ECLI:NL:RBROT:2024:13544

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
C/10/688273 / JE RK 24-2331 & C/10/689841 / JE RK 24-2518
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 28 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de psychische problemen van de moeder, die haar medicatie niet neemt en niet bereikbaar is voor hulpverlening. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) toegewezen, waarbij de kinderen onder toezicht zijn gesteld voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd voor een periode van drie maanden. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er meer onderzoek moet worden gedaan naar de mogelijkheden voor een plaatsing bij de vader, die zich open moet stellen voor samenwerking met de hulpverlening. De moeder is niet verschenen tijdens de zitting, en de kinderrechter heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling op 14 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team jeugd
Zaaknummer: C/10/688273 / JE RK 24-2331 & C/10/689841 / JE RK 24-2518
Datum uitspraak: 28 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verzoek ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en verzoek gedeeltelijke uitoefening van het gezag
in de zaken van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
Rotterdam,
hierna te noemen: de Raad,
en
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
Rotterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. F. el Makhtari te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift van de Raad met bijlagen, ontvangen op 28 oktober 2024;
  • het verzoekschrift van de GI met bijlagen, ontvangen op 21 november 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • mr. F. el Makhtari, namens de moeder;
  • de vader;
- een vertegenwoordiger van de Raad, mw. [persoon A] ;
- twee vertegenwoordigers van de GI, mw. [persoon B] en mw. [persoon C] .
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven op een crisisgroep.
2.3.
Bij beschikking van 2 september 2024 zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld tot 2 december 2024.
2.4.
Bij beschikking van 3 september 2024 heeft de kinderrechter met spoed een machtiging verleend om [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van vier weken.
2.5.
Bij beschikking van 18 september 2024 is een trajectmachtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder naar een voorziening voor pleegzorg verleend, met ingang van 18 september 2024 tot 2 december 2024.

3.De verzoeken

ten aanzien van zaaknummer C/10/688273 / JE RK 24-2331:
3.1.
De Raad verzoekt [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de Raad een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder en vervolgens in een voorziening voor pleegzorg (trajectmachtiging) voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
ten aanzien van zaaknummer C/10/689841 / JE RK 24-2518:
3.2.
De GI verzoekt op grond van artikel 1:265e, eerste lid, sub a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) te bepalen dat het gezag over [voornaam minderjarige 2] gedeeltelijk, namelijk voor zover het betreft de aanmelding voor een onderwijsinstelling, toegekend wordt aan de GI met ingang van 21 november 2024. De GI verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft ter zitting het verzoek betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing. De Raad stelt zich daarnaast op het standpunt dat het verzoek van de GI tot het gedeeltelijk toekennen van het gezag ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] aan de GI onvoldoende is om de belangen van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te beschermen. Daarvoor is een schorsing in het gezag van de moeder nodig. De Raad verzoekt de kinderrechter dan ook om de moeder op grond van artikel 1:268 BW te schorsen in de uitoefening van het gezag. Behalve Antes komt niemand in contact met de moeder en voor het plaatsen van de kinderen in een pleeggezin is niet alleen nodig dat [voornaam minderjarige 2] wordt aangemeld voor een nieuwe school, maar ook dat de kinderen worden aangemeld voor een buitenschoolse opvang (bso). Daarnaast moet er taxivervoer voor [voornaam minderjarige 1] worden geregeld. Voor dit alles is toestemming van de moeder als gezaghebbende ouder vereist. De moeder is echter niet bereikbaar. De Raad maakt zich grote zorgen over de sociaal emotionele ontwikkeling van de kinderen. De kinderen zijn vlak in hun emoties en er is sprake (geweest) van schoolverzuim, waardoor zij weinig contact hebben met leeftijdsgenoten. Het is onduidelijk in hoeverre [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voldoende voeding, daglicht en frisse lucht hebben gekregen in de thuissituatie. De Raad is van mening dat de moeder vanuit onmacht en psychische problematiek onvoldoende in staat is om op emotioneel en pedagogisch gebied bij de kinderen aan te sluiten. De moeder neemt haar medicatie niet in en er is een zorgmachtiging aangevraagd wegens de psychische problematiek van de moeder. Een gedwongen opname van de moeder is noodzakelijk. Hoewel de vader aangeeft voor de kinderen te willen zorgen, is dat volgens de Raad – in ieder geval op dit moment – niet passend. De vader heeft een één-kamer-appartement en werkt alle dagen. Daarnaast is het contact tussen de vader en de kinderen stopgezet. Het is van belang dat de kinderen zo snel mogelijk samen worden geplaatst in het pleeggezin.
4.2.
De GI sluit zich ter zitting aan bij het standpunt van de Raad. De jeugdbeschermer is sinds 1 oktober 2024 betrokken en heeft meermaals pogingen gedaan om contact te krijgen met de moeder. De GI heeft contact gehad met Antes. Antes staat regelmatig bij de moeder voor de deur en heeft enkel via de bel van het huis contact met de moeder. De kinderen verblijven momenteel in een crisisopvang en het is noodzakelijk dat de kinderen zo snel mogelijk worden geplaatst in een pleeggezin. Er is een pleeggezin gevonden waar de kinderen samen kunnen verblijven. Een plaatsing bij de vader is volgens de GI niet passend. Het contact dat de vader met de kinderen heeft, past niet bij de leeftijd van de kinderen. Daarnaast verschillen de verhalen van de vader en de kinderen over de onderlinge relatie in de afgelopen jaren. De GI wil in contact komen met de advocaat van de vader om overleg te voeren en hierover duidelijkheid te krijgen. Tot op heden heeft de vader geen contactgegevens van zijn advocaat gegeven, ondanks dat daarom is gevraagd. Om de kinderen in het pleeggezin te kunnen plaatsen, is toestemming van de moeder als gezaghebbende ouder van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] nodig voor onder andere het regelen van de scholen en het vervoer voor [voornaam minderjarige 1] . De GI ondersteunt het verzoek van de Raad om de moeder in het gezag te schorsen. Met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] gaat het over het algemeen goed. De telefoons van de kinderen zijn door de groep ingenomen, omdat de ouders veel contact proberen te krijgen met de kinderen en dit te belastend is voor de kinderen.
4.3.
De advocaat brengt ter zitting naar voren dat zij geen contact heeft kunnen krijgen met de moeder. Zij was daardoor ook niet op de hoogte van het verzoek van de GI betreffende de gedeeltelijke gezagstoekenning. Hierover brengt de advocaat naar voren dat de GI via Antes aan de moeder toestemming had kunnen vragen voor het aanmelden van [voornaam minderjarige 2] bij een onderwijsinstelling. De advocaat verzoekt de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar uit te spreken en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van drie maanden en voor het overig verzochte aan te houden. Het is van belang dat de mogelijkheden voor een plaatsing bij de vader onderzocht worden. De vader is ten onrechte buiten spel gezet. Er moet snel gehandeld worden, gelet op de aanvaardbare termijn voor de kinderen. De kinderen zijn jong en het is schadelijk dat zij in een crisisopvang verblijven. Ten aanzien van het verzoek om de moeder in het gezag te schorsen brengt de advocaat naar voren dat dit een te verstrekkende maatregel is om nu uit te spreken.

5.De mening van de informant

5.1.
De vader brengt ter zitting naar voren dat hij voor de kinderen kan zorgen. Hij wil niet dat de kinderen naar een pleeggezin gaan. De vader heeft altijd contact gehad met de kinderen en de vader heeft een kamer van 7 bij 7 meter tot zijn beschikking waar hij met de kinderen kan slapen. Daarnaast woont de vader in de buurt van de scholen van de kinderen. Hij werkt voor zichzelf en kan de kinderen naar school brengen en ophalen. De vader wil hierover in gesprek gaan met de GI.

6.De beoordeling

ten aanzien van zaaknummer C/10/688273 / JE RK 24-2331:
6.1.
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling. [1]
6.2.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. De ontwikkelingsbedreiging is met name gelegen in de sociaal emotionele ontwikkeling van de kinderen en de psychische problemen van de moeder. Door de ernstige persoonlijke problematiek van de moeder zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] herhaaldelijk blootgesteld aan het verwarde gedrag en wanen van de moeder en zijn de kinderen opgegroeid in een onvoorspelbare en onveilige thuissituatie. Als gevolg hiervan zijn er zorgen dat er schade is ontstaan bij de kinderen. De kinderen uiten geen emoties over de problemen van de moeder en komen onvoldoende toe aan een veilige en adequate ontwikkeling. Zorgelijk is daarnaast dat het de GI niet lukt om in contact te komen met de moeder. Er zijn grote zorgen over de moeder. De moeder heeft psychiatrische problematiek en neemt haar medicatie niet in. Hoewel Antes in enige mate in contact is met de moeder, is er onvoldoende zicht op de huidige situatie van de moeder. Er is inmiddels een zorgmachtiging voor de moeder aangevraagd. Daarnaast is het onduidelijk welke rol de vader heeft (gehad) in de opvoeding en verzorging van de kinderen. Hoewel de vader een betrokken indruk maakt, lijkt de vader onvoldoende inzicht te hebben in wat de kinderen nodig hebben. De kinderrechter acht hulpverlening in een gedwongen kader, door middel van een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , noodzakelijk om het gezin passende hulp en ondersteuning te bieden en om de belangen en de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen.
6.3.
De kinderrechter stelt daarom [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht voor de duur van een jaar.
6.4.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [2]
6.5.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven sinds 3 september 2024 middels een spoed machtiging tot uithuisplaatsing in een crisisopvang, nu de thuissituatie bij de moeder onhoudbaar en onveilig was. Het is van belang dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] de komende tijd in een veilige en stabiele omgeving kunnen verblijven. De zorgen over de problematiek van de moeder zijn groot en de GI heeft geen inzicht in de situatie van de moeder. Hoewel een plaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een crisisopvang niet wenselijk is en er een passend pleeggezin gevonden is, is het op dit moment nog niet mogelijk geweest om de kinderen in het pleeggezin te plaatsen. Het lukt de GI namelijk niet om in contact te komen met de moeder, waardoor de GI van de moeder als gezaghebbende ouder geen toestemming heeft kunnen krijgen voor het nemen van de voor een plaatsing noodzakelijke gezagsbeslissingen. Daarnaast is onduidelijk in hoeverre de vader voldoende in staat is om de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] op zich te nemen. De GI heeft zorgen over de interactie tussen de vader en de kinderen en acht een plaatsing bij de vader op dit moment niet passend. De kinderrechter is het eens met de GI en de Raad dat er te veel onduidelijk is over de thuissituatie van de vader en het contact tussen de kinderen en de vader om hen op dit moment bij hem te plaatsen. Tegelijkertijd is hier naar het oordeel van de kinderrechter nog onvoldoende onderzoek naar gedaan. Het is van belang dat de Raad en de GI de komende maanden onderzoek gaan doen naar de mogelijkheden voor een plaatsing van de kinderen bij de vader. De kinderrechter geeft de vader mee dat het van belang is dat hij zich openstelt en medewerking verleent, nu hij dit tot nu toe onvoldoende lijkt te hebben gedaan.
6.6.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengen voor een kortere periode dan is verzocht, te weten voor de duur van drie maanden. De beslissing op het verzoek wordt voor het overige aangehouden tot de hierna te noemen zittingsdatum.
6.7.
De kinderrechter verzoekt de Raad om uiterlijk een week voor de hierna te noemen zittingsdatum een rapportage te doen toekomen (met afschrift aan de moeder en mr. F. el Makhtari) omtrent de dan huidige stand van zaken en daarbij te vermelden of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
6.8.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk een week voor de hierna te noemen zittingsdatum een rapportage te doen toekomen (met afschrift aan de moeder en mr. F. el Makhtari) omtrent de dan huidige stand van zaken.
ten aanzien van zaaknummer C/10/689841 / JE RK 24-2518:
6.9.
De kinderrechter heeft het ter zitting gedane verzoek van de Raad tot het schorsen van de moeder in het gezag opgevat als een mondeling spoedverzoek. De GI heeft ter zitting ingestemd met dit (meer verstrekkende) verzoek van de Raad. De kinderrechter heeft ter zitting het mondelinge spoedverzoek van de Raad toegewezen (zaaknummer C/10/690231 / FA RK 24-8894). Gelet hierop komt de kinderrechter niet meer toe aan een beslissing op het verzoek van de GI betreffende de gedeeltelijke gezagstoekenning voor wat betreft [voornaam minderjarige 2] .
6.10.
Wegens gebrek aan belang van het verzoek van de GI, wijst de kinderrechter het verzoek daarom af. De kinderrechter merkt op dat zij dit ter zitting niet met zoveel woorden heeft gezegd.

7.De beslissing

De kinderrechter:
ten aanzien van zaaknummer C/10/689841 / JE RK 24-2518:
7.1.
wijst het verzoek af;
ten aanzien van zaaknummer C/10/688273 / JE RK 24-2331:
7.2.
stelt [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 28 november 2024 tot 28 november 2025;
7.3.
verlengt de trajectmachtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voor een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder naar een voorziening voor pleegzorg tot
2 maart 2025;
7.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
7.5.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en roept de Raad, de GI, de moeder en mr. F. el Makhtari op te verschijnen tijdens de zitting van de rechtbank Rotterdam,
locatie Rotterdam, in het gerechtsgebouw aan
Wilhelminaplein 100 / 125 te Rotterdam, op 14 februari 2025 te 14:00 uur, teneinde nader op het verzoek te worden gehoord;
7.6.
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.L. Pöll, kinderrechter;
7.7.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI, de moeder en mr. F. el Makhtari;
7.8.
verzoekt de Raad en de GI uiterlijk een week voor de zittingsdatum de kinderrechter (met afschrift aan de moeder en mr. F. el Makhtari) de verzochte rapportages te doen toekomen;
7.9.
gelast dat de vader tegen voornoemde zitting als informant wordt opgeroepen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2024 door mr. A.L Pöll, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.N. van Geest als griffier, en op schrift gesteld op 12 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 BW.
2.Artikel 1:265b, eerste lid, BW.