ECLI:NL:RBROT:2024:13534

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
83/050949-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep van bestuurder voor belastingfraude en valsheid in geschrift

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van belastingfraude en valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in 1957 en ingeschreven op een adres in Nederland, werd bijgestaan door raadsman T. Venneman. De officier van justitie, mr. V.E. Broeders, had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 16 maanden op, met een ontzetting van 5 jaar uit het recht tot uitoefening van het beroep van bestuurder van een rechtspersoon.

De zaak kwam voort uit het feit dat de verdachte feitelijke leiding had gegeven aan het opzettelijk onvolledig en onjuist doen van aangiften omzetbelasting, valsheid in geschrift en het voorhanden hebben van valse geschriften. De rechtbank oordeelde dat er wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte betrokken was bij het indienen van valse aangiften en het opmaken van valse documenten, wat leidde tot een fiscaal nadeel van € 378.000,-. De verdachte had zich gedurende een periode van acht maanden schuldig gemaakt aan deze feiten, waarbij hij gebruik maakte van zijn positie als belastingadviseur om jonge ondernemers te misleiden.

De rechtbank weegt in haar beslissing de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, maar deze werden niet in negatieve zin meegewogen bij de strafbepaling. De rechtbank besloot tot een gevangenisstraf van 16 maanden, rekening houdend met de schending van de redelijke termijn van berechting, en legde daarnaast een beroepsverbod op voor 5 jaar. De uitspraak zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/050949-22
Datum uitspraak: 24 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1957,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [plaats] ,
raadsman T. Venneman, advocaat te ’s-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. V.E. Broeders heeft gevorderd tot:
  • bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest;
  • ontzetting uit het recht tot uitoefening van het beroep van bestuurder en aandeelhouder van een vennootschap voor de duur van 5 jaren;
  • publicatie van het vonnis op niet-geanonimiseerde wijze op rechtspraak.nl.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak van het onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde bepleit. De verdachte is niet betrokken geweest bij het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting voor de bedrijven genoemd in de tenlastelegging en dat hij of [bedrijf 1] B.V. (hierna [bedrijf 1] ) niet de boekhouding voor die bedrijven heeft gevoerd.
De medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna De medeverdachte [medeverdachte 1] ) veegt zijn eigen straatje schoon en schuift de schuld in de schoenen van de verdachte. De medeverdachte [medeverdachte 1] spoorde personen aan om een B.V. op te richten en nam deze personen mee naar de verdachte die hen enkel in algemene zin en vrijblijvend hierover heeft geadviseerd. Wel heeft de verdachte met [medeverdachte 2] (eigenaar [bedrijf 2] B.V.) en [persoon A] (eigenaar [bedrijf 3] B.V.) afgesproken dat tegen een geringe vergoeding het pand aan de [straat] in [plaats] als postadres voor hun vennootschappen mocht worden gebruikt. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (eigenaar [bedrijf 4] B.V.) stonden vrijwel enkel met medeverdachte [medeverdachte 1] in contact en vernamen enkel de naam van de verdachte van hem. De verdachte heeft nooit gesproken met die [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] over de boekhouding of over het doen van aangifte van omzetbelasting en verzoekt de rechtbank, de rechtbank begrijpt: voorwaardelijk, deze personen als getuigen te horen indien de rechtbank op grond van hun verklaringen oordeelt dat de verdachte de boekhouding en valse aangiftes van hun bedrijven heeft gedaan.
Voorts hebben de medeverdachte [medeverdachte 1] en/of anderen het e-mailadres van [bedrijf 1] misbruikt voor het indienen aangiften omzetbelastingen op naam van de in de tenlastegelegde genoemde B.V.‘s. Ook wijzen de daarbij gebruikte IP-adressen niet concreet naar de verdachte. De huurders van het pand aan de [straat] en de verdachte, die daar regelmatig op bezoek was, hebben allemaal gebruik gemaakt van hetzelfde internet. De gegevens op de iPhone 5 en de Sitecom-USB-disk (hierna gegevensdragers) zijn niet van de verdachte. De verdachte had deze gegevensdragers aangetroffen in een tas tijdens het leegruimen van het door de vader van de medeverdachte [medeverdachte 1] gehuurde pand aan de [straat] in [plaats] in verband met huurachterstand. Er is tegen de verdachte gezegd dat hij de spullen onder zich kon houden. De verdachte heeft de gegevensdragers uit dit pand mee naar huis genomen. Tot slot waren de berichten op de iPhone 12 niet volledig en er blijkt ook niet welk e-mailadres is gebruikt.
De verdachte ontkent verder dat hij betrokken is geweest bij het indienen van de valse aanvraag Tegemoetkoming in de Vaste Lasten 4e kwartaal 2020 (hierna TVL-aanvraag) op naam van [bedrijf 1] bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna de RVO) op 6 december 2020. De verdachte was op 6 december 2020 geen bestuurder meer van de B.V., had geen eHerkenning gebruikt en weet niet wat er precies is gebeurd. De naam van de verdachte wordt niet genoemd en er wordt gebruik gemaakt van een emailadres: [email 1] . dat niet bij de verdachte in gebruik is.
4.1.2.
Beoordeling
Ten aanzien van de tenlastegelegde feiten onder 1 primair, 2 en 5:
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [persoon B] via de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ontmoet. De lezing van een vrijblijvend advies die de verdachte aan die ontmoeting geeft en dat hij verder geen enkele rol had bij de verdere oprichting van de betrokken B.V.’s, anders dan uitleggen wat er komt kijken bij het oprichten van een B.V. en eventueel verwijzen naar een notaris, wordt weersproken door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 2] heeft onder meer verklaard dat de verdachte alles zou regelen, dat de verdachte een afspraak had gemaakt bij de notaris, dat hij hem hiervoor het adres had geappt en dat de verdachte de administratie verzorgde. [medeverdachte 3] heeft onder meer verklaard dat hij tijdens een ontmoeting met de verdachte in het pand aan de [straat] in [plaats] een kopie van zijn identiteitsbewijs had achtergelaten en dat hij, voordat hij naar de notaris ging, eerst een ontmoeting had met de verdachte in zijn personenauto. De verdachte had tijdens een rondje rijden in Rijswijk papieren bij zich en vertelde hem wat hij moest zeggen bij de notaris.
Voorts blijkt uit ambtsedige verklaringen van de Belastingdienst dat bij zes vennootschappen uit de tenlastelegging de aangiften omzetbelasting zijn gedaan met het
e-mailadres van [bedrijf 1] ( [email 2] ) en dat bij elke vennootschap uit de tenlastelegging hierbij twee IP-adressen: [ip-adres 1] en [ip-adres 2] zijn gebruikt, van welke IP-adressen ook [bedrijf 1] en de verdachte belastingaangiften hebben ingediend bij de Belastingdienst.
Uit ambtshandeling AMB-042 blijkt dat één van deze twee IP-adressen een T-Mobile thuis abonnement betreft dat was gekoppeld aan de verdachte met als adres de [adres] te [plaats] , te weten het woonadres van de verdachte. Daar komt nog bij dat het contract van T-Mobile ook is aangetroffen op de bij de verdachte thuis aangetroffen USB-disk in de map “ [naam map] ”. Dat de verdachte dit “thuis” abonnement op een ander adres dan zijn thuisadres zou hebben afgesloten, zoals door hem is betoogd, volgt niet uit het dossier en de verdachte heeft nagelaten dit scenario verder te onderbouwen, wat vrij eenvoudig had gekund. Dit scenario is daarom niet aannemelijk. Het betreft een internetabonnement van de verdachte thuis, op de [adres] . Dat iemand anders vanaf het thuisadres van de verdachte belastingaangiftes zou hebben gedaan, stelt de verdachte niet en blijkt verder nergens uit.
Dat de in de woning van de verdachte aangetroffen gegevensdragers niet van hem zijn maar van de medeverdachte [medeverdachte 1] , in het bijzonder de USB-disk, is eveneens ongeloofwaardig. De verdachte is pas eerst ter terechtzitting met die verklaring gekomen en die verklaring wordt bovendien ontkracht door het feit dat op die USB-disk onder andere voormeld TMobile contract is aangetroffen, maar ook facturen van [bedrijf 1] , het bedrijf van de verdachte waar medeverdachte [medeverdachte 1] niets mee van doen had.
Op die USB-disk zijn onder meer stukken aangetroffen voor de op de tenlastelegging genoemde aangiftes omzetbelasting van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] . Dat de verdachte die aangiftes in zijn bezit had, strookt niet met zijn eigen verklaring.
En ook de bij de verdachte aangetroffen iPhone 12 is te koppelen aan de tenlastegelegde feiten. Op deze telefoon staan e-mailberichten met bijlagen tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] in de periode van 3 augustus 2020 tot en met 10 maart 2021 die betrekking hadden op de teruggave omzetbelasting, oprichtingsaktes van de betreffende vennootschappen, een volmacht en uittreksels uit de Kamer van Koophandel ten aanzien van de onder 1 tenlastegelegde genoemde vennootschappen.
Zelfs los bezien van de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] is er daarom een grote hoeveelheid bewijs dat het de verdachte was, c.q. [bedrijf 1] waaraan hij blijkens de bewijsmiddelen feitelijk leiding gaf, die de valse aangiften op de tenlastelegging deed.
Voorwaardelijk getuigenverzoek
De rechtbank acht het voorwaardelijk op de terechtzitting gedaan verzoek van de verdediging om de bovengenoemde medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] te horen als getuigen niet noodzakelijk en wijst dit verzoek af. De verklaringen van de medeverdachten
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn in het geheel niet het enige of beslissende bewijs (‘sole and decisive’) en vinden meer dan voldoende steun in de overige bewijsmiddelen.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het vorenoverwogene en het bewijsmiddelen tot het oordeel dat er wettig en overtuigend bewijs is ten aanzien van het tenlastegelegde onder 1 primair, 2 en 5.
Ten aanzien van de tenlastegelegde feiten onder 3 primair en 4 primair:
Uit het dossier blijkt dat de bovengenoemde TVL-aanvraag op naam van [bedrijf 1] met de daarbij behorende bijlagen is verstuurd door middel van het inlogmiddel eHerkenning voor ondernemingen. Dit is persoonsgebonden en het is niet de bedoeling dat deze wordt gedeeld of overgedragen, vergelijkbaar met een DigiD. Wel kan, net zoals bij een DigiD, een volmacht aan een derde worden gegeven die dan met zijn eigen account handelingen voor de onderneming kan verrichten.
Uit de gegevens van de eHerkenningleverancier (KNP) blijkt dat de in de tenlastelegging genoemde TVL-aanvraag is gedaan met de inloggegevens van de verdachte, met zijn telefoonnummer [telefoonnummer] ) en het emailadres van [bedrijf 1] ( [email 2] ). Het voorgaande levert op zichzelf bezien voldoende bewijs op dat het de verdachte is geweest die deze aanvraag heeft gedaan.
De verdachte heeft evenwel een alternatief scenario geschetst, namelijk dat hij wél zijn inloggegevens aan een ander had verstrekt en dat die persoon de aangifte heeft gedaan. Dit door de verdachte geschetste scenario vindt evenwel geen enkele steun in het strafdossier en evenmin is door de verdachte aannemelijk gemaakt. Om een ander die handelingen te laten verrichten had hij, normaliter, een derde kunnen machtigen. Dat heeft hij niet gedaan. En uit de verklaring van de verdachte volgt ook niet wie en of met welk doel een ander TVL-gelden zou aanvragen die terecht zouden komen bij [bedrijf 1] , het bedrijf waar de verdachte, blijkens de bewijsmiddelen, de feitelijk leidinggevende van was. Het door de verdachte geschetste scenario is daarom niet aannemelijk geworden.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de verdachte de bovengenoemde TVL met bijlagen heeft ingediend bij de RVO en dat het ook niet anders kan zijn dat hij stukken in de bijlagen vals heeft opgemaakt.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande en de bewijsmiddelen in het dossier dat er wettig en overtuigend bewijs is ten aanzien van het onder 3 primair en 4 primair ten laste gelegde.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen. Bewezen is het onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 primair en 5 ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair:
1.
[bedrijf 1] B.V., op tijdstippen in of omstreeks 13 april 2020 tot en met 30 januari 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen (telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (digitale) aangiften voor de omzetbelasting ten name van
- [bedrijf 5] B.V. over het derde kwartaal van 2020 en/of
- [bedrijf 6] B.V. over het tweede kwartaal van 2020 en/of
- [bedrijf 7] B.V. over het derde kwartaal van 2020 en/of
- [bedrijf 4] B.V. over het eerste kwartaal van 2020
en/of het tweede kwartaal van 2020 en
- [bedrijf 2] B.V. over het eerste kwartaal van 2020
- [bedrijf 8] B.V. over het derde kwartaal van 2020 en
- [bedrijf 3] B.V. over het derde kwartaal van 2020 en- [bedrijf 9] B.V. over het vierde kwartaal van 2020
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan door (telkens) op de ingediende aangiften omzetbelasting een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting en/of voorbelasting en/of een onjuist bedrag voor aftrek in aanmerking komende omzetbelasting op te geven geheven terwijl die feiten (telkens) ertoe strekten dat te weinig belasting wordt geheven aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
Hij, op tijdstippen in of omstreeks 31 juli 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen (telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (digitale)
aangifte voor de omzetbelasting ten name van [bedrijf 2] B.V. over het tweede kwartaal van 2020 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, door op de ingediende aangiften omzetbelasting een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting en/of voorbelasting en/of een onjuist bedrag voor aftrek in aanmerking komende omzetbelasting op te geven
terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting wordt geheven;
3. primair:
[bedrijf 1] B.V. op tijdstippen op of omstreeks 18 januari 2020 tot en met 6 december 2020 in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
a. a) een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) over het vierde kwartaal van 2020 ten name van [bedrijf 1] B.V.
valselijk heeft opgemaakt, immers heeft zij, verdachte, valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid - op genoemde geschriften - zakelijk
weergeven - vermeld en/of doen vermelden:
ad a) dat de omzet over het vierde kwartaal van 2019 € 1.351.093,- bedroeg en de
aanvraag naar waarheid te hebben ingevuld en/of
zulks met het oogmerk om voormeld geschrift als echt en onvervalst
te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken aan welke bovenomschreven verboden gedraging verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
4 primair:
[bedrijf 1] B.V. op tijdstippen op of omstreeks 6 december 2020 in Nederland,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, doordat zij
a. a) een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) over het vierde kwartaal van 2020 ten name van [bedrijf 1] B.V. en
b) een aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2019 ten name van [bedrijf 1]
B.V. en
c) een BUNQ-transactieoverzicht van [bedrijf 1] B.V.
heeft opgestuurd naar Rijksdienst voor Ondernemend Nederland bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat in strijd met de waarheid - zakelijk weergeven - was vermeld
ad a) dat de omzet over het vierde kwartaal van 2019 € 1.351.093,- bedroeg en/of de aanvraag naar waarheid te hebben ingevuld en
ad b) dat de leveringen/diensten belast met hoog tarief en/of omzet € 1.351.093,- bedroeg(en) en/of de omzetbelasting € 283.729,- bedroeg en/of de voorbelasting
€ 205.266,- bedroeg en/of het totaal aan te betalen omzetbelasting € 78.463,- bedroeg
en
ad c) er op 18 januari 2020 een overboeking van € 78.463,- aan de Belastingdienst
heeft plaatsgevonden en/of op 18 januari 2018 een overboeking aan de Belastingdienst met omschrijving [omschrijving] heeft plaatsgevonden
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
5.
Hij, op 19 april 2022 te Rijswijk, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk valse geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een salarisspecificatie van [bedrijf 2] B.V. voor de heer [medeverdachte 3] d.d. 20 maart 2020 (en d.d. 17 april 2020 en d.d. 31 juli 2020
voorhanden heeft gehad, terwijl verdachte en/of zijn mededader wisten dat die geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als ware deze echt en onvervalst, en bestaande die valsheid hierin dat (telkens) in strijd met de waarheid was vermeld
dat de heer [medeverdachte 3] werkzaam was bij [bedrijf 2] B.V. en/of een bedrag van € 1.934,59 en € 2.102,76 is uitbetaald op
[bankrekening] en/of de heer [medeverdachte 3] een contract voor onbepaalde tijd had bij [bedrijf 2] B.V. en/of de heer [medeverdachte 3] per 24 februari 2020 en/of 1 juli 2020 in dienst was bij [bedrijf 2] B.V.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. primair:

medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de bovenomschreven gedraging, meermalen gepleegd;

2.
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven;
3. primair:

valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de bovenomschreven gedraging;

4. primair:

opzettelijk gebruik maken van een valse geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de bovenomschreven gedraging, meermalen gepleegd;

5.
medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten en omstandigheden waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van acht maanden meermalen schuldig gemaakt aan het medeplegen van feitelijke leidinggeven van omzetbelastingfraude.
De verdachte heeft met zijn deskundigheid als belastingadviseur misbruik gemaakt van beïnvloedbare jonge mannen, door op hun naam acht besloten vennootschappen te laten oprichten, waarbij bankrekeningen geopend werden. De verdachte heeft vervolgens als belastingadviseur opzettelijk onjuiste en onvolledige kwartaal aangiften omzetbelasting op naam van die acht besloten vennootschappen ingediend bij de Belastingdienst, waardoor er een fiscaal nadeel van € 378.000,- is ontstaan.
Voorts heeft de verdachte met zijn handelen de goede werking van het systeem van omzetbelasting belemmerd, omdat dit systeem gebaseerd is op het vertrouwen dat de ondernemer een juiste aangifte doet en op basis daarvan belasting afdraagt. Tevens heeft de verdachte door zijn handelen het algemeen vertrouwen in boekhoudkantoren c.q. belastingadviseurs geschaad.
Verder heeft de verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan het medeplegen van feitelijke leidinggeven aan valsheid in geschrift. De verdachte heeft op naam van [bedrijf 1] B.V. een vals aanvraagformulier Tegemoetkoming in de Vaste Lasten (hierna TVL-aanvraag) als voorschot bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna de RVO) ingediend. In de TVL-aanvraag werd een omzetverlies van meer dan 30%, (€ 1.141.000,-) gefingeerd, terwijl er in werkelijkheid bij [bedrijf 1] B.V. geen sprake was van omzet in die periode.
De verdachte heeft een vals Bunq- transactieoverzicht aan de RVO gestuurd ter onderbouwing van dit gefingeerde omzetverlies over het vierde kwartaal 2019. Het valse stuk vermeldt een betaling van € 78.000,- op 18 januari 2020. De RVO heeft op grond van deze gegevens een voorschot van € 90.000.- vastgesteld.
De verdachte heeft door zijn handelen op een grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de RVO in de voor veel ondernemers lastige coronatijd moest kunnen hebben.
Ook heeft de verdachte drie valse salarisspecificaties op naam van een [bedrijf 2] B.V. voorhanden gehad.
De verdachte heeft door het vervalsen van de bovengenoemde TVL-aanvraag, het indienen hiervan met de bovengenoemde valse aangifte omzetbelasting en transactieoverzicht, en het voorhanden van voornoemde valse salarisstroken, het vertrouwen in de juistheid van deze stukken ernstig geschaad. In het maatschappelijke en economische verkeer moet er vanuit kunnen worden gegaan dat dergelijke stukken naar waarheid zijn opgesteld.
De verdachte heeft zich laten leiden door economisch gewin en heeft zich niet bekommerd om de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor de maatschappij. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder in 2004 is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Gelet op de ouderdom van deze feiten wordt dit niet in negatieve zin in aanmerking genomen bij de strafbepaling.
7.4.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en op de hoogte van het benadelingsbedrag in de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken (hierna: LOVS) bij fraude.
De rechtbank komt op grond van de bewezenverklaarde feiten op een benadelingsbedrag van in totaal € 468.000,- (BTW-fraude € 378.000,- en TVL-fraude € 90.000,-). Bij dit fraudebedrag wordt in de LOVS een onvoorwaardelijk gevangenisstraf voorgesteld tussen 12 en 18 maanden.
Voorts neemt de rechtbank als strafvermeerderend in aanmerking de geraffineerde werkwijze van de verdachte door jongeren voor zijn karretje te spannen bij het plegen van de BTW-fraude en dat hij geen inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn handelen. De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden een passende straf is.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 19 april 2022, omdat de verdachte op dit datum in verzekering gesteld is. Tot aan dit vonnis is een periode van 33 maanden verstreken.
Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak 24 maanden. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden met 9 maanden. Daarom zal als compensatie een strafvermindering van 10% worden toegepast van de hoogte van de bovengenoemde op te leggen gevangenisstraf, hetgeen wordt afgerond op 2 maanden.
De rechtbank ziet in de aard en omvang van de fraudedelicten aanleiding om de verdachte te ontzetten uit de uitoefening van het beroep van (middellijk of onmiddellijk) bestuurder van rechtspersonen of een daarmee gelijkgestelde rechtspersoon. Hij heeft immers meermaals zijn positie als bestuurder misbruikt om ernstig strafbare feiten te plegen, hetgeen oplegging van een tijdelijk beroepsverbod van aanzienlijke duur rechtvaardigt. Daarmee wordt de samenleving beschermd tegen verder frauduleus handelen door de verdachte. Het verbod zal gelden voor de duur van vijf jaren.
De rechtbank wijst het gevorderde verbod af ten aanzien van het aandeelhouderschap van een rechtspersoon, omdat de enkele eigendom, het bezit of de houderschap van aandelen van een rechtspersoon een vermogensrecht is en geen beroep c.q. (beleidsbepalende) functie is als bedoeld in artikel 28 van het Wetboek van Strafrecht.
Tot slot zal de rechtbank om de maatschappij te beschermen bepalen dat deze uitspraak openbaar zal worden gemaakt door deze niet-geanonimiseerd te publiceren op rechtspraak.nl.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 28, 31, 36, 47, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 Algemene wet rijksbelastingen.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan en spreekt hem vrij van wat meer of anders ten laste is gelegd;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt als bijkomende straf op aan de verdachte, de
ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep van bestuurdervan een rechtspersoon en/of een daarmee gelijkgestelde vennootschap voor de duur van 5 (vijf) jaren;
legt als bijkomende straf op aan de verdachte, de
publicatie op niet-geanonimiseerde wijzevan het vonnis op rechtspraak.nl.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. C.M. Derijks en J.J. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 24 december 2024
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[bedrijf 1] B.V., op één of meer tijdstippen in of omstreeks 13 april 2020
tot en met 30 januari 2021 in Rijswijk en/of ’s-Gravenhage en/of Rotterdam en/of
Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en)
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale)
aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van
- [bedrijf 5] B.V. over het derde kwartaal van 2020 (DOC-039) en/of
- [bedrijf 6] B.V. over het tweede kwartaal van 2020 (AMB-003) en/of
- [bedrijf 7] B.V. over het derde kwartaal van 2020 (AMB-004) en/of
- [bedrijf 4] B.V. over het eerste kwartaal van 2020
(DOC-041) en/of het tweede kwartaal van 2020 (DOC-042) en/of
- [bedrijf 2] B.V. over het eerste kwartaal van 2020 (DOC-044 )
- [bedrijf 8] B.V. over het derde kwartaal van 2020 (DOC-040) en/of
- [bedrijf 3] B.V. over het derde kwartaal van 2020 (DOC-045) en/of
- [bedrijf 9] B.V. over het vierde kwartaal van 2020 (DOC-038)
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben
doen/laten doen, door
(telkens) op/in het/de ingeleverde/ingediende aangifte(n) omzetbelasting een
onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting en/of voorbelasting en/of een
onjuist bedrag voor aftrek in aanmerking komende omzetbelasting op te geven
terwijl die feiten (telkens) ertoe strekten dat te weinig belasting wordt geheven
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens)
opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en)
verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
(art 51 lid 2 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht, art 69 lid 2 Algemene wet inzake
rijksbelastingen)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
Hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks 13 april 2020 tot en met 30 januari
2021 in Rijswijk en/of ’s-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Apeldoorn, in elk geval
in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en)
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale)
aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van
- [bedrijf 5] B.V. over het derde kwartaal van 2020 (DOC-039) en/of
- [bedrijf 6] B.V. over het tweede kwartaal van 2020 (AMB-003) en/of
- [bedrijf 7] B.V. over het derde kwartaal van 2020 (AMB-004) en/of
- [bedrijf 4] B.V. over het eerste kwartaal van 2020
(DOC-041) en/of het tweede kwartaal van 2020 (DOC-042) en/of
- [bedrijf 2] B.V. over het eerste kwartaal van 2020 (DOC-044)
- [bedrijf 8] B.V. over het derde kwartaal van 2020 (DOC-040) en/of
- [bedrijf 3] B.V. over het derde kwartaal van 2020 (DOC-045) en/of
- [bedrijf 9] B.V. over het vierde kwartaal van 2020 (DOC-038)
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben
doen/laten doen, door
(telkens) op/in het/de ingeleverde/ingediende aangifte(n) omzetbelasting een
onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting en/of voorbelasting en/of een
onjuist bedrag voor aftrek in aanmerking komende omzetbelasting op te geven
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt
geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
(art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen)
2
Hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks 31 juli 2020 in Rijswijk en/of
’s-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en)
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale)
aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [bedrijf 2] B.V. over het
tweede kwartaal van 2020 (DOC-043)
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben
doen/laten doen, door
(telkens) op/in het/de ingeleverde/ingediende aangifte(n) omzetbelasting een
onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting en/of voorbelasting en/of een
onjuist bedrag voor aftrek in aanmerking komende omzetbelasting op te geven
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt
geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
(art 51 lid 2 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht, art 69 lid 2 Algemene wet inzake
rijksbelastingen)
3.
[bedrijf 1] B.V.
op één of meer tijdstippen op of omstreeks 18 januari 2020 tot en met 6 december
2020 te ’s-Gravenhage en/of Rijswijk en/of Rotterdam en/of Apeldoorn, in elk geval
in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans
eenmaal,
(een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen, te weten
a. a) een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) over het vierde kwartaal van
2020 ten name van [bedrijf 1] B.V. (DOC-020) en/of
b) een aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2019 ten name van [bedrijf 1]
B.V. (DOC-021) en/of
c)een BUNQ-transactieoverzicht van [bedrijf 1] B.V. (DOC-022)
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft
doen vervalsen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk –
immers opzettelijk in strijd met de waarheid – op genoemde geschriften – zakelijk
weergeven – vermeld en/of doen vermelden:
ad a) dat de omzet over het vierde kwartaal van 2019 € 1.351.093,- bedroeg en/of de
aanvraag naar waarheid te hebben ingevuld en/of
ad b) dat de leveringen/diensten belast met hoog tarief en/of omzet € 1.351.093,-
bedroeg(en) en/of de omzetbelasting € 283.729,- bedroeg en/of de voorbelasting €
205.266,- bedroeg en/of het totaal aan te betalen omzetbelasting € 78.463,- bedroeg
en/of
ad c) er op 18 januari 2020 een overboeking van € 78.463,- aan de Belastingdienst
heeft plaatsgevonden en/of op 18 januari 2018 een overboeking aan de
Belastingdienst met omschrijving [omschrijving] heeft plaatsgevonden
zulks (telkens) met het oogmerk om voormeld(e) geschrift(en) als echt en onvervalst
te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens)
opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en)
verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
(art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 51 lid 2 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
Hij, op één of meer tijdstippen op of omstreeks 18 januari 2020 tot en met 6
december 2020 te ’s-Gravenhage en/of Rijswijk en/of Rotterdam en/of Apeldoorn,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans
eenmaal,
(een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen, te weten
d) een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) over het vierde kwartaal van
2020 ten name van [bedrijf 1] B.V. (DOC-020) en/of
e) een aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2019 ten name van [bedrijf 1]
B.V. (DOC-021) en/of
f) een BUNQ-transactieoverzicht van [bedrijf 1] B.V. (DOC-022)
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft
doen vervalsen,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk –
immers opzettelijk in strijd met de waarheid – op genoemde geschriften – zakelijk
weergeven – vermeld en/of doen vermelden:
ad a) dat de omzet over het vierde kwartaal van 2019 € 1.351.093,- bedroeg en/of de
aanvraag naar waarheid te hebben ingevuld en/of
ad b) dat de leveringen/diensten belast met hoog tarief en/of omzet € 1.351.093,-
bedroeg(en) en/of de omzetbelasting € 283.729,- bedroeg en/of de voorbelasting €
205.266,- bedroeg en/of het totaal aan te betalen omzetbelasting € 78.463,- bedroeg
en/of
ad c) er op 18 januari 2020 een overboeking van € 78.463,- aan de Belastingdienst
heeft plaatsgevonden en/of op 18 januari 2018 een overboeking aan de
Belastingdienst met omschrijving [omschrijving] heeft plaatsgevonden
zulks (telkens) met het oogmerk om voormeld(e) geschrift(en) als echt en onvervalst
te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken.
(art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4.
[bedrijf 1] B.V.
op één of meer tijdstippen op of omstreeks 6 december 2020 te ’s-Gravenhage en/of
Rijswijk en/of Rotterdam en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans
eenmaal,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en)
dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
als ware deze echt en onvervalst, doordat zij en/of haar mededader(s)
a. a) een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) over het vierde kwartaal van
2020 ten name van [bedrijf 1] B.V. (DOC-020) en/of
b) een aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2019 ten name van [bedrijf 1]
B.V. (DOC-021) en/of
c) een BUNQ-transactieoverzicht van [bedrijf 1] B.V. (DOC-022)
heeft/hebben opgestuurd/ingestuurd naar/aan de Belastingdienst en/of de
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat in strijd met de waarheid –
zakelijk weergeven – was vermeld
ad a) dat de omzet over het vierde kwartaal van 2019 € 1.351.093,- bedroeg en/of de
aanvraag naar waarheid te hebben ingevuld en/of
ad b) dat de leveringen/diensten belast met hoog tarief en/of omzet € 1.351.093,-
bedroeg(en) en/of de omzetbelasting € 283.729,- bedroeg en/of de voorbelasting €
205.266,- bedroeg en/of het totaal aan te betalen omzetbelasting € 78.463,- bedroeg
en/of
ad c) er op 18 januari 2020 een overboeking van € 78.463,- aan de Belastingdienst
heeft plaatsgevonden en/of op 18 januari 2018 een overboeking aan de
Belastingdienst met omschrijving [omschrijving] heeft plaatsgevonden
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens)
opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en)
verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
(art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 51 lid 2 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
Hij, op één of meer tijdstippen op of omstreeks 6 december 2020 te ’s-Gravenhage
en/of Rijswijk en/of Rotterdam en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans
eenmaal,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en)
dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
als ware deze echt en onvervalst, doordat hij en/of zijn mededader(s)
a. a) een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) over het vierde kwartaal van
2020 ten name van [bedrijf 1] B.V. (DOC-020) en/of
b) een aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2019 ten name van [bedrijf 1]
B.V. (DOC-021) en/of
c) een BUNQ-transactieoverzicht van [bedrijf 1] B.V. (DOC-022)
heeft/hebben opgestuurd/ingestuurd naar/aan de Belastingdienst en/of de
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat in strijd met de waarheid –
zakelijk weergeven – was vermeld
ad a) dat de omzet over het vierde kwartaal van 2019 € 1.351.093,- bedroeg en/of de
aanvraag naar waarheid te hebben ingevuld en/of
ad b) dat de leveringen/diensten belast met hoog tarief en/of omzet € 1.351.093,-
bedroeg(en) en/of de omzetbelasting € 283.729,- bedroeg en/of de voorbelasting €
205.266,- bedroeg en/of het totaal aan te betalen omzetbelasting € 78.463,- bedroeg
en/of
ad c) er op 18 januari 2020 een overboeking van € 78.463,- aan de Belastingdienst
heeft plaatsgevonden en/of op 18 januari 2018 een overboeking aan de
Belastingdienst met omschrijving [omschrijving] heeft plaatsgevonden .
(art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
5.
Hij, op één of meer tijdstippen op of omstreeks 19 april 2022 te Rijswijk, in elk geval
in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans
eenmaal,
opzettelijk (een) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren
om tot bewijs van enig feit te dienen,
te weten een (of meerdere) salarisspecificatie van [bedrijf 2] B.V. voor de
heer [medeverdachte 3] d.d. 20 maart 2020 (DOC-093) en/of d.d. 17 april 2020 (DOC-093)
en/of d.d. 31 juli 2020 (DOC-093)
heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en)
vermoeden dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren om gebruik van te maken
als ware(n) het/deze echt en onvervalst,
en bestaande die valsheid en/of vervalsing hierin dat (telkens) in strijd met de waarheid was vermeld waarheid was vermeld
dat de heer [medeverdachte 3] werkzaam was bij [bedrijf 2] B.V. en/of een (of
meerdere malen) een bedrag van € 1.934,59 en/of € 2.102,76 is uitbetaald op
[bankrekening] en/of de heer [medeverdachte 3] een contract voor onbepaalde tijd had bij
[bedrijf 2] B.V. en/of de heer [medeverdachte 3] per 24 februari 2020 en/of 1 juli 2020 in
dienst was bij [bedrijf 2] B.V.
(art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)