ECLI:NL:RBROT:2024:13539

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
11132618 CV EXPL 24-13910
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie met betalingsachterstand en incassokosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen N.V. Univé Zorg, eiseres, en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres vorderde betaling van een achterstallige zorgpremie van € 1.827,45, rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde had een zorgverzekeringsovereenkomst afgesloten bij Univé en was in verzuim geraakt door het niet tijdig betalen van de premie. De gedaagde erkende de vordering, maar gaf aan dat zij tijdens de coronaperiode haar baan had verloren en nu als ZZP’er werkt. Ze had een betalingsregeling getroffen met Univé voor € 120,- per maand.

De kantonrechter heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 1.718,67, na verrekening van een eerder betaald bedrag van € 590,29. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn begroot op € 815,39. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Univé het vonnis direct kan uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat. De kantonrechter heeft de betalingsregeling tussen partijen in overweging genomen, maar deze niet expliciet in de beslissing opgenomen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11132618 CV EXPL 24-13910
datum uitspraak: 13 december 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
N.V. Univé Zorg, betreffende ZEKUR,
vestigingsplaats: Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert,
De partijen worden hierna ‘Univé’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 8 mei 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van 20 juni 2024;
  • de rolbeslissing van 16 augustus 2024;
  • de akte van Univé van 10 oktober 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge reactie van 7 november 2024.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft bij Univé een zorgverzekeringsovereenkomst als bedoeld in de zorgverzekeringswet afgesloten.
2.2.
Op grond van deze overeenkomst moet [gedaagde] maandelijks de verzekeringspremie bij vooruitbetaling voldoen aan Univé.
2.3.
[gedaagde] heeft een betalingsachterstand laten ontstaan van € 1.827,45.

3.Het geschil

3.1.
Univé eist samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 2.198,67 met wettelijke rente (artikel 6:119 BW) over een bedrag van € 1.827,45 vanaf 4 mei 2024;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 1.827,45, rente van € 169,85 (berekend tot 4 mei 2024) en buitengerechtelijke kosten van € 311,66. Vóór het uitbrengen van de dagvaarding is door [gedaagde] € 110,29 betaald aan Univé. Dit bedrag is daarom in mindering gebracht op de vordering.
3.2.
Univé baseert de eis op het volgende. [gedaagde] heeft een betalingsachterstand van € 1.827,45 laten ontstaan. Omdat de premie bij vooruitbetaling moet worden voldaan is [gedaagde] in verzuim geraakt en wettelijke rente verschuldigd geworden. Univé heeft [gedaagde] herhaaldelijk herinnerd en aangemaand om de vordering te voldoen. Van [gedaagde] is echter geen (volledige) betaling ontvangen. Univé maakt daarom ook aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[gedaagde] erkent de vordering. Zij is tijdens de coronaperiode haar baan in de horeca verloren. Inmiddels werkt zij als ZZP’er en heeft zij een budgetmaatje. Zij heeft nu genoeg inkomen om haar vaste lasten te betalen. Zij heeft een betalingsregeling getroffen met Univé voor € 120,- per maand en die kan zij ook nakomen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter wijst de vordering gedeeltelijk toe, namelijk voor zover die niet al is voldaan.
[gedaagde] was de hoofdsom van € 1.827,45 verschuldigd aan Univé
4.2.
Vast staat dat [gedaagde] een bedrag van € 1.827,45 aan premieachterstand verschuldigd was aan Univé. [gedaagde] heeft dat namelijk erkend.
[gedaagde] is de incassokosten van € 311,66 verschuldigd geworden
4.3.
De incassokosten van € 311,66 zijn verschuldigd geworden omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
De wettelijke rente is verschuldigd geworden
4.4.
De rente is verschuldigd geworden, omdat Univé genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
[gedaagde] heeft inmiddels een bedrag van € 590,29 betaald
4.5.
Uit de akte van Univé blijkt dat [gedaagde] inmiddels (per 10 oktober 2024) een bedrag van in totaal € 590,29 heeft betaald. Op grond van artikel 6:44 BW strekt deze betaling in eerste plaats in mindering van de kosten, vervolgens in mindering van de verschenen rente en ten slotte in mindering van de hoofdsom en lopende rente.
4.6.
Dat betekent dat met het betaalde bedrag van € 590,29 de incassokosten (€ 311,66) en de tot 4 mei 2024 verschuldigd geworden rente(€ 169,85) zijn betaald. Het restant van € 108,78 wordt in mindering gebracht op de hoofdsom van € 1.827,45, waardoor een hoofdsom van € 1.718,67 resteert. Deze zal worden toegewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Univé moet betalen op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 372,- aan griffierecht, € 204,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt ) en € 102,- aan nakosten. Dat is in totaal € 815,39. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
De partijen hebben een betalingsregeling afgesproken
4.8.
De partijen hebben gedurende de procedure een betalingsregeling afgesproken. Univé heeft niet verzocht om deze op te nemen in de beslissing. De kantonrechter gaat er echter van uit dat Univé de met [gedaagde] getroffen betalingsregeling zal handhaven zolang [gedaagde] zich houdt aan haar verplichtingen uit hoofde van die regeling.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Univé dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Univé te betalen een hoofdsom van € 1.718,67 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over de betalingsachterstand die na iedere wijziging vanaf 4 mei 2024 heeft opengestaan tot de dag dat volledig is betaald;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Univé worden begroot op € 815,39;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
64362