ECLI:NL:RBROT:2024:13558

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
10.163841.24 en 10.099335.24; vordering TUL 10.112026.23 en 10.287701.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor driemaal brandstichting en driemaal zorg onthouden van een hond met oplegging van een tbs-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van driemaal brandstichting en driemaal het onthouden van zorg aan honden. De verdachte, geboren in 1998 en preventief gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Kegreisz. Tijdens de zitting op 11 november 2024 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie, mr. F.B. Koolhof, de bewezenverklaring van de feiten eiste en een tbs-maatregel met dwangverpleging voorstelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ten tijde van de feiten, leed aan een chronische psychotische stoornis, wat zijn gedragskeuzes beïnvloedde. De rechtbank verklaarde de verdachte niet strafbaar en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging, maar legde hem wel een tbs-maatregel op, gemaximeerd tot vier jaar, en een gedragsbeïnvloedende maatregel. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de terbeschikkingstelling van de verdachte vereisten. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij enkele vorderingen werden toegewezen en andere niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10.163841.24 en 10.099335.24
Parketnummers vordering TUL: 10.112026.23 en 10.287701.22
Datum uitspraak: 25 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[woonadres] , [postcode] te [woonplaats] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsvrouw mr. S. Kegreisz, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, zoals gewijzigd overeenkomstig de vordering van de officier van justitie op de terechtzitting.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. F.B. Koolhof heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de drie ten laste gelegde feiten (telkens brandstichting) onder parketnummer 10.163841.24 en van de drie ten laste gelegde feiten (telkens onthouden zorg van dieren) onder parketnummer 10.099335.24;
  • de maatregel terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met dwangverpleging binnen een gemaximeerd kader;
  • oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr).

4.Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10.163841.24
1
hij in de periode van 13 tot en met 14 april 2024 te Vlaardingen
opzettelijk
brand heeft gesticht in en/of aan een (personen)auto en in en/of aan een boot
door open vuur in aanraking te brengen met diesel, ten gevolge waarvan die auto en die boot geheel of
gedeeltelijk zijn verbrand, althans zijn gaan branden
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
2
hij op 25 april 2024 te Vlaardingen
opzettelijk
brand heeft gesticht door in een loods open vuur in aanraking te
brengen met diesel, ten
gevolge waarvan die geheel of gedeeltelijk is verbrand, althans is gaan branden
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten
in die panden aanwezig zijnde goederen te duchten was;
3
hij op 13 mei 2024 te Vlaardingen
opzettelijk
brand heeft gesticht in en/of aan een (personen)auto en een aanhangwagen,
door open vuur in aanraking te brengen met wasbenzine, ten gevolge waarvan een die auto en die aanhangwagen,
met diverse daarin opgeslagen goederen, geheel of gedeeltelijk zijn verbrand,
althans is gaan branden
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
Parketnummer 10.099335.24
1
hij op 5 oktober 2023, te Vlaardingen, als houder van een dier, te weten een hond (een Mechelse Herder),
de nodige verzorging aan dat dier heeft onthouden, immers heeft
verdachte die hond:
- niet laten beschikken over voldoende drinkwater en passende voeding,
- niet laten beschikken over voldoende bewegingsruimte,
- niet laten beschikken over een veilige en geschikte huisvesting en
- niet voorzien van (tijdige en juiste) noodzakelijke medische zorg waardoor
een zwelling is ontstaan;
2
hij op 27 oktober 2023, te Vlaardingen,
als houder van een dier, te weten een hond (een Kangal),
de nodige verzorging aan dat dier heeft onthouden, immers heeft verdachte die hond:
- niet laten beschikken over voldoende drinkwater en passende voeding,
- niet laten beschikken over voldoende bewegingsruimte,
- niet laten beschikken over een veilige en geschikte huisvesting en
- niet voorzien van (tijdige en juiste) noodzakelijke medische zorg waardoor onder andere gewichtsverlies is ontstaan;
3
hij op 7 december 2023, te Vlaardingen,
als houder van een dier, te weten een hond,
de nodige verzorging aan dat dier heeft onthouden, immers heeft verdachte die hond:
- niet laten beschikken over voldoende drinkwater en passende voeding,
- niet laten beschikken over voldoende bewegingsruimte,
- niet laten beschikken over een veilige en geschikte huisvesting en
- niet voorzien van (tijdige en juiste) noodzakelijke medische zorg waardoor een zwelling is ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10.163841.24
Feit 1
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Feit 2
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Feit 3
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Parketnummer 10.099335.24
Feit 1
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren;
Feit 2
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren;
Feit 3
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapporten van 13 september 2024 respectievelijk 24 september 2024, opgesteld door [psychiater] , psychiater en [psycholoog] , klinisch psycholoog.
Uit het psychologisch en psychiatrisch onderzoek is onder meer naar voren gekomen dat ten tijde van de bewezenverklaarde feiten onder parketnummer 10.163841.24 (brandstichtingen) bij de verdachte sprake was van een chronische psychotische stoornis, te weten schizofrenie, hetgeen de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte beïnvloedde. Daarnaast was er sprake van een andere gespecificeerde psychotrauma- en stressorgerelateerde stoornis en cannabisafhankelijkheid. De verdachte had last van akoestische hallucinaties in de vorm van stemmen. Deze stemmen gaven hem opdrachten om de branden te stichten en voorbereidingshandelingen te verrichten. De stemmen waren zodanig indringend en beangstigend dat de verdachte niet bij machte was om er weerstand tegen te bieden. De rapporteurs adviseren dan ook om deze feiten geheel niet aan de verdachte toe te rekenen.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De bewezen verklaarde feiten kunnen de verdachte, wegens een ziekelijke stoornis die aanwezig was tijdens het begaan van die feiten, geheel niet worden toegerekend. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat deze stoornis ook aanwezig was ten tijde van de bewezen verklaarde feiten onder parketnummer 10.099335.24 (onthouden van zorg aan dieren). Dit betekent dat de verdachte gelet op de volledig ontoerekeningsvatbaarheid niet strafbaar is en zal ontslagen worden van alle rechtsvervolging.

7.Motivering van de maatregelen

7.1.
Algemene overweging
De maatregelen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregelen zijn gebaseerd
De verdachte heeft driemaal opzettelijk brand gesticht waardoor verschillende goederen verloren zijn gegaan. Brandstichting is een ernstig feit vanwege het gevaar dat ontstaat en de aanzienlijke schade die het vaak tot gevolg heeft. Ook in de onderhavige zaak zijn de slachtoffers erg geschrokken en is de impact enorm, zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaring die op de zitting is voorgelezen door [benadeelde partij 1] : ‘
Mijn oeuvre van 40 jaar kunstenaar is in vlammen opgegaan. En waarom? Die pijn blijft… er is zulk zo mooi werk weg.. zoveel pijn.. mijn beste werk’. Door deze feiten te plegen heeft de verdachte geen respect getoond voor andermans eigendommen.
Verder heeft de verdachte in korte tijd (achter elkaar) drie honden de nodige zorg onthouden. Uit het dossier komt een zorgelijk beeld naar voren. Zo hadden de honden geen drink- en eetbakjes en geen passende huisvesting. Daarnaast is de verdachte niet met de honden naar de dierenarts gegaan, wat wel had gemoeten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, zoals bedreiging en vernielingen.
7.3.2.
Rapportages
In voornoemde Pro Justitia rapporten schatten de rapporteurs het recidiverisico, zowel op korte als lange termijn, als hoog in. Het recidiverisico wordt met name bepaald door het psychiatrisch ziektebeeld met persisterende psychotische symptomatologie en een beperkt ziektebesef en ziekte-inzicht. Ook de matige intrinsieke motivatie om medicatie te gebruiken en de beperkte mogelijkheid van de verdachte om zich aan hulpverleningsafspraken te conformeren dragen bij aan dit risico. Zijn dakloosheid, afwezigheid van structuur, geen vaste inkomsten, het zich niet kunnen houden aan afspraken met hulpverlening en chronisch gebruik van cannabis zijn risicofactoren om een psychose te luxeren of in stand te houden. Een psychotisch toestandsbeeld zal omgekeerd ook de vicieuze cirkel van de genoemde factoren en condities in stand houden. De verdachte dient een intensieve klinische behandeling te ondergaan om zijn psychotische stoornis te behandelen waarbij farmacotherapie een absolute voorwaarde van de behandeling zal moet zijn om akoestische hallucinaties in remissie te krijgen. Tevens biedt een klinische setting de mogelijkheid om langdurig abstinent te blijven van het gebruik van cannabis.
Vanwege de ernst van het ten laste gelegde en enkele andere agressieve gedragingen in het (recente) verleden, in combinatie met de nog persisterende psychotische symptomen en het daaruit voortvloeiend gevaar, is een hoog beveiligde gesloten klinische setting geïndiceerd, zoals een Forensisch Psychiatrische Kliniek. In vervolg op de klinische behandeling kan gewerkt worden aan het ondersteunen van de verdachte op de relevante leefgebieden zoals primair huisvesting en inkomsten en vervolgens werk/opleiding, vrijetijdsbesteding en sociale relaties.
Er is volgens de rapporteurs gerede twijfel of de verdachte nu al in staat zal zijn om zich aan behandelafspraken te houden. Tevens vinden de rapporteurs hierbij van belang dat de reclassering reclasseringstoezicht niet haalbaar acht omdat de verdachte niet in staat wordt geacht om zich aan afspraken te houden. Een zorgmachtiging wordt te licht en niet afdoende geacht om de nodige behandeldoelen te kunnen realiseren en om de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving te kunnen garanderen.
Op basis van alle bevindingen wordt door de rapporteurs alleen het kader van een tbs-
maatregel afdoende geacht om toe te kunnen werken naar de behandeldoelen en om
het recidiverisico afdoende te kunnen beperken. Met betrekking tot een tbs-maatregel met voorwaarden wordt het risico te groot ingeschat dat de verdachte zich niet aan dergelijke afspraken zal (kunnen) houden. De rapporteurs adviseren dan ook om aan verdachte een gemaximeerde tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. De psycholoog adviseert tevens een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel conform artikel 38z Sr. Met deze maatregel kan de verdachte langdurig in een forensisch kader worden ondersteund, begeleid en gemonitord door de reclassering.
Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 november 2024. De reclassering is van mening dat de verdachte niet in staat is mee te werken aan een tbs-maatregel met voorwaarden vanwege de instabiliteit in zijn leven, de psychopathologie en het gebrek aan zelfinzicht en besef van zijn eigen kwetsbaarheid en problematiek. De verdachte lijkt onvoldoende in staat om in een ambulant kader te kunnen profiteren van interventies vanwege gebrekkig lerend vermogen. De tbs-maatregel met voorwaarden wordt daarom niet passend geacht. Wel heeft de verdachte een intensieve klinische behandeling nodig, waarbij ruimte en tijd nodig is om hem goed in te stellen op medicatie, psycho-educatie te geven en passende therapieën aan te bieden om te leren om te gaan met zijn schizofrenie en het risico op recidive te verlagen. De reclassering onderschrijft het advies van de Pro Justitia rapporten, dat een tbs-maatregel met dwangverpleging passend is. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gemaximeerde TBS
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De rechtbank onderschrijft de conclusie dat oplegging van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege noodzakelijk is. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezen verklaarde feiten en het gevaar voor herhaling. De maatschappij dient hiertegen te worden beschermd. De verdachte heeft ter zitting verklaard gemotiveerd te zijn om zich te houden aan voorwaarden in het kader van een tbs-maatregel, maar gelet op de inhoud van de rapportages, waaronder het beperkte ziektebesef van de verdachte, het (eerder) niet kunnen nakomen van afspraken en het hoge recidiverisico ziet de rechtbank geen mogelijkheid voor een tbs-maatregel met voorwaarden zoals door de verdediging is verzocht.
Vastgesteld wordt dat de onder parketnummer 10.163841.24 bewezen verklaarde feiten, ter zake waarvan de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2 Sr.
Nu de strafbare feiten ter zake waarvan de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd geen misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, kan de totale duur van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege een periode van vier jaar niet te boven gaan.
GVM
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in het bijzonder de door de deskundigen geadviseerde langdurige, intensieve, klinische behandeling van de verdachte binnen een forensische setting, is de rechtbank van oordeel dat de reële kans aanwezig is dat het recidiverisico na afloop van de gemaximeerde duur van de tbs-maatregel nog niet tot een aanvaardbaar niveau is teruggedrongen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het noodzakelijk is om de verdachte daarnaast de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om de verdachte ook na de tbs-maatregel, indien dat dan nodig blijkt, onder toezicht te stellen, opdat het risico op recidive wordt verkleind. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan. Aan de verdachte wordt immers de maatregel van terbeschikkingstelling opgelegd en oplegging van de maatregel van artikel 38z Sr is naar het oordeel van de rechtbank in het belang van de bescherming van de algemene veiligheid van goederen. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel en het eventuele bepalen van specifieke voorwaarden zal in de laatste fase van de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.
Overtredingen
De onder parketnummer 10.099335 bewezen verklaarde feiten zijn overtredingen. Nu is vastgesteld dat deze feiten niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend en hij hiervoor niet strafbaar is, wordt strafoplegging achterwege gelaten.

8.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

In de zaak met parketnummer 10.163841.24 hebben zich als benadeelde partijen ter zake van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten diverse personen gevoegd. De benadeelde partijen vorderen vergoedingen voor materiële en/of immateriële schade. De vorderingen staan in onderstaande tabel vermeld.
8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben ten aanzien van elk van de vorderingen een standpunt ingenomen, hetgeen ook is vermeld in onderstaande tabel.
8.2.
Beoordeling
De beslissing van de rechtbank ten aanzien van elk van de vorderingen is in de onderstaande tabel weergegeven. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank het volgende.
8.2.1.
[benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert een bedrag van € 2.469,- aan materiële schade. Zij stelt dat haar totale materiële schade kan worden begroot op € 27.816,-, waarvan reeds door de verzekeraar een bedrag van € 25.347,- is vergoed.
Vaststaat dat aan [benadeelde partij 2] door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, de brand, rechtstreeks materiële schade is toegebracht door het verlies van goederen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken waaruit blijkt dat de verzekeraar de schade heeft begroot op € 25.347,-. Dit bedrag is uitgekeerd minus € 250,- eigen risico. Uit de stukken is onvoldoende gebleken dat de totale schade op een hoger bedrag moet worden begroot dan de verzekering heeft gedaan. De vordering zal in zoverre worden afgewezen. Wel toewijsbaar is een bedrag van € 250,- aan eigen risico.
8.2.2.
[benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een bedrag van € 25.180,- aan materiële schade en een bedrag van € 241.300,- aan immateriële schade.
[benadeelde partij 1] heeft een bedrag van € 5.000,- gevorderd voor de nalatigheid van de politie/Openbaar Ministerie om hem te informeren. Die schade heeft geen causaal verband met het bewezen verklaarde feit en zal om die reden worden afgewezen.
Ten aanzien van het resterende deel van de vordering wordt het volgende overwogen. Vaststaat dat aan [benadeelde partij 1] door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, de brand, rechtstreeks schade is toegebracht. Begrijpelijkerwijs heeft de brand en daarmee het verliezen van (unieke) kunst veel emotie losgemaakt. De rechtbank is echter van oordeel dat beoordeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard. Zo kan aan de hand van de overgelegde facturen niet worden vastgesteld op welke goederen deze betrekking hebben en in hoeverre deze al zijn verwerkt, terwijl niet kan worden uitgesloten dat voor de beoordeling van de totale vordering (waarvan een groot deel bestaat uit kunstwerken) voorlichting door een deskundige noodzakelijk zal zijn. Daar komt bij dat zowel ten aanzien van de gevorderde materiële als immateriële schade moet worden beoordeeld in hoeverre het door middel van crowd funding bijeengebrachte bedrag daarop in mindering moet worden gebracht. Voor een en ander is binnen het strafgeding onvoldoende ruimte.
De vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.2.3.
[benadeelde partij 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] vordert een bedrag van € 7.348,39 aan materiële schade. De materiële schade is niet door de verzekeraar vergoed.
Vaststaat dat aan [benadeelde partij 3] door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit, de brand, rechtstreeks materiële schade is toegebracht door het verlies van goederen en door het feit dat een vervangende container gehuurd moest worden. De vordering is onderbouwd met diverse facturen. Op basis daarvan stelt de rechtbank de schade vast op een bedrag van € 1.862,- en wijst dit bedrag dan ook toe. Het betreft hier de schade ter zake de aanhanger (€ 1.512,-) en het verplaatsen van de container (€ 50,-), alsmede de schade in verband met de huur van de vervangende container (€ 300,-). Het verweer van de verdediging, dat onduidelijk is waarop het bedrag van € 3.000,- in mindering gebracht moet worden, gaat voor deze schadeposten niet op nu ten aanzien van de aanhanger vaststaat dat deze niet gered is uit de brand, terwijl de kosten in verband met de containers in ieder geval mede gemaakt zijn omdat er goederen gered zijn uit de brand. Beoordeling van het overige gedeelte van de vordering levert mede gelet op het gevoerde verweer een onevenredige belasting op van het strafgeding, waardoor de benadeelde partij voor dit gedeelte niet-ontvankelijk wordt verklaard. Zo is aan de hand van de overgelegde bonnen niet eenvoudig vast te stellen op welke goederen deze betrekking hebben en of deze al dan niet zijn gered uit de brand. Niet kan worden uitgesloten dat ter zake voorlichting door een deskundige noodzakelijk is. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.2.4.
[benadeelde partij 4]
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] vordert een (symbolisch) bedrag van € 1,- aan immateriële schade. De rechtbank is van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd en acht het gevorderde billijk. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
De benadeelde partijen hebben gevorderd de te vergoeden bedragen te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum van de bewezen verklaarde feiten, zoals in de tabel wordt vermeld.
Benadeelde partij
Feit
Vordering materiële schade
Proces kosten
Vordering immateriële schade
Standpunt officier van justitie
Standpunt verdediging
Beslissing materiële schade
Beslissing immateriële schade
Datum wettelijke rente
[benadeelde partij 2]
2
€ 2.469,-
-
-
Geheel toewijzen
€ 250,- toewijzen, overige afwijzen
€ 250,- toewijzen, overige afwijzen
-
25 april 2024
[benadeelde partij 1]
2
€ 25.180,-
-
€ 241.300,-
Materieel toewijzen,
Immaterieel € 1.000,- toewijzen, overige niet -ontvankelijk
Deels ontbreken causaal verband, overige niet-ontvankelijk
niet-ontvankelijk
€ 5.000,- afwijzen, overige niet-ontvankelijk
[benadeelde partij 3]
3
€ 7.348,39
-
-
€ 5.715,13 toewijzen, overige niet-ontvankelijk
Niet-ontvankelijk
€ 1.862,- toewijzen, overige niet-ontvankelijk
-
13 mei 2024
[benadeelde partij 4]
2
-
-
€ 1,-
Toewijzen
Toewijzen
-
€ 1,- toewijzen
25 april 2024
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, nu vaststaat dat het handelen van de verdachte tot schade bij de benadeelde partijen heeft geleid, terwijl juist de aard van het handelen van de verdachte (brandstichting) het voor de benadeelde partijen lastig maakt schadeposten concreet te onderbouwen, reden waarom de rechtbank een groot deel van de schadeposten niet-ontvankelijk heeft verklaard. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen een schadevergoeding betalen zoals hierboven in de tabel vermeld, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Ook wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.

9.Vorderingen tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
10.112026.23
Bij vonnis van 10 juli 2023 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van bedreiging veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 35 dagen, waarvan een gedeelte groot 34 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 25 juli 2023.
10.287701.22
Bij vonnis van 10 november 2022 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van vernieling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 11 dagen, waarvan een gedeelte groot 7 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 24 november 2022.
9.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van de vonnissen en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten uitvoerleggen van deze voorwaardelijke straffen geen doel meer dient in het licht van de tbs-maatregel. De vorderingen tot tenuitvoerlegging zullen daarom worden afgewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38z, 157 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2.2 Wet Dieren (oud).

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte in de zaak met parketnummer 10.163841.24
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
bepaalt dat de totale duur van de tbs-maatregel is
gemaximeerd tot 4 jaren;
legt de verdachte in de zaak met parketnummer 10.163841.24 de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingop;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de in onderstaande tabel genoemde benadeelde partijen te betalen het daarin genoemde totale bedrag aan toegewezen schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de genoemde datum tot aan de dag der algehele voldoening;
Benadeelde partij
Toegewezen materiële schade
Toegewezen immateriële schade
Totaal toegewezen schade
Aantal dagen gijzeling
Wettelijke rente vanaf
[benadeelde partij 2]
€ 250,-
€ 0
€ 250,-
5
25 april 2024
[benadeelde partij 3]
€ 1.862,-
€ 0
€ 1.862,-
32
13 mei 2024
[benadeelde partij 4]
€ 0
€ 1,-
€ 1,-
1
25 april 2024
wijst af het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] dat ziet op een bedrag van € 2.219,-;
wijst af het gedeelte van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] dat ziet op een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade in verband met het handelen van de politie en het Openbaar Ministerie en verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijk rechter;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] in het resterende deel van haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat dit deel van haar vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijk rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de in de tabel genoemde benadeelde partijen te betalen de daarin genoemde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de daarin genoemde data tot aan de dag van algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van het in de tabel genoemde aantal dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de in de tabel genoemde benadeelde partijen, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
wijst af de gevorderde tenuitvoerleggingen van de bij vonnissen van 10 november 2022 en 10 juli 2023 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. F. Damsteegt en N. Shahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. Tchang, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 10.163841.24
1
hij in of omstreeks de periode van 13 tot en met 14 april 2024 te Vlaardingen
opzettelijk
brand heeft gesticht in en/of aan een (personen)auto en/of in en/of aan een boot
door open vuur in aanraking te brengen met diesel en/of wasbenzine, in elk geval
met een brandbare stof, ten gevolge waarvan die auto en/of die boot geheel of
gedeeltelijk is/zijn verbrand, althans is/zijn gaan branden
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten andere in het pand
aanwezig zijnde goederen en/of het pand zelf en/of omliggende panden en/of in
die panden aanwezig zijnde goederen te duchten was;
2
hij op of omstreeks 25 april 2024 te Vlaardingen
opzettelijk
brand heeft gesticht door in en/of nabij een loods open vuur in aanraking te
brengen met diesel en/of wasbenzine, in elk geval met een brandbare stof, ten
gevolge waarvan die geheel of gedeeltelijk is verbrand, althans is gaan branden
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten omliggende panden en/of
in die panden aanwezig zijnde goederen te duchten was;
3
hij op of omstreeks 13 mei 2024 te Vlaardingen
opzettelijk
brand heeft gesticht in en/of aan een (personen)auto en/of een aanhangwagen,
door open vuur in aanraking te brengen met diesel en/of wasbenzine, in elk geval
met een brandbare stof, ten gevolge waarvan een die auto en/of die aanhangwagen,
met diverse daarin opgeslagen goederen, geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand,
althans is gaan branden
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten andere in het pand
aanwezig zijnde auto's en/of goederen en/of het pand zelf en/of omliggende
panden en/of in die panden aanwezig zijnde goederen te duchten was;
Parketnummer 10.099335.24
1
hij op of omstreeks 5 oktober 2023, te Vlaardingen, in elk geval in Nederland,
als houder van een of meer dieren, te weten een hond (een Mechelse Herder),
de nodige verzorging aan dat/deze dier(en) heeft onthouden, immers heeft
verdachte die hond:
- niet laten beschikken over voldoende drinkwater en/of passende voeding,
- niet laten beschikken over voldoende bewegingsruimte,
- niet laten beschikken over een veilige en/of geschikte huisvesting en/of
- niet voorzien van (tijdige en/of juiste) noodzakelijke medische zorg waardoor
onder andere gewichtsverlies en/of mankheid en/of een zwelling is ontstaan;
zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren
2
hij op of omstreeks 27 oktober 2023, te Vlaardingen, in elk geval in Nederland,
als houder van een of meer dieren, te weten een hond (een Kangal),
de nodige verzorging aan dat/deze dier(en) heeft onthouden, immers heeft verdachte die hond:
- niet laten beschikken over voldoende drinkwater en/of passende voeding,
- niet laten beschikken over voldoende bewegingsruimte,
- niet laten beschikken over een veilige en/of geschikte huisvesting en/of
- niet voorzien van (tijdige en/of juiste) noodzakelijke medische zorg waardoor onder andere gewichtsverlies is ontstaan;
zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren
3
hij op of omstreeks 7 december 2023, te Vlaardingen, in elk geval in Nederland,
als houder van een of meer dieren, te weten een hond (een Kangal),
de nodige verzorging aan dat/deze dier(en) heeft onthouden, immers heeft verdachte die hond:
- niet laten beschikken over voldoende drinkwater en/of passende voeding,
- niet laten beschikken over voldoende bewegingsruimte,
- niet laten beschikken over een veilige en/of geschikte huisvesting en/of
- niet voorzien van (tijdige en/of juiste) noodzakelijke medische zorg waardoor onder andere gewichtsverlies en/of een wond/zwelling en/of een onverzorgde vacht is ontstaan;
zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren.