goed geregeld wordt, alvorens er wordt toegewerkt naar een overdracht in het vrijwillig kader.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling. [1] Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [2]
6.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de zorgen over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] nog altijd aanwezig zijn. Hoewel het beter lijkt te gaan met de moeder, kampen zij en de vader met persoonlijke problematiek waardoor zij niet volledig beschikbaar zijn voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Bovendien kampt [voornaam minderjarige 2] met verlatingsangst. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven inmiddels enige tijd bij de grootmoeder mz en hier gaat het naar omstandigheden goed.
6.3.
De komende periode is het van belang dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij de grootmoeder mz verblijven. Hiermee blijft de continuïteit en veiligheid gewaarborgd. Voor nu ligt het perspectief bij de grootmoeder mz. Het is belangrijk dat de bezoeken door de ouders worden voortgezet. Daarnaast is het van belang dat er wordt gekeken of hulpverlening nodig is voor [voornaam minderjarige 2] .
6.4.
De grootmoeder mz heeft te kennen gegeven de insteek van de GI, te weten overdracht naar het vrijwillig kader, niet volledig te delen omdat de grootmoeder mz behoefte heeft aan de ondersteuning vanuit pleegzorg. Hoewel het positief is dat overdracht naar het vrijwillig kader wordt overwogen is het belangrijk dat de GI hierover (en de gevolgen van een dergelijke overdracht) met de ouders en de grootmoeder mz in gesprek gaat.
6.5.
De kinderrechter verlengt, zoals onweersproken, de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij de grootmoeder mz voor de duur van zes maanden, te weten tot 10 juli 2025.
6.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 10 juli 2025;
7.2.
verlengt een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij de grootmoeder mz met ingang van tot 10 juli 2025;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 8 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:265b, eerste lid, BW.