ECLI:NL:RBROT:2024:13528

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
10-071637-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van vuurwapens en munitie met vrijspraak voor gewapende overval

Op 13 september 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van drie vuurwapens (twee revolvers en een alarmpistool) en munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging van medeplegen van en medeplichtigheid aan een gewapende overval op een juwelierszaak, omdat niet voldaan was aan het bewijsminimum. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet voldoende betrokken was bij de overval en dat zijn rol niet groot genoeg was om te spreken van medeplegen of medeplichtigheid. De verdachte had de tassen met vuurwapens en munitie in de woning van zijn oma bewaard, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet wist dat deze tassen criminele inhoud hadden. De rechtbank heeft ook overwogen dat het jeugdstrafrecht niet van toepassing was, gezien de leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder meldplicht bij de reclassering en meewerken aan behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-071637-24
Datum uitspraak: 13 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] , [postcode] te [plaats 1] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsvrouw mr. K. Kuster, advocaat te Rotterdam, namens mr. L. Huigsloot.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Verhoeven-Ivankovic heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, meewerken aan ambulante behandeling, een locatieverbod in de gemeente Schiedam, een locatiegebod op de [adres 1] te [plaats 1] , een contactverbod met de medeverdachten, meewerken aan dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak (feit 1)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Feit 1 primair kan wettig en overtuigend worden bewezen. Vast staat dat de juwelier door drie gewapende mannen is overvallen. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte één van deze drie mannen ín de juwelier is geweest. Wel blijkt uit het dossier dat de verdachte diezelfde dag in de auto heeft gereden die voorafgaand aan en direct na afloop van de overval is gezien in de buurt van de juwelier. Anderhalf uur na de overval stapt de verdachte uit deze auto aan de bestuurderskant. Bij aanhouding draagt de verdachte een sleutel bij zich, die past op de afgesloten kast in de woning van de oma van verdachte. In die kast worden twee plastic tassen aangetroffen met daarin drie vuurwapens en diverse kledingstukken, die overeenkomen met de kleding die de overvallers droegen. In de logeerkamer wordt een rugzak aangetroffen met daarin de gestolen sieraden en een sleutelbos die toegang geeft tot de woning. De voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten is voldoende vast komen te staan, gelet op de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol van de verdachte.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft verklaard dat twee jongens de auto die dag van hem hadden geleend. Deze jongens kwamen met veel adrenaline terug met de auto, waarna de verdachte de twee plastic tassen van hen overhandigd kreeg met het verzoek deze even voor hen te bewaren. Toen de verdachte vroeg wat er in de tassen zat en erin wilde kijken, werd hem verteld ‘dat wil je niet weten’. Vervolgens heeft de verdachte de tassen in de woning van zijn oma bewaard. De verdachte verklaart niet te weten hoe de rugzak met de sieraden in de woning terecht is gekomen.
Hoewel het bedenkelijk is dat de tassen met kleding en vuurwapens van de overvallers en de buitgemaakte sieraden in de woning van de oma van de verdachte zijn aangetroffen, kan op basis daarvan niet worden vastgesteld dat de verdachte heeft deelgenomen aan de gewapende overval. Op basis van het dossier kan alleen worden vastgesteld dat de verdachte de auto eerder op de dag heeft uitgeleend aan twee jongens die vaag deden over wat ze met de auto gingen doen. Bij terugkomst heeft de verdachte tassen voor hen bewaard. Tassen waarvan de verdachte duidelijk was dat de inhoud een criminele herkomst had. Dit is evenwel onvoldoende om de verdachte als medepleger van de overval aan te merken. De verdachte zal dan ook van het onder 1 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Door tassen in bewaring te nemen, terwijl de verdachte er op dat moment mee bekend raakte dat de inhoud aan strafbare feiten te relateren was, heeft de verdachte het opzet gehad om zijn medeverdachten behulpzaam te zijn nadat zij de overval op de juwelier hadden gepleegd. Voor medeplichtigheid is echter in beginsel vereist dat de medeplichtige voorafgaand of gelijktijdig aan de overval behulpzaam is aan de daders. De behulpzaamheid van de verdachte na de overval kan dus in beginsel niet tot medeplichtigheid leiden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die dat in dit geval anders maken.
Bovendien kan niet worden vastgesteld dat de verdachte van tevoren wist wat de medeverdachten van plan waren of nadien wist wat zij hadden gedaan. Meer in het bijzonder kan niet worden vastgesteld dat de verdachte die wetenschap had op het moment dat hij de auto eerder op de dag aan de twee jongens uitleende. Dat zij vaag deden over wat zij met de auto gingen doen, is onvoldoende om zulke wetenschap bij de verdachte uit af te kunnen leiden. Er is dus geen sprake van dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij een bijdrage zou leveren aan de gewapende overval die door de medeverdachten is gepleegd. De verdachte is ook daarom niet medeplichtig aan de gewapende overval.
4.1.3.
Conclusie
Al met al bevat dit dossier feiten en omstandigheden die erop zouden kunnen duiden dat de verdachte op 29 februari 2024 een rol heeft gespeeld bij de gewapende overval van de juwelier. Die rol is echter onvoldoende groot geweest om te komen tot wettig en overtuigend bewijs van medeplegen van of medeplichtigheid aan de gewelddadige beroving.
Op grond van het bovenstaande zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.
4.2.
Bewijswaardering (feiten 2 en 3)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft verklaard dat hij de plastic tassen, waarin de drie vuurwapens zijn aangetroffen, heeft aangenomen en in de woning van zijn oma heeft gezet. Hij heeft verklaard dat hij niet wist dat er vuurwapens in de tassen zaten.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.2.
Beoordeling
De drie vuurwapens en de munitie zijn aangetroffen in twee plastic tassen die de verdachte in de woning van zijn oma heeft neergezet. De verdachte heeft verklaard de tassen in een kast te hebben gezet en deze te hebben afgesloten. Bij aanhouding droeg verdachte de sleutel van deze kast bij zich. De verdachte heeft verklaard dat hij de twee plastic tassen onder lichte dwang heeft aangepakt van de twee jongens aan wie hij de auto had uitgeleend en dat zij hem hadden gezegd dat hij deze tassen moest bewaren en dat zij voorts hadden gezegd dat hij niet wilde weten wat hierin zat. Dezelfde twee jongens hadden een maand eerder vuurwapens getoond aan de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat hij bij het aannemen van de tassen vermoedde dat de jongens ‘iets fout hadden gedaan’, gelet op hun hoge adrenaline. Onder deze omstandigheden heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat in de tassen vuurwapens zouden zitten. Door vervolgens de tassen in een gangkast in de woning van zijn oma te bewaren en zelf over de sleutel van de kast te beschikken, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het voorhanden hebben van de vuurwapens en de munitie.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte op 29 februari 2024 drie vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad.
4.3.
Bewezenverklaring (feiten 2 en 3)
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2
hij op 29 februari 2024 te Schiedam, meerdere wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten vuurwapens in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van meerdere revolvers van het merk BBM, model Olympic 38 met kaliber .22LR en
voor die vuurwapens geschikte munitie in de zin van art. 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten drie kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
3
hij op 29 februari 2024 te Schiedam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarm- c.q. startpistool, voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
t.a.v. feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III van die wet, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
t.a.v. feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III van die wet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee revolvers, een alarmpistool en bijbehorende kogelpatronen.
Het onbevoegd voorhanden hebben van dergelijke vuurwapens en bijbehorende munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bezit van vuurwapens regelmatig tot het gebruik daarvan leidt, met alle risico's van dien voor betrokkenen en voor toevallig aanwezige derden. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en munitie.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 juni 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering acht het sociaal netwerk van de verdachte delictgerelateerd. Er is sprake van omgang met een (deels) negatief sociaal netwerk. De verdachte heeft problematische vrijetijdsbesteding doordat hij veel op straat hangt met leeftijdsgenoten. Het ontbreken van een structurele dagbesteding vormt een risicofactor voor betrokkene. De reclassering acht daarom het meewerken aan het vinden van een dagbesteding dan wel schoolgang noodzakelijk. De reclassering acht het meewerken aan middelencontrole wenselijk om een beter beeld te krijgen van zijn middelengebruik, nu de verdachte in de P.I. [naam PI] bij binnenkomst een positieve urinecontrole had op cannabisgebruik.
Op het gebied van zijn psychosociaal functioneren is op dit moment te weinig informatie bekend. De reclassering acht het van belang dat middels verdiepingsdiagnostiek gekeken wordt of ambulante behandeling en/of begeleiding nodig wordt bevonden.
De verdachte staat ingeschreven op de [adres 1] te [plaats 1] , waar zijn moeder, stiefvader en twee zusjes wonen. Ten tijde van het tenlastegelegde was hij veelal te vinden bij zijn oma in Schiedam. De bewezenverklaarde feiten hebben eveneens in Schiedam plaatsgevonden en de verdachte heeft bevestigd dat een deel van zijn sociale netwerk zich bevindt in Schiedam. De reclassering adviseert, in ieder geval vanwege het negatieve sociale netwerk in Schiedam, een locatieverbod voor de gehele plaats. De verdachte heeft verklaard dit na te zullen leven.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, door middel van een strak kader en duidelijke afspraken die gemonitord worden met Elektronische Monitoring (EM).
De reclassering adviseert bovendien het volwassenenstrafrecht toe te passen. Er is momenteel geen schoolgang en de verdachte organiseert zijn eigen gedrag. Hij lijkt gezien de huidige informatie geen actieve deelname te hebben in het gezin, waardoor het ontbreekt aan pedagogische beïnvloeding. Ondanks dat de situatie na detentie lijkt te veranderen, omdat de verdachte weer bij zijn moeder gaat wonen en schoolgang zal worden voortgezet, acht de reclassering dit niet dusdanig van invloed op het advies. Er is geen sprake van licht verstandelijke beperking en de verdachte vertoont niet kinderlijker gedrag dan men gezien zijn kalenderleeftijd zou verwachten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Door de raadsvrouw is verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank ziet hier geen aanleiding toe, gelet op het duidelijk gemotiveerde advies van de reclassering. Gebleken is dat de verdachte niet laagbegaafd is. Het enkele feit dat de verdachte pas drie maanden de leeftijd van 18 jaar had bereikt op de datum waarop hij de wapens voorhanden had, maakt niet dat daarom het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. Er zijn geen andere omstandigheden gebleken waaruit volgt dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast.
Door de officier van justitie is geëist een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank zal hiervan afwijken nu zij de verdachte integraal vrijspreekt van feit 1.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels onvoorwaardelijke) gevangenisstraf.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten mee te werken aan elektronische monitoring, een locatiegebod en een contactverbod met de medeverdachten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Voorlopige hechtenis

Het bevel tot voorlopige hechtenis is wegens het bedoelde in artikel 67, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering op 3 september 2024 opgeheven. Deze opheffing is op genoemde datum in een aparte beslissing neergelegd.

9.Vorderingen benadeelde partijen

9.1.
Benadeelde partijen
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 35.000,- aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft in haar vordering geen bedragen ter hoogte waarvan de materiële en/of immateriële schade zou moeten worden toegewezen.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde 3] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3543,85 aan materiële schade.
9.2.
Beoordeling
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde feit.
9.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoedingen geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 55 van de Wet Wapens en Munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat:
de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
stelt als bijzondere voorwaarden dat:
1. de veroordeelde zich meldt binnen drie dagen na heden bij Reclassering Fivoor op het adres [adres 2] te [plaats 2] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde meewerkt aan verdiepingsdiagnostiek en zich laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start indien uit de verdiepingsdiagnostiek blijkt dat dit nodig is. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zich niet zal bevinden in de gemeente Schiedam, gekaderd binnen: [gebied locatieverbod] (zie afbeelding in de bijlage III), gedurende twee jaren na heden, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen;
4. de veroordeelde zal verblijven op het adres [adres 1] , [postcode] te [plaats 1] , gedurende twee jaren na heden, of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Een ander verblijfsadres is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft;
5. de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk en/of een opleiding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
6. de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. de Veld, voorzitter,
en mrs. J.T.P. Pot en S.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.D. Bijl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 13 september 2024.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 29 februari 2024 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
uit het (winkel)pand van juwelier [naam juwelier] , gelegen op/aan de [adres juwelier] ,
- meerdere, althans een, horloge(s) en/of
- meerdere, althans een, armband(en) en/of
- meerdere, althans een, ketting(en),
in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan juwelier [naam juwelier] en/of [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en/of [naam 1] en/of [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- meerdere, althans een, vuurwapen(s), althans op vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en), te tonen aan en/of te richten op voornoemde [benadeelde 1] en/of voornoemde [naam 1] en/of voornoemde [naam 2] en/of
- aan voornoemde [benadeelde 1] en/of voornoemde [naam 1] en/of voornoemde [naam 2] de dreigende woorden toe te voegen: "Ga naar achter, ga naar achter" en/of "Het is klaar nu, telefoons inleveren", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- voornoemde [benadeelde 1] en/of voornoemde [naam 1] en/of voornoemde [naam 2] te dwingen om op de grond te liggen en/of op hun knieën te gaan zitten en/of
- met een hamer, althans een hard voorwerp, meerdere vitrines in voornoemd
(winkel)pand kapot te slaan en/of
- uit de kapotgeslagen vitrines en/of tableaus sieraden weg te pakken/nemen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam 3] , [naam 4] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 29 februari 2024 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit het (winkel)pand van juwelier [naam juwelier] , gelegen op/aan de [adres juwelier] ,
meerdere horloge(s) en/of meerdere armband(en) en/of meerdere ketting(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan juwelier [naam juwelier] en/of [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander dan aan die [naam 3] , [naam 4] en/of de onbekend gebleven persoon/personen en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [naam 1] en/of [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door
- meerdere, althans een, vuurwapen(s), althans op vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en), te tonen aan en/of te richten op voornoemde [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [naam 1] en/of [naam 2] ,
- aan voornoemde [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [naam 1] en/of [naam 2] (dreigend) de woorden toe te voegen: "Ga naar achter, ga naar achter" en/of "Het is klaar nu, telefoons inleveren", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- voornoemde [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [naam 1] en/of [naam 2] te dwingen om op de grond te liggen en/of op hun knieën te gaan zitten,
- met een hamer, althans een hard voorwerp, meerdere vitrines in voornoemd (winkel)pand kapot te slaan, en/of
- uit de kapotgeslagen vitrines en/of tableaus sieraden weg te pakken/nemen, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 29 februari 2024 te Schiedam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- een auto te lenen en/of in die auto voornoemde [naam 3] en [naam 4] en een onbekend gebleven persoon te vervoeren naar en van (de nabijheid van) de plaats van het misdrijf en/of
- een of meerdere tassen met daarin de buit, een of meerdere (vuur)wapens en/of bij de diefstal gebruikte kleding te bewaren en/of te verbergen in de woning van zijn, verdachtes, oma;
2
hij op of omstreeks 29 februari 2024 te Schiedam, meerdere, althans een, wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten (een) vuurwapen(s) in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van meerdere, althans een, revolver(s) van het merk BBM, model Olympic 38 met kaliber .22LR en/of
(voor dat/die vuurwapen(s) geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten drie, althans een of meerdere, kogelpatro(o)n(en), voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 29 februari 2024 te Schiedam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarm- c.q. startpistool, voorhanden heeft gehad.