Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 19 (negentien) maanden en 29 dagen, met aftrek van voorarrest en waarvan 18 (achttien) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in het over de verdachte opgemaakte rapport van 31 oktober 2024, met uitzondering van het contact- en locatieverbod ten aanzien van aangever [slachtoffer] , alsmede een taakstraf van 240 uur.
- oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Wetboek van Strafrecht (Sr) inhoudende een contact- en locatieverbod ten aanzien van aangever [slachtoffer] voor de duur van twee jaar, waarbij per overtreding twee weken hechtenis opgelegd wordt, met een maximumduur van zes maanden en de dadelijke uitvoerbaarverklaring van deze maatregel.
4.Waardering van het bewijs
envergezeld van geweld en
rden toe voegen - zakelijk weergegeven - dat die
5.Strafbaarheid feit
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf en maatregel
8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel
9.Vordering tenuitvoerlegging
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Bijlagen
12.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 13 (dertien) maanden en 29 (negenentwintig) dagen,
12 (twaalf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
2 (twee) jaren;
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
taakstraf voor de duur van 180 uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
90 dagen;
€ 2.635,36 (zegge: tweeduizend zeshonderd vijfendertig euro en zesendertig cent),bestaande uit € 35,36 aan materiële schade en € 2.600,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 2.635,36(hoofdsom,
zegge: tweeduizend zeshonderd vijfendertig euro en zesendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.635,36 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
36 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op, een en ander met dien verstande dat de verdachte van deze betalingsverplichting is bevrijd voor zover de mededader de volledige schadevergoeding heeft betaald;
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 1 november 2023 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 (dertig) uur, te vervangen door 15 dagen vervangende hechtenis;